In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming. Eiseres, die een VOG aanvroeg voor de functie van helpende via Together zorgbemiddelingsburo B.V., kreeg te maken met een afwijzing van haar aanvraag op 3 maart 2022, welke werd bevestigd in een bestreden besluit op 18 juli 2022. De afwijzing was gebaseerd op relevante justitiële gegevens die binnen de terugkijktermijn waren geregistreerd, waaronder een veroordeling voor drugssmokkel, waarvoor eiseres een gevangenisstraf van 54 maanden had gekregen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 2 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigden aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag de Beleidsregels VOG-NP-RP 2022 had toegepast en dat de afwijzing van de VOG terecht was, gezien de ernst van het strafbare feit en het risico dat eiseres opnieuw in de fout zou gaan. Eiseres had aangevoerd dat zij niet meer in aanraking was gekomen met justitie sinds haar veroordeling en dat zij zich had ingezet voor haar rehabilitatie. Echter, de rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop sinds de veroordeling te kort was om te concluderen dat het risico voor de samenleving voldoende was afgenomen. De rechtbank concludeerde dat het belang van de samenleving zwaarder woog dan het persoonlijke belang van eiseres bij het verkrijgen van de VOG.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af, inclusief de terugbetaling van griffierechten en proceskosten. Eiseres werd erop gewezen dat zij een nieuw verzoek om een VOG kon indienen, mocht haar situatie veranderen.