ECLI:NL:RBDHA:2023:7451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1593
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.H.A. Kessels, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat er geen toepassing zou worden gegeven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Na het indienen van beroep op 18 januari 2023, omdat er niet tijdig op het bezwaar was beslist, heeft de Staatssecretaris op 3 februari 2023 het bezwaar alsnog gegrond verklaard. Verzoekster trok haar beroep in en verzocht de rechtbank om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Verzoekster heeft aangetoond dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster veroordeeld tot een bedrag van € 418,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde dat het beroep van licht gewicht was, aangezien het enkel ging om de vraag of de beslistermijn was overschreden.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 april 2023 en is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier N.J. Biswane. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1593
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2021 heeft verweerder meegedeeld ten aanzien van verzoekster geen toepassing te geven aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft op 18 januari 2023 beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar.
In het besluit van 3 februari 2023 heeft verweerder het bezwaar (alsnog) gegrond verklaard. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Verzoekster heeft voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent verzoekster daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing op bezwaar te nemen. Verzoekster heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten gedaan gelijktijdig met het intrekken van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.