ECLI:NL:RBDHA:2023:7391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
09/043389-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepschrift van leden van Extinction Rebellion tegen verlenging gedragsaanwijzing

Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin vijf leden van de actiegroep Extinction Rebellion een beroepschrift indienen tegen de verlenging van een aan hen opgelegde gedragsaanwijzing op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft het beroepschrift gegrond verklaard en de gedragsaanwijzing opgeheven. De gedragsaanwijzing was opgelegd vanwege verdenking van opruiing en hield in dat de appellant zich niet mocht ophouden in de directe omgeving van de A12/Utrechtsebaan van 26 januari 2023 tot en met 24 april 2023. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de gedragsaanwijzing niet proportioneel was, omdat de demonstraties vreedzaam waren verlopen en de maatregel niet doeltreffend was in het voorkomen van ordeverstoring. De rechtbank concludeerde dat de beperking van de vrijheid van de appellant niet in verhouding stond tot de ernst van de zaak, en dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die een verlenging rechtvaardigden. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de appellant en de officier van justitie, en de rechtbank benadrukte het belang van het recht op demonstratie en vrijheid van meningsuiting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Strafrecht
Zittingsplaats 's-Gravenhage
parketnummer : 09-043389-23
raadkamernummer : 23-010687
datum : 23 mei 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op het beroepschrift op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[appellant],

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats],
wonende op [adres],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.R. Kramer, advocaat te Amsterdam (Singel 362, 1016 AH Amsterdam)
(hierna: de appellant).

Inleiding

De appellant is aanhanger van Extinction Rebellion, een internationale, activistische beweging die zich verzet tegen klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. Extinction Rebellion heeft meerdere keren actie gevoerd waarbij een gedeelte van de rijksweg A12, gelegen binnen de bebouwde kom van Den Haag en ook wel aangeduid als de Utrechtsebaan, werd geblokkeerd.
De appellant wordt ervan verdacht dat hij op 19 november 2022, respectievelijk op 22 januari 2023 heeft opgeroepen tot dergelijke blokkades, die hebben plaatsgehad op 26 november 2022 en 28 januari 2023.
De officier van justitie heeft vanwege een verdenking van opruiing, meermalen gepleegd, op 26 januari 2023 aan de appellant een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh Sv gegeven. De gedragsaanwijzing houdt in dat de appellant zich van 26 januari 2023 tot en met 24 april 2023 niet op zal houden in de directe omgeving van de A12/Utrechtsebaan. Verwezen wordt naar een bij de aanwijzing gevoegde plattegrond waarop een gebied is aangegeven omgrensd door en met inbegrip van een aantal met name genoemde straten.
De appellant heeft op 30 januari 2023 een beroepschrift ex artikel 509hh, vijfde lid Sv ingediend tegen de gedragsaanwijzing. De meervoudige raadkamer van deze rechtbank heeft op 28 februari 2023 het beroep ongegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op het bevel om zich niet op te houden op de A12/Utrechtsebaan en gegrond verklaard voor het overige (ruimere) gebied.
Op 18 april 2023 heeft de officier van justitie besloten de gedragsaanwijzing, voor zover daarmee wordt bevolen dat de appellant zich niet zal ophouden op de A12/Utrechtsebaan, met 90 dagen te verlengen. Op 21 april 2023 heeft de appellant een beroepschrift tegen deze verlenging ingediend.

De behandeling in raadkamer

De rechtbank heeft op 9 mei 2023 het beroep in raadkamer behandeld.
De appellant, bijgestaan door mr. J.R. Kramer, is gehoord. Tevens is de officier van justitie, mr. N. Achahbar gehoord.

Het standpunt van de appellant

Namens de appellant is het standpunt ingenomen dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Samengevat is daartoe aangevoerd dat met de gedragsaanwijzing het demonstratierecht en het recht op vrijheid van meningsuiting op een ontoelaatbare wijze worden beperkt. Een dergelijke beperking is in strijd met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Van een preventieve beperking mag nooit sprake zijn. Bovendien is dit in strijd met het wettelijk systeem waarin het stellen van beperkingen aan het demonstratierecht is voorbehouden aan de burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties. Daarnaast is geen sprake van een verdenking van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 509hh, eerste lid, Sv en doen de gevallen bedoeld in die bepaling zich niet voor. Tot slot voldoet de gedragsaanwijzing niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de omstandigheden op grond waarvan de oorspronkelijke gedragsaanwijzing is uitgevaardigd ongewijzigd zijn en verwijst hiermee naar de argumenten die op de vorige raadkamerzitting namens het Openbaar Ministerie naar voren zijn gebracht. Ten aanzien van de proportionaliteit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verlenging van de gedragsaanwijzing wel degelijk doeltreffend en noodzakelijk is. Zij is doeltreffend omdat daarmee weliswaar niet opruiing in zijn algemeenheid wordt voorkomen, maar wel wordt voorkomen dat specifiek de appellant zich begeeft op de A12 en de weg blokkeert. Ten aanzien van de noodzakelijkheid geldt dat de blokkades de verkeersveiligheid ernstig schaden. Bovendien heeft er sinds de uitspraak van de raadkamer van 28 februari 2023 op 11 maart 2023 opnieuw een demonstratie met een wegblokkade plaatsgevonden en heeft de appellant inmiddels wederom opgeroepen om te demonstreren op 27 mei 2023.

Het oordeel van de rechtbank

Toetsingskader
Op grond van artikel 509hh, eerste lid, Sv is de officier van justitie bevoegd de verdachte
tegen wie ernstige bezwaren bestaan een gedragsaanwijzing te geven in geval van
verdenking van een strafbaar feit:
a. waardoor de openbare orde, gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met
andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is
verstoord, en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat, dan wel
b. in verband waarmee vrees bestaat voor ernstig belastend gedrag van de verdachte jegens
een persoon of personen, dan wel
c. in verband waarmee vrees bestaat voor gedrag van de verdachte dat herhaald gevaar voor
goederen oplevert.
Indien aan deze wettelijke vereisten is voldaan, dient de rechtbank te toetsen of de maatregel proportioneel is. Bij de toetsing of de opgelegde gedragsaanwijzing proportioneel is, gaat het om de mate waarin de vrijheid van de appellant wordt beperkt in verhouding tot de ernst van het feit en de doeltreffendheid van de gedragsaanwijzing.
Ingevolge artikel 509hh, vierde lid, Sv blijft de gedragsaanwijzing maximaal 90 dagen van kracht dan wel, indien dit een kortere periode betreft, totdat het ter zake van het strafbare feit gewezen vonnis onherroepelijk is geworden. Wordt niet tijdig een onherroepelijk vonnis verkregen, dan kan de gedragsaanwijzing maximaal drie keer worden verlengd met een periode van maximaal 90 dagen. Verlenging is niet mogelijk indien tegen de verdachte geen vervolging is ingesteld. De rechter voor wie de verdachte gedagvaard is te verschijnen, kan de gedragsaanwijzing wijzigen. De rechter kan de gedragsaanwijzing opheffen indien hij van oordeel is dat niet of niet langer wordt voldaan aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden voor het geven van de gedragsaanwijzing.
De rechtbank is ook nu nog altijd van oordeel dat de gedragsaanwijzing voldoet aan de hiervoor genoemde wettelijke vereisten. In de beslissing van 28 februari 2023 heeft de rechtbank dit uitgebreid gemotiveerd. Appellant heeft in zijn beroepschrift geen wezenlijk nieuwe gronden aangevoerd. Daarom verwijst de rechtbank in dit kader naar de motivering van die beslissing. Voorts stelt de rechtbank vast dat de strafzaak tegen de appellant op 19 juli 2023 ter terechtzitting inhoudelijk zal worden behandeld, zodat ook is voldaan aan de voorwaarde dat tegen de appellant vervolging is ingesteld.
Proportionaliteit
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie evenwel onvoldoende gemotiveerd waarom de verlenging van de gedragsaanwijzing proportioneel is. De op te leggen gedragsaanwijzing is een voorlopige maatregel voor gevallen waarin onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk wordt geoordeeld en de uitkomst van de strafzaak niet kan worden afgewacht. De aanwijzing dient te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. In het kader van de proportionaliteit moet de rechtbank toetsen of de verlenging doeltreffend is en of deze noodzakelijk is. Deze vraag staat los van de vraag of de appellanten een strafbaar feit hebben gepleegd door zich op de A12/Utrechtsebaan te begeven en deze te blokkeren. Die vraag zal op 19 juli a.s. aan de orde komen.
Ten aanzien van de doeltreffendheid geldt dat de appellant weliswaar zelf door de gedragsaanwijzing niet aanwezig kon zijn bij de demonstratie van 11 maart 2023, maar zo’n 2800 andere demonstranten wel. De blokkade heeft gewoon doorgang gevonden. In dat licht bezien kan niet worden gezegd dat de maatregel doeltreffend is geweest in het voorkomen van een volgende ernstige ordeverstoring.
Ten aanzien van de noodzakelijkheid overweegt de rechtbank als volgt. De demonstratie die gehouden is na de oorspronkelijke gedragsaanwijzing, namelijk die van 11 maart 2023, werd door ongeveer 2800 demonstranten bezocht. De aangekondigde demonstratie van 27 mei 2023 zal naar verwachting ook door veel mensen worden bezocht. Tevens is gebleken dat de demonstraties van 26 november 2022, 28 januari 2023 en 11 maart 2023 alle vreedzaam zijn verlopen. De rechtbank ziet gelet hierop niet in waarom een verlenging van de gedragsaanwijzing voor deze appellant noodzakelijk is voor het doel dat de gedragsaanwijzing nastreeft. Gelet hierop is evenmin gebleken dat en waarom de mate waarin de gedragsaanwijzing de vrijheid van de appellant beperkt, in verhouding staat tot de ernst van het geval.
Gelet op genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de verlenging van de gedragsaanwijzing voor de duur van 90 dagen proportioneel is. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en heft met onmiddellijke ingang de gedragsaanwijzing op.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. P.G. Salvadori rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verhagen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023