ECLI:NL:RBDHA:2023:7409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
NL23.11882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 20 maart 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 13 april 2023 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank behandelt het beroep op 12 mei 2023, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als die van de staatssecretaris aanwezig zijn.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn gestelde identiteit en heeft inconsistent verklaard over zijn persoonsgegevens in Nederland, Duitsland en Tsjechië. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de verklaring van eiser over zijn aanhouding en vrijspraak in Marokko niet geloofwaardig is, vooral omdat eiser geen bewijsstukken heeft overgelegd die zijn verhaal onderbouwen.

De rechtbank bevestigt verder dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, zoals eerder vastgesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank wijst erop dat de door eiser aangedragen informatie niet voldoende is om aan te nemen dat hij persoonlijk niet de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kan inroepen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11882

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 20 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 april 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vw 2000.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met zaaknummer NL23.11883, op 12 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2017, na zijn terugkeer uit Algerije, op het vliegveld is aangehouden, omdat hij met iemand zou hebben gevochten. Eiser stelt dat hij twee dagen op het politiebureau heeft verbleven, voor de rechter heeft moeten verschijnen en dat hij is vrijgesproken, maar dat hij wel een bedrag van € 1200,- heeft moeten betalen vanwege zijn werkzaamheden in Algerije.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiser heeft voor een rechter moeten verschijnen en heeft ondanks dat hij is vrijgesproken een bedrag van € 1200,- moeten betalen vanwege zijn werkzaamheden in Algerije.
De staatssecretaris heeft de door eiser gestelde nationaliteit en herkomst vooralsnog geloofwaardig geacht, omdat eiser Arabisch spreekt en over het algemeen consistent heeft verklaard over zijn nationaliteit. De door eiser gestelde identiteit wordt door de staatssecretaris niet geloofd. Dit geldt ook voor de door eiser gestelde problemen met de Marokkaanse autoriteiten. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk niet de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kan inroepen.
Heeft eiser zijn identiteit aannemelijk gemaakt?
6. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser tijdens zijn procedure in Nederland zelf heeft verklaard dat hij uit Marokko komt, wat ook past bij zijn asielrelaas. Ook is van belang dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter staving van zijn gestelde identiteit, terwijl hiervoor, zoals de staatssecretaris terecht stelt, wel de mogelijkheid bestond voor eiser. Eiser heeft immers zowel tijdens het aanmeldgehoor Dublin als tijdens het gehoor veilig land van herkomst verklaard dat zijn originele identiteitsdocument bij zijn zus in Italië ligt. Eiser heeft dit document echter niet overgelegd. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris bij zijn beoordeling heeft mogen betrekken dat eiser zowel in Nederland, Duitsland als in Tsjechië wisselende persoonsgegevens heeft opgegeven. De beroepsgrond dat de staatssecretaris ten onrechte niet zijn gestelde identiteit aanneemt, terwijl hij op basis van dezelfde verklaringen wel zijn gestelde nationaliteit en herkomst geloofwaardig acht, slaagt niet.
Heeft eiser zijn gestelde problemen met de Marokkaanse autoriteiten aannemelijk gemaakt?
7. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat eisers verklaring dat hij bij de douane is aangehouden voor een vermeende vechtpartij en dat hij twee dagen later door de rechter zou zijn vrijgesproken, maar toch € 1200,- zou moeten hebben betalen, niet aannemelijk is. De staatssecretaris heeft in dit verband terecht overwogen dat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn verklaring onderbouwd en dat niet valt in te zien dat hier geen enkel document voor eiser voorhanden zou zijn geweest. Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat te denken valt aan een proces-verbaal van aanhouding of een brief waarin staat dat eiser voor de rechter zou moeten verschijnen. Dat de rechter het dossier in de prullenbak zou hebben gegooid na betaling van de € 1200,- euro, laat onverlet dat eiser wel in het bezit zou kunnen zijn geweest van een oproepbrief om voor de rechter te verschijnen en bijvoorbeeld een proces-verbaal van aanhouding. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat eiser vaag en summier heeft verklaard over waarom hij zou zijn aangehouden en voor de rechter heeft moeten verschijnen in Marokko. De staatssecretaris heeft in dit verband bijvoorbeeld niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij niet weet wanneer hij precies op het politiebureau heeft verbleven. Dat eiser moeite zou hebben met het onthouden van data is niet onderbouwd. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte het standpunt inneemt dat de omstandigheid dat zijn verklaringen overeenkomen met een algemeen beeld dat corruptie in Marokko voorkomt, onvoldoende is om zijn verklaringen geloofwaardig te achten. De rechtbank is verder van oordeel dat, anders dan ter zitting namens eiser is betoogd, zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat eiser slachtoffer is geweest van corruptie en hij daar bij terugkeer naar Marokko opnieuw last van zou kunnen krijgen, dit onvoldoende grond vormt om aan te nemen dat eiser bij terugkeer te vrezen heeft voor vervolging. De algemene situatie in Marokko, zoals het bestaan van corruptie, is bovendien betrokken bij de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Wordt Marokko terecht als veilig land van herkomst aangemerkt?
8. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat Marokko in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. De rechtbank wijst op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat deze aanwijzing terecht is. [1] De ABRvS heeft ook na de laatste herbeoordeling van 6 mei 2021 geoordeeld dat Marokko in het algemeen kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. [2] De door eiser aangedragen informatie maakt dit niet anders. Uit de herbeoordeling blijkt namelijk dat Marokko is aan te merken als veilig land van herkomst met uitzondering van onder andere journalisten, activisten en LHBTI’s. Daarnaast is er verhoogde aandacht als het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. [3] Eiser valt niet onder een uitzonderingscategorie. Eisers vergelijking met Moldavië treft ook geen doel. Zoals de staatssecretaris heeft toegelicht ter zitting is voor hem in dit verband doorslaggevend dat er in Moldavië, anders dan in Marokko, geheel geen sprake is van effectieve rechtsbescherming. De staatssecretaris heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 31 oktober 2022. [4] Gelet daarop kan de staatssecretaris gevolgd worden in zijn standpunt dat er om die reden al een verschil zit in de beoordeling als veilig land van herkomst en de vergelijking niet slaagt. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de beroepsgrond gericht tegen het inreisverbod en de bijbehorende hoorplicht ingetrokken. De rechtbank laat deze beroepsgrond dan ook onbesproken.

Conclusie en gevolgen

10. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210 en 19 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:902.
2.Uitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1531.
3.Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2726.