In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 11 januari 2023, wordt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar om een omgevingsvergunning te verlenen voor de realisatie van een tijdelijke paardrijbak nabij een woongebied beoordeeld. Eisers, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, met als argumenten dat de vergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat de verkeersveiligheid in het geding is. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de verkeersveiligheid niet wezenlijk zal verslechteren door de verkeersbewegingen van en naar de paardrijbak. De rechtbank wijst erop dat de verkeersaantrekkende werking van de paardrijbak beperkt zal zijn en dat het aantal motorvoertuigen binnen de aanvaardbare intensiteit blijft.
Eisers vrezen echter voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat door mogelijke geur- en vliegenhinder, maar de rechtbank volgt hen hierin niet, aangezien er geen concrete onderbouwing is voor deze vrees. Wel wordt er een zorg geuit over de parkeerdruk in de omgeving, aangezien de vergunning geen beperkingen stelt aan het gebruik van de paardrijbak. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in de parkeerbehoefte die ontstaat door het gebruik van de paardrijbak en dat er geen waarborgen zijn voor kleinschalig gebruik. Daarom wordt verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met een termijn van acht weken voor het aanleveren van de benodigde informatie.
De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld.