ECLI:NL:RBDHA:2023:7464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22/5141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG) op basis van justitiële gegevens en risico voor de samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming. Eiseres, die een VOG aanvroeg voor de functie van helpende via Together zorgbemiddelingsburo B.V., kreeg te maken met een afwijzing van haar aanvraag op 3 maart 2022, welke werd bevestigd in een bestreden besluit op 18 juli 2022. De afwijzing was gebaseerd op relevante justitiële gegevens die binnen de terugkijktermijn waren geregistreerd, waaronder een veroordeling voor drugssmokkel, waarvoor eiseres een gevangenisstraf van 54 maanden had gekregen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 2 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigden aanwezig waren.

De rechtbank overwoog dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 had toegepast en dat de afwijzing van de VOG terecht was, gezien de ernst van het strafbare feit en het risico dat eiseres opnieuw in de fout zou gaan. Eiseres had aangevoerd dat zij niet meer in aanraking was gekomen met justitie sinds haar veroordeling en dat zij zich had ingezet voor haar rehabilitatie. Echter, de rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop sinds de veroordeling te kort was om te concluderen dat het risico voor de samenleving voldoende was afgenomen. De rechtbank concludeerde dat het belang van de samenleving zwaarder woog dan het persoonlijke belang van eiseres bij het verkrijgen van de VOG.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af, inclusief de terugbetaling van griffierechten en proceskosten. Eiseres werd erop gewezen dat zij een nieuw verzoek om een VOG kon indienen, mocht haar situatie veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5141

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.J. van der Aart),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Spekreijse).

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om afgifte van een verklaring omtrent gedrag (hierna: VOG) afgewezen.
Bij besluit van 18 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Voorts heeft aan de zijde van verweerder [naam] deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft verweerder verzocht om een afgifte van een VOG voor de functie van helpende via Together zorgbemiddelingsburo B.V. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
2. Verweerder heeft bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 (de Beleidsregels). [1] Daarnaast heeft verweerder het algemene screeningsprofiel met het risicogebieden personen van toepassing verklaard. Verweerder heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) binnen de terugkijktermijn de volgende relevante justitiële gegevens zijn geregistreerd:
- eiseres is op 23 maart 2020 in eerste aanleg en op 22 juli 2020 in hoger beroep veroordeeld voor het medeplegen van drugssmokkel. In hoger beroep is aan haar een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden opgelegd. Deze uitspraak is op 31 april 2021 onherroepelijk geworden.
Nu eiseres binnen de terugkijktermijn voorkomt in het JDS, heeft verweerder ook zonder tijdsbeperking gekeken naar gegevens uit het JDS. Daaruit blijkt dat eiseres in 2015 met justitie in aanraking is gekomen vanwege een geweldsdelict.
Gelet op de justitiële gegevens en de werkzaamheden die eiseres zal uitvoeren, is volgens verweerder voldaan aan het objectie en subjectieve criterium.
Wat zijn de regels?
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vindt eiseres?
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres bevestigd dat het beroep zich focust op het subjectieve criterium. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd ten aanzien van het objectieve criterium behoeft dan ook geen bespreking meer.
Eiseres wijst er in het kader van het subjectieve criterium op dat zij niet is veroordeeld voor drugsbezit of het gebruik daarvan. Ook is zij niet veroordeeld voor een geweldsdelict, zedendelict of vermogensdelict. De hulpbehoevenden die zij verzorgt lopen dan ook geen enkel risico. Als er al een risico zou zijn voor de samenleving, dan is deze zeer beperkt. Bovendien gaat het om een eenmalige fout van eiseres en is zij sinds haar veroordeling niet meer in aanraking gekomen met justitie. Ten aanzien van het geweldsdelict uit 2015 is haar schuld nooit vast komen staan, omdat deze zaak is afgedaan met een kleine transactie. Eiseres wil zich graag inzetten voor de maatschappij en er is een grote behoefte aan zorgpersoneel. Zonder de VOG komt zijn zonder werk te zitten. Haar belang dient dan ook zwaarder te wegen dan het belang van de samenleving. Zij wijst daarbij op het tijdsverloop. Verweerder hanteert daarbij ten onrechte de datum van de veroordeling. Het strafbare feit is echter begaan op 21 september 2019. Sindsdien is zij niet meer in aanraking gekomen met justitie. Zij verblijft sinds 19 december 2021 niet meer in detentie en kreeg zij steeds meer vrijheden. Dat zij formeel onder toezicht stond van de reclassering maakt het voorgaande niet anders. Zij wijst daarbij op verklaringen van de vestigingsdirecteur van de Penitiaire Inrichting en van de reclasseringsmedewerker ten aanzien van het goede gedrag van eiseres tijdens en na haar detentie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Nu moet worden aangenomen dat aan het objectieve criterium is voldaan, was verweerder in zoverre gehouden de VOG te weigeren. De vraag die voorligt is of verweerder op grond van de omstandigheden van het geval toch de gevraagde VOG had moeten verstrekken (het subjectieve criterium).
6. Verweerder heeft in die beoordeling mogen betrekken dat het strafbare feit waarvoor eiseres is veroordeeld haar door de strafrechter niet licht is aangerekend. Uit de duur van de opgelegde gevangenisstraf heeft verweerder mogen concluderen dat er geen sprake is geweest van een licht vergrijp. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat uit het arrest van het Hof blijkt dat eiseres, destijds werkzaam op Schiphol, een prominente en sturende rol heeft gespeeld bij de drugssmokkel. Uit het arrest van het Hof blijkt ook dat eiseres schulden heeft. Eiseres heeft dit ter zitting bevestigd en verklaard bezig te zijn met de afbetaling daarvan. Verweerder heeft er in dat kader op gewezen dat het risico bestaat dat eiseres opnieuw misbruik zal maken van haar functie om op een snelle manier aan geld te komen, door bijvoorbeeld geld, goederen of medicijnen van de hulpbehoevenden die zij verzorgt te ontvreemden. Voorts heeft verweerder het tijdsverloop sinds de veroordeling in eerste aanleg te kort mogen achten om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen. Ook indien zou worden uitgegaan van de pleegdatum van het strafbare feit, 21 september 2019, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Verweerder heeft er namelijk terecht op gewezen dat eiseres ruim twee jaar in hechtenis heeft gezeten. Verweerder heeft deze periode bij de beoordeling buiten beschouwing mogen laten, nu het gaat om de beoordeling van het gedrag van eisers in en het risico voor de maatschappij. Verweerder heeft er daarbij in redelijkheid op kunnen wijzen dat eiseres nog niet heeft kunnen laten zien hoe zij zich zelfstandig in de maatschappij zal handhaven, aangezien zij ten tijde van het bestreden besluit nog onder toezicht stond. Aan de door eiseres overgelegde positieve verklaringen van de PI-directeur en de reclassering kan dan ook niet het gewicht worden toegekend die eiseres voor ogen heeft. Voor zover de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft aangevoerd dat eiseres niet meer onder toezicht staat en ook sinds het indienen van het beroepschrift niet in aanraking is gekomen met politie en/of justitie, overweegt de rechtbank dat dit bemoedigend is, maar dat dit gelet op de ex tunc toetsing niet bij beoordeling kan worden betrokken.
7. Verweerder heeft verder het belang van eiseres bij het verkrijgen van een VOG bij de beoordeling betrokken. Zo heeft zij tijdens haar detentie de MBO basisopleiding Zorg gevolgd en mocht zij buiten de PI gaan werken als helpende in de zorg. Zij wil dit ook na haar detentie graag doorzetten en zo een bijdrage leveren aan de maatschappij. De omstandigheid dat er grote behoefte is aan zorgpersoneel maakt echter niet dat verweerder tot een andere afweging had moeten komen. Hetzelfde geldt voor de situatie dat eiseres zonder VOG haar baan dreigt te verliezen. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat eiseres een andere functie zou kunnen uitoefenen waarvoor zij geen VOG nodig heeft.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op de datum van het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiseres. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om in te gaan op hetgeen eiseres ten aanzien van het geweldsdelict in 2015 heeft aangevoerd. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat verweerder te kennen heeft gegeven dat dit feit een beperkte rol heeft gehad bij de beoordeling.
9. De bestuursrechter zal zich niet uitlaten over de vraag of wat eiseres heeft aangevoerd over de feiten en omstandigheden van na het bestreden besluit voor verweerder aanleiding moet zijn anders te beslissen. Verweerder heeft immers beslisruimte. Eiseres/haar werkgever kan een nieuw verzoek om een VOG indienen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
(…).
Beleidsregels VOG-NP-RP 2022
Paragraaf 3. Beoordeling van de aanvraag
Politiegegevens van de politie
Ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag van een VOG politiegegevens ontvangt het COVOG van de politie de beschikbare politiegegevens over de aanvrager. Voor de aanvragen van een VOG of een VOG RP kan het COVOG op verzoek politiegegevens bij de politie opvragen, indien de aanwezigheid van een justitieel gegeven daartoe aanleiding geeft.
1.VOG
Indien sprake is van een aanvraag voor een VOG door een natuurlijk persoon en op naam van de aanvrager geen justitiële gegevens staan, wordt zonder meer de VOG afgegeven.
Wanneer op naam van de aanvrager wel justitiële gegevens staan, wordt de vraag of de VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium, zie paragraaf 3.1. de beoordeling van een aanvraag voor een VOG.
(…)
Paragraaf 3.1.1 Periode terugkijktermijn justitiële gegevens
Van de terugkijktermijn van vier jaren wordt afgeweken indien:
(…);
e. de aanvrager gedurende de voor zijn aanvraag relevante terugkijktermijn enige tijd een vrijheids- straf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan. In dat geval wordt de van toepassing zijnde terugkijktermijn (telkens) vermeerderd met de feitelijke duur van de vrijheidsbeneming. Dit totdat de terugkijktermijn bestaat uit in totaal vier jaren, dan wel de termijn als bedoeld onder a, b, c of d, waarin geen sprake is geweest van vrijheidsbeneming.
Indien in de voor de aanvraag van toepassing zijnde terugkijktermijn relevante justitiële gegevens zijn aangetroffen, betrekt het COVOG bij de beoordeling van de aanvraag ook alle overige voor de aanvraag relevante justitiële gegevens die buiten de terugkijktermijn liggen in de beoordeling van de aanvraag. Aan deze strafbare feiten komt, nu deze buiten de terugkijktermijn hebben plaatsgevonden, onvoldoende gewicht toe om zelfstandig te worden betrokken bij de beoordeling van de VOG- aanvraag. Deze strafbare feiten worden echter wel betrokken bij de subjectieve criteria en zullen derhalve een rol spelen bij de belangenafweging. Op grond van de zowel binnen als buiten de termijn aangetroffen strafbare feiten wordt een inschatting gemaakt van het risico dat de aanvrager opnieuw met justitie in aanraking komt.
Paragraaf 3.1.3 Het objectieve criterium
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1.justitiële gegevens (strafbaar feit);
2.indien herhaald;
3.risico voor de samenleving en
4.een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
Paragraaf 3.1.4 Het subjectieve criterium
Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
Paragraaf 3.1.4.1 Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
−de afdoening van de strafzaak;
−het tijdsverloop;
−de hoeveelheid antecedenten.

Voetnoten

1.Stcrt. 29 juni 2022, nr. 17343.