ECLI:NL:RBDHA:2023:7453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
21-4486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een woning in strijd met bestemmingsplan en onvoldoende motivering van de gemeenteraad

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een vrijstaande woning op een perceel in [plaats] beoordeeld. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg afgewezen op basis van een besluit van de gemeenteraad, die op 11 mei 2021 weigerde een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. Eiseres betoogt dat deze weigering onterecht is, omdat het besluit van de gemeenteraad geen duidelijke motivering bevatte en niet inzichtelijk maakte welke belangen zijn afgewogen.

De rechtbank constateert dat de gemeenteraad bij de afwijzing van de vvgb geen deugdelijke motivering heeft gegeven. De verslagen van de raadsvergaderingen tonen aan dat er twijfels en bedenkingen waren, maar geven geen duidelijkheid over de afweging van de relevante ruimtelijke belangen. De rechtbank oordeelt dat het college zijn besluit om de omgevingsvergunning te weigeren niet op het besluit van de gemeenteraad had mogen baseren, gezien de gebreken in de motivering van de vvgb.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, rekening houdend met de uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden. De rechtbank benadrukt dat de gemeenteraad een zorgvuldige afweging van belangen moet maken en deze inzichtelijk moet maken in toekomstige besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4486

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats 1], eiseres

(gemachtigde: mr. A.G. van Keulen),
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, het college
(gemachtigde: mr. G.A. van der Veen).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [derde-partij 1] en C.P. Pilon (gemachtigde: mr. L. Brouwers), [derde-partij 3], [derde-partij 4], [derde-partij 5], [derde-partij 6], [derde-partij 7], [derde-partij 8], [derde-partij 9], [derde-partij 10] en [derde-partij 11], allen uit [woonplaats 2], en de Gemeenteraad van Leidschendam-Voorburg (gemachtigde: mr. E. Ph. de Bruin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van een vrijstaande woning op het perceel [adres] [nummer] in [plaats].
1.1
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 10 juni 2021 (het bestreden besluit) afgewezen.
1.2
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3
Het college heeft een verweerschrift ingediend. In vervolg op een door de gemeenteraad aangenomen motie is dit verweerschrift ingetrokken, waarna een nieuw verweerschrift is ingediend.
1.4
De derde-partijen hebben schriftelijke zienswijzen gegeven.
1.5
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
1.6
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partijen zijn verschenen of hebben zich ter zitting doen vertegenwoordigen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres wenst op het perceel [adres] [nummer] een vrijstaande woning met bijbehorende bouwwerken en een parkeervoorziening te realiseren. Op dit perceel staat al een woning. Realisatie van een tweede woning is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Oosteinde-Parkweg” en wordt door de derde partijen onwenselijk geacht. Tussen partijen is niet in geschil dat voor het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van de gemeenteraad is vereist. Omdat de gemeenteraad bij besluit van 11 mei 2021 heeft geweigerd een vvgb af te geven, heeft het college zich genoodzaakt gezien de omgevingsvergunning te weigeren.
3. Eiseres betoogt dat de omgevingsvergunning ten onrechte is geweigerd. Zij voert aan dat het besluit van de gemeenteraad om geen vvgb af te geven, geen motivering bevat en daarom geen stand kan houden. Volgens eiseres is onduidelijk welke (ruimtelijke) argumenten voor de gemeenteraad doorslaggevend zijn geweest bij het weigeren van de vvgb. Eiseres wijst er in dit verband op dat haar aanvraag voor een omgevingsvergunning was voorzien van een omvangrijke ruimtelijke onderbouwing. Verder vraagt eiseres aandacht voor de omstandigheid dat de vvgb is geweigerd terwijl aanvankelijk een ontwerpvvgb ter inzage is gelegd en de hierop ingebrachte zienswijzen allemaal zijn weerlegd.
4. Het college – hierin gesteund door de derde partijen – stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning terecht is geweigerd. Gelet op artikel 2.20a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) moest de omgevingsvergunning worden geweigerd in verband met het ontbreken van een vvgb, aldus het college. Volgens het college blijkt uit de verslagen van de raadsvergaderingen die zijn voorafgegaan aan het besluit om de vvgb te weigeren, afdoende hoe de gemeenteraad is gekomen tot zijn besluit om geen vvgb te verlenen. Het college kan zich bovendien verenigen met de aanvullende motivering van de gemeenteraad die is neergelegd in een raadsbesluit van 28 maart 2023.
5. De omwonenden die als derde-partij aan het geding deelnemen, hebben bezwaren tegen de realisatie van de aangevraagde tweede woning op het perceel. Zij vinden de woning onder meer niet passen bij de karakteristiek van de omgeving en sommigen van hen vrezen voor aantasting van hun privacy en afname van bezonning op hun perceel. Daarnaast denken zij dat het vergunnen van de woning een ongewenste precedentwerking kan hebben.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
Een omgevingsvergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan wordt – in een geval als hier aan de orde – niet verleend voordat de gemeenteraad heeft verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben. [1] De inhoud van het besluit van de gemeenteraad wordt in het besluit over de omgevingsvergunning verwerkt. Dit betreft niet alleen de verlening van een vvgb, maar ook de weigering om een vvgb te verlenen. De rechtmatigheid van het besluit omtrent de verklaring van geen bedenkingen wordt beoordeeld in het kader van het beroep tegen het besluit inzake de omgevingsvergunning. De vvgb om van een bestemmingsplan af te wijken kan uitsluitend worden verleend of geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening. [2] De gemeenteraad komt bij het al dan niet verlenen van een vvgb een aanzienlijke beleidsruimte toe. Dit laat echter onverlet dat het besluit over een vvgb wel met de vereiste zorgvuldigheid moet worden voorbereid, dat de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen dienen te worden afgewogen en dat het besluit dient te berusten op een draagkrachtige motivering.
6.2
De rechtbank ziet zich in deze zaak voor de vraag gesteld, of het besluit van de gemeenteraad om geen vvgb te verlenen aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet en daarmee als basis kon dienen voor het besluit van het college om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren.
6.3
Het door eiseres gewenste bouwplan is op meerdere momenten besproken in de gemeenteraad. In de vergadering van 6 april 2021 is een eerste keer gestemd over het al dan niet verlenen van een vvgb. Als gevolg van het staken van de stemmen is het raadsvoorstel over de vvgb doorgeschoven naar de raadsvergadering van 11 mei 2021. Het raadsvoorstel is in die vergadering met 17 stemmen vóór en 18 stemmen tegen verworpen.
6.4
De rechtbank overweegt dat het besluit van de gemeenteraad om de vvgb te weigeren geen kenbare motivering bevat. Het besluit bevat slechts een weergave van de stemming in de gemeenteraad, waarbij per partij is weergegeven of vóór of tegen is gestemd. Daarmee wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat een besluit deugdelijk moet zijn gemotiveerd. Voor zover het college en de derde-partijen het standpunt hebben ingenomen dat de motivering van het besluit over de vvgb ligt besloten in de verslagen die zijn opgemaakt van de diverse raadsvergaderingen waarin het bouwplan van eiseres aan de orde is geweest, volgt de rechtbank hen hierin niet. Uit de verslagen van deze raadsvergaderingen komt naar voren dat bij verschillende raadsleden vragen leefden over de precieze omvang en positionering van het bouwplan. Verder geven de verslagen blijk van twijfels en bedenkingen bij een deel van de raadsleden en volgt hieruit dat tijdens de vergaderingen zowel argumenten vóór als tegen het afgeven van een vvgb naar voren zijn gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de verslagen echter niet worden afgeleid op grond van welke ruimtelijke aspecten de gemeenteraad heeft besloten de vvgb te weigeren. De verslagen schetsen het beeld van een verdeelde gemeenteraad die om uiteenlopende redenen – zowel ruimtelijk als anderszins – kanttekeningen plaatst bij de wenselijkheid van het bouwplan. Het is de rechtbank uit de verslagen echter niet duidelijk geworden hoe de gemeenteraad de relevante ruimtelijke belangen heeft gewogen en welke belangen de doorslag hebben gegeven bij de beslissing om geen vvgb af te geven. Daarmee ontbeert het besluit van de gemeenteraad een eenduidige en inzichtelijke belangenafweging.
De rechtbank weegt in dit verband mee dat de aanvraag van eiseres is voorzien van een uitgebreide ruimtelijke onderbouwing, waarin het bouwplan uitvoerig wordt beschreven en toegelicht en waarin wordt uiteengezet waarom het bouwplan – ondanks de strijd met het bestemmingsplan – niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening is. Uit de beraadslagingen in de gemeenteraad blijkt niet welke onduidelijkheden omtrent het bouwplan ondanks deze ruimtelijke onderbouwing nog resteren en waarom de conclusies uit de ruimtelijke onderbouwing niet worden onderschreven.
6.5
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het besluit van de gemeenteraad om geen vvgb af te geven, niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en niet berust op een draagkrachtige motivering. Dat betekent dat het college zijn besluit om de omgevingsvergunning te weigeren, niet zonder meer op dit besluit van de gemeenteraad had mogen baseren. De gebreken die kleven aan de weigering om een vvgb af te geven, raken zodoende ook het bestreden besluit. Hieronder wordt toegelicht welke gevolgen dit heeft.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Wat eiseres overigens heeft aangevoerd, behoeft gelet hierop geen bespreking.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Dat de gemeenteraad in de vergadering van 28 maart 2023 alsnog een onderbouwing heeft gegeven voor het besluit om geen vvgb af te geven, is hiervoor niet voldoende. Deze onderbouwing bestaat in overwegende mate uit passages die afkomstig zijn uit de verslagen van de raadsvergaderingen waarin het bouwplan is besproken. Zoals hiervoor is overwogen, vormen deze verslagen van de raadsvergaderingen geen toereikende motivering van het besluit om geen vvgb te verlenen. In het raadsbesluit van 28 maart 2023 is voorts de volgende passage opgenomen:
“De overwegingen die hebben geleid tot de weigering hebben betrekking op de volgende aspecten van de goede ruimtelijke ordening:
a. De grootte van de op te richten woning in samenhang met de grootte van reeds gebouwde woning.
b. De schending van de privacy door inkijk en lichtverlies bij de naaste buren als de tweede woning zou worden gebouwd.
c. De hoeveelheid grond die wordt verhard door aanleg van terrassen en dergelijke.
d. De positionering van de op te richten tweede woning op het perceel.
e. De tweede woning staat buiten de rooilijn van de zij- en achtertuin van [adres] [nummer].”
Deze opsomming verduidelijkt op welke onderdelen van het bouwplan de bedenkingen van de gemeenteraad betrekking hebben, maar geeft naar het oordeel van de rechtbank nog steeds geen blijk van een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen. Uit deze opsomming kan niet worden afgeleid waarom de gemeenteraad aan de hierin opgenomen ruimtelijke belangen doorslaggevende betekenis heeft toegekend. Het had op de weg van de gemeenteraad gelegen deze belangenafweging inzichtelijk te maken. Dat is temeer het geval nu, zoals hiervoor al is overwogen, de aanvraag van eiseres vergezeld ging van een omvangrijke ruimtelijke onderbouwing waarin onder meer aandacht is besteed aan deze aspecten en waarin wordt geconcludeerd dat het bouwplan geen strijd oplevert met een goede ruimtelijke ordening.
9. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen de geconstateerde gebreken aan het bestreden besluit te herstellen (een zogenaamde bestuurlijke lus), nu dit naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Dat betekent dat het college een nieuw besluit zal moeten nemen op de aanvraag van eiseres. Met het oog op dit nieuw te nemen besluit wijst de rechtbank erop dat eiseres in de beroepsprocedure een raadsbesluit heeft overgelegd waarmee categorieën van gevallen zijn aangewezen waarin – tot het moment waarop de Omgevingswet in werking treedt – geen vvgb meer vereist is. Het college dient hiermee rekening te houden wanneer opnieuw op de aanvraag van eiseres wordt beslist. Als voor het bouwplan niet langer een vvgb van de gemeenteraad is vereist, dan zal het college zelf een oordeel moeten vormen over de vraag of het bouwplan strijd oplevert met de goede ruimtelijke ordening.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
11. Voor zover de derde-partijen ook hebben verzocht om een vergoeding van hun proceskosten, ziet de rechtbank geen aanleiding dit verzoek te honoreren.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
2.Artikel 6.5, tweede lid, van het Bor.