ECLI:NL:RBDHA:2023:7431

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
NL23.14070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op basis van Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 22 april 2023, waarbij haar een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar echtgenoot via beeldverbinding aanwezig waren, bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en twee collega’s.

De rechtbank overwoog dat indien de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. Eiseres voerde aan dat de maatregel onrechtmatig was, vooral vanwege haar emotionele toestand na een verkrachting en haar medische klachten, waaronder astma. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris op goede gronden de maatregel had opgelegd, gezien het grensbewakingsbelang. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de maatregel onrechtmatig te achten en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank benadrukte dat de medische problemen van eiseres geen reden vormden voor het toepassen van een lichter middel en dat niet was aangetoond dat eiseres niet bij de medische dienst terecht kon voor haar klachten. De asielaanvraag van eiseres en haar echtgenoot was op 7 mei 2023 afgewezen, en de procedure daartegen was nog gaande. De rechtbank besloot dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier J.R. Froma, en werd openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14070

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S Juriaans).

Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2023 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep samen met het beroep in de zaak NL23.14066 op 17 mei 2023 op zitting behandeld, deels met beeldverbinding. Aanwezig waren eiseres en haar echtgenoot, [naam] (beiden via beeldverbinding), bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk was aanwezig A.P. Shanthan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door twee collega’s.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiseres voert aan dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is vanaf de oplegging daarvan, dan wel vanaf 5 mei 2023. Eiseres voert daartoe aan dat de maatregel haar zwaar valt. Zij is emotioneel naar aanleiding van een verkrachting. Zij heeft last van trauma’s en jeuk. Verder heeft zij last van astma. Eiseres krijgt zalfjes tegen de jeuk. De gemachtigde heeft bij het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) een medisch onderzoek naar eiseres aangevraagd in het kader van de asielprocedure.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden de maatregel van bewaring heeft opgelegd. Verweerder wijst er terecht op dat het grensbewakingsbelang in beginsel het opleggen van een bewaringsmaatregel vergt, omdat met een lichtere maatregel toegang tot Nederland wordt verkregen. Verweerder heeft in de medische problemen van eiseres geen aanleiding hoeven zien voor de toepassing van een lichter middel.
In het proces-verbaal bij de asielaanvraag is eiseres gevraagd naar feiten en omstandigheden die aan de vrijheidsontnemende maatregel in de weg zouden kunnen staan. Eiseres verklaarde vervolgens dat zij astma had en op dat moment geen medicijnen gebruikte.
De rechtbank begrijpt dat de maatregel haar zwaar valt, maar niet is gebleken of aannemelijk gemaakt dat eiseres voor de in beroep genoemde medische klachten niet bij de medische dienst terecht kan.
Onder deze omstandigheden kon verweerder zich op het standpunt stellen dat de maatregel in de situatie van eiseres niet onevenredig bezwarend is.
De asielaanvraag van eiseres en haar echtgenoot is op 7 mei 2023 afgewezen. De procedure daartegen loopt nog. Het iMMO onderzoek kan daar verder aan de orde komen.
Conclusie
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.