ECLI:NL:RBDHA:2023:744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
09/218034-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijden onder invloed van alcohol en drugs met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 27 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 augustus 2022 betrokken was bij een verkeersongeval in 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1994 in Polen, bestuurde een personenauto onder invloed van alcohol en cocaïne, terwijl hij geen rijbewijs had. Tijdens het inhalen van een bus overschreed hij een doorgetrokken streep en reed hij tegen de verkeersrichting in, wat resulteerde in een aanrijding met een scooterbestuurder, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken pols. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, wat leidde tot de zware verwondingen van het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 180 dagen op, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast kreeg de verdachte een rijontzegging van drie jaar en een geldboete van €370 voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank benadrukte de ernst van de verkeersveiligheid en het vertrouwen dat andere weggebruikers in elkaar moeten kunnen hebben.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/218034-22
Datum uitspraak: 27 januari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Polen),
verblijfadres: [adres], [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 13 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Offers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D.H.P.C. Glaudemans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- te rijden terwijl hij drugs, te weten 51 microgram per liter cocaïne, en/of 1,29 milligram per liter alcohol had gebruikt/genuttigd,
- te rijden met een snelheid van minimaal 67 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/u gold,
- een doorgetrokken streep te overschrijden om een bus in te halen,
- (vervolgens) een middengeleider (met een gebodsbod met verplichte rijrichting) over de rijstrook bedoeld voor het tegengestelde verkeer te passeren en/of
- (vervolgens) in botsing te komen met [slachtoffer] ,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde pols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [adres] ,
- te rijden terwijl hij drugs, te weten 51 mg/l cocaïne, en/of 1,29 mg/l alcohol had gebruikt/genuttigd,
- te rijden met een snelheid van minimaal 67 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/u gold,
- een doorgetrokken streep te overschrijden om een bus in te halen,
- een middengeleider (met een gebodsbod met verplichte rijrichting) over de rijstrook bedoeld voor het tegengestelde verkeer te passeren,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te Den Haag een motorrijtuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een of meer andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/ of alcohol 1.29 milligram alcohol per milliliter bloed en/of 51 microgram per liter cocaïne bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/ of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
3
hij te 's-Gravenhage op of omstreeks 28 augustus 2022 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (Seat Leon, [kenteken] ), toebehorende aan [de eigenaar] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, [adres] , in elk geval op een weg;
4
hij op of omstreeks 28 augustus 2022 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [adres] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 28 augustus 2022 omstreeks 09.46 uur heeft op de [adres] , ter hoogte van de kruising met de [adres] , te Den Haag een aanrijding plaatsgevonden, waarbij de verdachte, rijdend in een personenauto, en het slachtoffer [slachtoffer] (hierna ook: het slachtoffer), rijdend op een scooter, waren betrokken. Het slachtoffer heeft door dit verkeersongeval lichamelijk letsel opgelopen.
Kort gezegd bestaat de verdenking eruit dat de verdachte deze aanrijding heeft veroorzaakt door onder invloed van alcohol en drugs, te hard voor de situatie daar en tegen de rijrichting in te rijden bij het inhalen van een bus (feit 1 primair en subsidiair). Het rijden onder invloed van alcohol en drugs is ook als zelfstandig feit ten laste gelegd (feit 2). Verder worden de verdachte ‘joyriding’ (feit 3) en het rijden zonder rijbewijs verweten (feit 4).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte door zijn gedragingen artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) heeft overtreden, daarmee roekeloos heeft gereden als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 en dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is. Het slachtoffer heeft door het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat bij de gedraging van de verdachte alleen het alcoholgebruik dient mee te wegen in de beoordeling van de ernst van de schuld en dat de verdachte van de overige ten laste gelegde gedragingen moet worden vrijgesproken. Wat betreft de overtreding van de maximumsnelheid heeft zij verzocht deze niet mee te wegen bij de ernst van de schuld, omdat in het proces-verbaal van de politie noch op andere wijze is aangetoond dat een overschrijding van zeventien kilometer per uur op dat moment als het in ernstige mate overschrijden van een verkeersregel moet worden beschouwd. Verder moet vrijspraak volgen voor het ‘roekeloos rijden’ en het ‘zwaar lichamelijk letsel’, dit laatste bij gebrek aan een medische verklaring. Ook ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Met betrekking tot het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.4.
Vrijspraak: feit 3 (artikel 11 WVW 1994)
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw – op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 (‘joyriding’) is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.5.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [kenmerk] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Operationele Samenwerking, Afdeling Infrastructuur, Team Verkeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 143), en als bijlage het Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse (doorgenummerd pagina 1 t/m 7), met als bijlagen een fotoreportage met 35 fotobladen en een proces-verbaal van bevindingen (voertuig data) (digitale doornummering p. 156 t/m 200).
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 (artikel 6 WVW 1994 en artikel 8 WVW 1994)
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 13 januari 2023, voor zover inhoudende:
Op 28 augustus 2022 reed ik in een personenauto op de [adres] . Ik wilde een bus inhalen. Zodoende ben ik op de weg van de tegenligger terechtgekomen en heb ik vervolgens een vrouw die op een scooter reed geraakt. Ik reed met een snelheid van tussen de 60 tot 70 km/u. Ik reed te hard, omdat ik geïrriteerd was. Wij moesten snel naar mijn schoonmoeder. Ik wilde opschieten. Ik weet dat ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/u geldt. De avond/nacht ervoor had ik alcohol gedronken. De woensdag ervoor had ik cocaïne gebruikt.
2. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, op 31 augustus 2022 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, voor zover inhoudende:Ik reed aan de verkeerde kant. Het is mijn schuld. Ik heb geprobeerd om snel de bus in te halen. U vraagt mij naar mijn alcohol en drugsgebruik, omdat ik volgens de bevindingen van de politie onder invloed reed. Ik had woensdag [
de rechtbank begrijpt: de woensdag voorafgaand aan het verkeersongeval op zondag 28 augustus 2022] voor het laatst cocaïne gebruikt. Die zaterdag [
de rechtbank begrijpt: de dag voorafgaand aan het verkeersongeval op zondag 28 augustus 2022] heb ik shotjes gedronken. U zegt mij dat ik nog wel een positieve uitslag had op cocaïne. Ik heb meteen tegen de agenten gezegd dat het kan dat ze cocaïne vinden in mijn urine of bloed.
3. Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, opgemaakt op 30 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 2 t/m 7):
Op 28 augustus 2022 reed [verdachte] als bestuurder van een personenauto over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [adres] te 's-Gravenhage.
[verdachte] kwam uit de richting van de [adres] en ging in de richting van [adres] . [slachtoffer] reed als bestuurster van een snorfiets over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [adres] . [slachtoffer] reed in de richting van de [adres] en was voornemens deze over te steken en aan de overzijde linksaf te slaan om daar haar weg te vervolgen. Op de kruising kwam het tot een confrontatie tussen [verdachte] en [slachtoffer] toen [verdachte] over de rijstrook bestemd voor het tegengestelde verkeer een bus ten behoeve van het openbaar vervoer inhaalde. [verdachte] negeerde hierbij de doorgetrokken streep en reed om het verhoogde middengedeelte heen.
Bij het ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, waaronder een gebroken/verbrijzelde pols die in het ziekenhuis met pinnen moest worden vastgezet. Het moet worden afgewacht of de pols zal herstellen of op enig moment zal moeten worden afgezet.
4. Het proces-verbaal van relaas, opgemaakt op 24 oktober 2022, voor zover inhoudende (ongenummerd, blad 2 van blad 1 t/m 6):
[slachtoffer] werd vervoerd naar het [ziekenhuis] te
's-Gravenhage. [slachtoffer] is daar behandeld aan haar verwondingen, gebroken/verbrijzelde pols (open wond) door stalen pennen en platen er in te zetten. Hierbij is de vraag of de pols zijn functie behoudt en/of de pols überhaupt behouden kan worden.

5.Het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [slachtoffer] , opgemaakt op30 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 34):

Ik reed op de scooter de [adres] uit, want ik wilde linksaf slaan de [adres] op. Ik moest de hele [adres] oversteken en dat is een twee richtingsstraat met in twee richtingen autoweg en fietsers. Ik was al bijna bij het fietspad en toen zag ik opeens de auto. Hij reed heel hard en opeens was hij er ook en reed om de bus heen die aan het afslaan was. Tegen het verkeer in, want ik was al bijna bij het fietspad. Hij kwam op mij af en heeft hij mij geraakt. En toen ben ik helemaal gelanceerd. Toen keek ik naar links en zag ik mijn hand niet meer, alleen maar een heel groot stuk bot uitsteken. Na de komst van de ambulance ben ik out gegaan totdat ik in het ziekenhuis was, toen werd ik wakker met een robot arm. Met spijlen en een stellage er omheen.

6. Het proces-verbaal van bevindingen, nader verhoor van [slachtoffer] , opgemaakt op 24 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 143):

Ik hoorde mevrouw [slachtoffer] zeggen:
Haar linker pols functioneert weer maar zal nooit meer 100% gaan functioneren.
De bewegingen doen pijn. Zit nu in een revalidatie proces van 6 tot 12 maanden.

7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 augustus 2022 door [verbalisant] , voor zover inhoudende (p. 78 t/m 79):

Er is onderzocht of er door de digitale systemen in het motorvoertuig relevante data was verzameld naar aanleiding van een verkeersongeval welk had plaatsgevonden op 28/08/2022.
Ik trof in het geheugen van het motormanagement een opgeslagen storingsmelding aan. Ik zag dat de opgeslagen storing ongeveer 2 minuten voor de eerste 112 melding van het bedoelde verkeersongeval had plaatsgevonden. De geregistreerde wagensnelheid bedroeg ten tijde van het registreren van de storing 67 km/h.
Gelet op de voertuigomstandigheden ten tijde van de geregistreerde storing en de aangetroffen schade aan het motorvoertuig is het zeer aannemelijk dat deze storing is veroorzaakt door de confrontatie tijdens het bedoelde verkeersongeval op 28/08/2022. De geregistreerde wagensnelheid van 67 km/h geeft bij dit automerk een betrouwbare indicatie van de daadwerkelijke voertuigsnelheid.

8.Het verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, opgemaakt op9 oktober 2022, voor zover inhoudende (als bijlage bij het proces-verbaal van de politie eenheid Den Haag), (p. 1 t/m 7), (digitale doornummering, p. 156 t/m 200):Op de T-kruising [adres] met de [adres] gelegen binnen de bebouwde kom van en in de gemeente Den Haag, had een verkeerongeval plaatsgevonden tussen een personenauto en een bromfiets. De bestuurder van de personenauto reed over de [adres] . De bestuurder van de bromfiets reed over de [adres] . Op de genoemde T-kruising kwamen beide voertuigen met elkaar in aanraking.

De [adres] vormde een verbinding tussen de [adres] en de [adres], en bestond uit één rijbaan, die door middel van een dubbele doorgetrokken streep, was verdeeld in twee rijstroken. Ter hoogte van de T-kruising werd de rijbaan door middel van een vluchtheuvel verdeeld in twee rijstroken.
Dit weggedeelte was gelegen binnen de bebouwde kom van Den Haag, en de toegestane maximale snelheid was 50 km/h voor de personenauto.
Volgens de conclusie van Proces-Verbaal van bevindingen van [verbalisant] , had de personenauto tijdens het ongeval een geregistreerde wagensnelheid, van 67 km/h. Het is aannemelijk dat de geregistreerde wagensnelheid tijdens de aanrijding met de bromfiets is opgeslagen.
Fotoreportage
Fotoblad 01: screenshot van camera beeld. De blauwe pijl geeft de positie aan van de bromfiets, de personenauto is hier nog niet in beeld.
Fotobladen 02 en 03: zie toelichting fotoblad 01. De rode pijl geeft de positie aan van de personenauto, hier is duidelijk te zien dat de personenauto op de rijstrook reed die bestemd was voor tegemoet komend verkeer.
Fotoblad 20: opname, gezien vanaf de [adres] in de richting van de [adres] .
Fotobladen 21 en 22: zie toelichting fotoblad 20, nu alleen gezien vanaf de rijstrook waar de personenauto op reed. De rode pijl geeft de rijrichting van de personenauto aan, de blauwe pijl van de bromfiets

9. Het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt op 11 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 127 t/m 130):

Op 28 augustus 2022 heeft de arts bij de verdachte bloed afgenomen conform het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik, verbalisant, heb de buisjes bloed in de voorgeschreven verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, en overeenkomstig de Regeling alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer, in de daartoe bestemde vriezer geplaatst, liggend op het grootste oppervlak. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde
SIN-sticker "Analyse" met het nummer [kenmerk] . Ik, verbalisant, heb mij ervan vergewist, dat de verzegelde verpakking overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden is naar het Medisch [Laboratorium] te Mönchengladbach (Duitsland).

10. Het deskundigenverslag, op 6 oktober 2022 opgemaakt en ondertekend door [Toxicoloog] bij [Laboratorium] te Mönchengladbach, voor zover inhoudende (p. 131 t/m 134), met bijlagen:

Bloedgever: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1994
SIN-nummer: [kenmerk]
Omschrijving: Bloed van [verdachte]
De alcoholbepaling vond plaats op 05 september 2022. De drugsanalyses vonden plaats op 06-28 september 2022. Daarmee is de 14 dagen termijn overschreden.
Dit raakt de juistheid en betrouwbaarheid echter niet. De resultaten:
Aangewezen stof: cocaïne
Meetbare stof: cocaïne
Grenswaarde bij enkelvoudig gebruik: 50
Grenswaarde bij combinatie gebruik: 10
Eindresultaat in bloed ( [kenmerk] ): 51
Rapportage eenheid: microgram per liter
Aangewezen stof: alcohol
Meetbare stof: ethanol
Grenswaarde bij enkelvoudig gebruik: 0,2/0,5
Grenswaarde bij combinatie gebruik: 0,2
Eindresultaat in bloed ( [kenmerk] ): 1.29
Rapportage eenheid: milligram per milliliter
Ten aanzien van feit 4
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 13 januari 2023, voor zover inhoudende:Op 28 augustus 2022 te Den Haag reed ik in een personenauto op de [adres] zonder rijbewijs. Ik heb nooit een rijbewijs gehad.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 73), met als bijlage een uitdraai van Eucaris (p. 74):

Ik heb onderzoek laten doen naar de rijbewijsgegevens van de verdachte [verdachte] , van [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Polen).
Het Expertise Centrum Rijbewijzen heeft navraag gedaan in het European Car Driver's License Information System, genaamd Eucaris. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte nimmer een op zijn naam staand rijbewijs heeft gehad. Als bijlage toegevoegd: uitdraai Eucaris,
3.6.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2 (artikel 8 WVW 1994)
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat de verdachte zijn auto heeft bestuurd na gebruik van alcohol en cocaïne. Uit het laboratorium onderzoek is immers gebleken dat in het bloed van de verdachte 1,29 milligram ethanol (alcohol) per milliliter bloed en 51 microgram cocaïne per liter bloed is aangetroffen. De verdachte heeft ook verklaard alcohol te hebben gedronken de avond/nacht voorafgaand aan het ongeval en enkele dagen voorafgaand aan het ongeval drugs te hebben gebruikt. De aangetroffen hoeveelheden cocaïne en ethanol zijn hoger dan de toegestane grenswaarden voor combinatiegebruik van middelen.
Conclusie rechtbank
De rechtbank acht daarmee het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1 primair (artikel 6 WVW 1994)
Feitelijke toedracht
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. De verdachte heeft onder invloed van alcohol en cocaïne een personenauto bestuurd, de maximaal ter plaatse toegestane snelheid overschreden, een doorgetrokken streep overschreden om een bus in te halen waardoor hij op de verkeerde weghelft terechtkwam, waarna hij in botsing is gekomen met het slachtoffer. Het slachtoffer heeft hierdoor een gebroken/verbrijzelde pols opgelopen.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank merkt de gebroken/verbrijzelde pols aan als zwaar lichamelijk letsel, gezien de aard van het letsel, de noodzakelijkheid van medisch ingrijpen en het langdurig herstel (revalidatieproces van zes tot twaalf maanden). Uit de verklaring van het slachtoffer – de rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen – blijkt verder dat haar pols nooit meer voor 100% zal functioneren. Dat betekent dat het letsel blijvend van aard is. Een medische verklaring van het ziekenhuis is niet per se vereist om tot bewezenverklaring van het zwaar lichamelijk letsel te komen.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW 1994, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval, gelet op de verkeersovertredingen die de verdachte heeft begaan.
Aannemelijk is dat de mate van alcoholintoxicatie daaraan heeft bijgedragen. Naar algemeen bekend is, vermindert alcohol immers het inschattings- en reactievermogen. In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, wat geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm ten laste gelegd en zich op het standpunt gesteld dat daarvan sprake is. De rechtbank zal moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW 1994, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW 1994 bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid. Ambtshalve overweegt de rechtbank dat dit niet betekent dat de bestanddelen van artikel 5a WVW 1994 in het primair ten laste gelegde feit hadden moeten worden verwerkt, bijvoorbeeld in een cumulatieve/alternatieve tenlastelegging. Hoewel daarvoor in de geschiedenis van de totstandkoming van de wet aanknopingspunten zijn te vinden, dwingt de tekst van artikel 175, tweede lid, WVW 1994 daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet. Daarnaast staat in de tenlastelegging dat de daarin gebruikte termen, voor zover daaraan in de WVW 1994 betekenis is gegeven, worden geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. In artikel 175, tweede lid, WVW 1994 is betekenis gegeven aan roekeloosheid, zodat die term moet worden geacht in die betekenis te zijn gebezigd.
Artikel 5a WVW1994
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
( a) De verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden, een doorgetrokken streep heeft overschreden om een bus in te halen, waardoor hij op de verkeerde weghelft is terechtgekomen en vervolgens tegen de verkeersrichting heeft gereden. Deze gedragingen zijn in artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels, te weten:
onder sub b. gevaarlijk inhalen;
onder sub g. overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid; en
onder sub j. tegen de verkeersrichting inrijden.
De verdachte heeft dus meerdere verkeersregels geschonden als bedoeld in dat artikel.
( b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW 1994 heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
Een dergelijke omstandigheid is ook – op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW – de mate waarin de verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW 1994.
In deze zaak gaat het om het schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, terwijl de verdachte zijn auto heeft bestuurd onder invloed van alcohol en cocaïne. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
( c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een veel te hoge snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Het opzet kan in dit geval bovendien worden afgeleid uit de verklaring van de verdachte. Hij heeft immers verklaard dat hij te hard heeft gereden omdat hij geïrriteerd was en snel bij zijn schoonmoeder wilde zijn, hij wilde opschieten. Daarin ligt een bewuste keuze besloten. Ook voor het besturen van een personenauto na gebruik van alcohol en cocaïne, geldt dat de verdachte dit opzettelijk heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hierboven vermelde gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
( d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt wel uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW 1994. Daarmee is sprake van de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
Conclusie rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4 (artikel 107 WVW 1994)
Conclusie rechtbank
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 28 augustus 2022 te 's-Gravenhage, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
als volgt te handelen:
- te rijden terwijl hij 51 microgram cocaïne per liter
bloeden 1,29 milligram alcohol per
milliliter bloedhad gebruikt,
- te rijden met een snelheid van 67 km/u terwijl ter plaatse een maximumsnelheid van 50 km/u gold,
- een doorgetrokken streep te overschrijden om een bus in te halen,
- vervolgens een middengeleider met een gebodsbo
rd met verplichte rijrichting over de rijstrook bedoeld voor het tegengestelde verkeer te passeren en
- vervolgens in botsing te komen met [slachtoffer] ,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken/verbrijzelde pols werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op 28 augustus 2022 te Den Haag een motorrijtuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol als bedoeld in artikel 8,
vijfdelid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol, in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en alcohol 1.29 milligram alcohol per milliliter bloed en 51 microgram cocaïne per liter
bloedbedroeg;
4
hij op 28 augustus 2022 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, [adres] , zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie gevorderd artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen en aan de verdachte geen straf op te leggen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdachte zich heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en dat hij hoopt dat de rechtbank hem niet terugstuurt naar de gevangenis. Zij heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een – al dan niet maximale – taakstraf en/of boete op te leggen. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat de verdachte zijn werk en huis zal kwijtraken, waardoor ook zijn vriendin en kind op straat zullen komen te staan.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich als bestuurder van een auto roekeloos gedragen. Onder invloed van alcohol en cocaïne heeft de verdachte binnen de bebouwde kom te hard gereden en heeft hij om een bus te kunnen passeren een doorgetrokken streep genegeerd en tegen de rijrichting in gereden, waarna hij in botsing is gekomen met het slachtoffer dat op een scooter reed. Het slachtoffer heeft door het ongeval een gebroken/verbrijzelde pols opgelopen. Ook heeft de verdachte zonder rijbewijs gereden. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan. In het verkeer is het van groot belang dat een ieder voldoende zorgvuldigheid betracht ten behoeve van de verkeersveiligheid. Verkeersdeelnemers moeten erop kunnen vertrouwen dat andere bestuurders zich daaraan houden. Alleen dan kan een ieder zich veilig op de weg begeven. Dit vertrouwen heeft de verdachte bewust ernstig geschonden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 november 2022, waaruit blijkt dat hij de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor vergelijkbare feiten. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij als first-offender is aan te merken.
Persoon van de verdachte
De rechtbank neemt in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting spijt heeft betuigd voor zijn handelen. Hij heeft voorts verklaard aan het slachtoffer zijn excuses te willen maken.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW 1994. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of en, zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. De rechtbank acht die benadering logisch, maar zij kan uit de oriëntatiepunten niet zonder meer een passend uitgangspunt voor de straftoemeting in deze zaak afleiden.
Dat komt in de eerste plaats doordat de oriëntatiepunten niet zien op gevallen waarin de schuld bestaat in roekeloosheid. De hoogste mate van verwijtbaarheid die in de oriëntatiepunten is vermeld is een “zeer hoge mate van schuld”, waarmee niet wordt bedoeld roekeloosheid, zijnde de hoogste mate van schuld. Als uitgangspunt bij die zeer hoge mate van schuld is vermeld, bij een ongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg waarbij sprake is van alcoholgebruik tot 570 µg/l, een gevangenisstraf van 8 maanden en een rijontzegging van 3 jaar. Het ligt in de rede om in zaken waarin de schuld bestaat in roekeloosheid, hogere straffen tot uitgangspunt te nemen. De rechtbank is echter terughoudend met het formuleren van algemene uitgangspunten, vanwege het volgende.
Het gedrag dat tot toepassing van artikel 6 WVW 1994 kan leiden kan vele verschillende vormen aannemen. Dat geldt in het bijzonder voor gevallen waarin de schuld bestaat in roekeloosheid. In de regel zal het daarbij gaan om een samenstel van gedragingen, wat het vergelijken van zaken bemoeilijkt. Door de hiervoor al genoemde wetswijziging is het toepassingsbereik van het roekeloosheidsbegrip bovendien uitgebreid, waardoor er meer en diverser verkeersgedrag als roekeloos kan worden aangemerkt dan voorheen het geval was. Dat pleit tegen het formuleren van algemene uitgangspunten voor de straftoemeting in dit soort zaken. In ieder concreet geval dient te worden nagegaan welke mate van ernst aan het verkeersgedrag en de gevolgen daarvan uit een oogpunt van straftoemeting moet worden toegekend. Dit alles meewegende, komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.
De verdachte heeft de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft door grove veronachtzaming van de verkeersregels onaanvaardbare risico’s genomen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van met zich brengt.
Het slachtoffer heeft een gebroken/verbrijzelde pols opgelopen. Van levensbedreigend letsel of blijvende invaliditeit is echter – gelukkig – geen sprake. Dit heeft enige matigende werking op de strafoplegging, in die zin dat hierin aanleiding wordt gezien om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, aangevuld met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en de wettelijk maximale taakstraf. Het voorwaardelijk strafdeel strekt er tevens toe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw verkeersgevaarlijk te gedragen. Daarnaast is een rijontzegging van enige duur op zijn plaats.
Alles afwegende acht de rechtbank ten aanzien van feit 1 primair (eendaadse samenloop met feit 2) een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede de maximale taakstraf van 240 uren en een rijontzegging van 3 jaren passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding ten aanzien van feit 4 te volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf, als gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank zal aan de verdachte de gebruikelijke geldboete van € 370,00 opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 107, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (51 microgram cocaïne en 1,29 milligram alcohol);
ten aanzien van feit 4:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
ten aanzien van feit 1 primair en feit 2
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (HONDERDTACHTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
167 (HONDERDZEVENENZESTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de
taakstrafniet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
ten aanzien van feit 1 primair
veroordeelt de verdachte tevens tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
3 (DRIE) JAREN;
ten aanzien van feit 4
veroordeelt de verdachte ten slotte tot:
een geldboete van
€ 370,00 (DRIEHONDERDZEVENTIG EURO);
bepaalt dat de
geldboetebij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van
7 (ZEVEN) DAGEN;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M. van Maurik, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2023.