ECLI:NL:RBDHA:2023:7375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
22/3743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke toetsing van verkeersbesluit inzake reconstructie- en bouwwerkzaamheden in Boskoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Bewonerscollectief Reijerskoop en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. Het geschil betreft een verkeersbesluit dat is genomen in verband met reconstructie- en bouwwerkzaamheden aan de Biezen en andere straten in Boskoop. Eiser, het Bewonerscollectief, heeft bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit, omdat zij van mening is dat het niet noodzakelijk is en dat er alternatieve routes beschikbaar zijn. Eiser stelt dat de tijdelijke verkeersmaatregel het wooncomfort van de omwonenden ernstig aantast en dat er een onjuiste belangenafweging heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het verkeersbesluit noodzakelijk is voor een goede ontsluiting van het gebied en dat de belangen van de omwonenden in de belangenafweging zijn meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan beoordelingsruimte heeft bij het nemen van een verkeersbesluit en dat de rechter enkel toetst of er geen onredelijk gebruik van deze ruimte is gemaakt. De rechtbank concludeert dat de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit worden gediend.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de handhavingsproblematiek niet in de belangenafweging hoeft te worden meegenomen, omdat het verkeersbesluit tijdelijk is en dat eventuele overtredingen van het besluit buiten de omvang van dit geding vallen. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder om het verkeersbesluit te handhaven, bevestigd en het beroep van eiser afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3743

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

Bewonerscollectief Reijerskoop, uit Boskoop, eiser

(gemachtigde: mr. J.W.C. van Kleef),
en

het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Zelmate en G. van der Zwaard).

Procesverloop

In het verkeersbesluit van 29 december 2021 heeft verweerder een omleiding ingesteld voor vracht- en bouwverkeer op de Biezen te Boskoop.
In het besluit van 11 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het verkeersbesluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een nadere reactie op het verweerschrift ingediend en bij brieven van 31 oktober 2022 en 7 november 2022 verkeersmetingen overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 1] en [naam 2]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij emailbericht van 17 november 2022 heeft verweerder de rechtbank primair verzocht de bij brief van 7 november 2022 overgelegde verkeersmetingen buiten beschouwing te laten en subsidiair gevraagd de met hetzelfde emailbericht verstuurde nadere reactie op deze verkeersmetingen bij het beroep te betrekken.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en eiser in de gelegenheid gesteld te reageren op de nadere reactie van verweerder op de verkeersmetingen.
Eiser heeft een reactie ingediend.
Nadat geen van partijen binnen de door de rechtbank gestelde termijn te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Verweerder heeft het verkeersbesluit genomen vanwege reconstructie-werkzaamheden aan de Biezen en bouwwerkzaamheden aan de Valkenburgerlaan en de Azalealaan in Boskoop. Met het oog op een goede ontsluiting en verdeling van eventuele hinder heeft verweerder een aantal verkeersmaatregelen getroffen waaronder – voor zover hier van belang – het plaatsen van het bord C3 met onderbord OB11 (eenrichtingsverkeer vrachtwagens, in deze richting open) op de Goudse Rijweg ter hoogte van de aansluiting met de Reijerskoop en het tijdelijk verwijderen van het bord C7 (gesloten voor vrachtwagens) op de Goudse Rijweg ter hoogte van de aansluiting met de Reijerskoop en de borden C18 (breedtebeperking) op de Goudse Rijweg tussen de Buxushof en Acerstraat. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het verkeersbesluit gehandhaafd, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften.
Wat vinden partijen in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertoe aan dat het verkeersbesluit niet noodzakelijk is, nu alternatieve routes voorhanden zijn. Dat de verkeersmaatregel nodig is omdat het gebied anders te kwetsbaar wordt nu er nog maar één toegangsweg is, bestrijdt eiser. Hij stelt dat er de facto altijd maar één toegangsweg is geweest. Dat met het verkeersbesluit de verkeershinder evenwichtiger wordt verdeeld is volgens eiser ook onjuist. Eiser stelt verder dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat een juiste belangenafweging ontbreekt. Het wooncomfort van eenieder aan de tweede Reijerskoop en de Goudse Rijweg wordt door de tijdelijke verkeersmaatregel ernstig aangetast. Ten onrechte is het handhavingsprobleem in de belangenafweging niet onderkend. De openstelling van de tweede Reijerskoop voor zwaar vrachtverkeer en landbouwverkeer zal aanzuigende werking hebben op niet-bestemmingsverkeer. Bij brieven van 31 oktober 2022 en van 7 november 2022 heeft eiser ter onderbouwing hiervan een overzicht overgelegd van verkeersmetingen over de periode van 12 tot en met 30 september respectievelijk 3 tot en met 17 oktober 2022.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat zijn de regels?
4.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wvw [1] kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
4.2
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wvw kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten en gebieden.
4.3
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wvw geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
4.4
Op grond van artikel 15, tweede lid van de Wvw geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
4.5
Op grond van artikel 21 van het Babw [2] vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank wijst het primaire verzoek van verweerder van 17 november 2022 af en zal de bij brief van 7 november 2022 door eiser overgelegde verkeersmetingen bij de beoordeling van het beroep betrekken.
6. Wat betreft het toetsingskader geldt het volgende. Een bestuursorgaan komt bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Daarbij geldt dat het bestuursorgaan niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit hoeft aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen. [3]
Belangenafweging
7.1
Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat de Biezen een ontsluitingsfunctie heeft en wordt gereconstrueerd. Daarbij komt dat tegelijkertijd bouwwerkzaamheden plaatsvinden aan twee straten in de buurt, de Valkenburgerlaan en de Azalealaan. Verweerder vindt het kwetsbaar om het gebied slechts via één route te ontsluiten, namelijk door het openstellen van de Goudse Rijweg voor vrachtverkeer ter hoogte van het Rijneveld tot aan de Biezen, zodat het vrachtverkeer vanuit noordelijke richting via de Goudse Rijweg de bestemmingen en de Biezen kan bereiken. Verweerder acht het wenselijk om ook het gebied vanuit zuidelijke richting te ontsluiten, door het openstellen van de Goudse Rijweg voor vrachtverkeer richting de Biezen. Met het bestreden besluit beoogt verweerder het vrachtverkeer en de daaruit voortvloeiende hinder beter te verdelen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat met de extra ontsluiting is beoogd verkeershinder wegens foutrijders te voorkomen. Omdat het knelpunt de Goudse Rijweg is, is deze nu voor vrachtverkeer in twee richtingen opengesteld. Verweerder heeft in het verkeersbesluit gewezen op de doelstellingen uit artikel 2, eerste lid, onder c en d en op artikel 2, tweede lid, onder a, van de Wvw.
7.2
De rechtbank acht de hiervoor weergegeven uitleg van verweerder van de betrokken verkeersbelangen niet onredelijk. Van belang daarbij is dat het voorgenomen verkeersbesluit in overeenstemming met artikel 24 van het Babw aan de politie is voorgelegd en dat de verkeersadviseur van de politie op 23 december 2021 positief heeft geadviseerd. Wat eiser daartegen heeft aangevoerd, dat er alternatieve routes voorhanden zijn en dat er de facto altijd maar één toegangsweg is geweest, heeft hij onvoldoende onderbouwd. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat met deze alternatieve routes minder hinder voor andere omwonenden zou ontstaan.
7.3
De rechtbank is met de Commissie bezwaarschriften eens dat in het verkeersbesluit inzichtelijk is gemaakt dat de belangen die met het verkeersbesluit worden gediend zijn onderzocht en hoe deze tegen elkaar zijn afgewogen. Eiser betwist dat met het verkeersbesluit de verkeershinder evenwichtiger wordt verdeeld, zoals verweerder heeft gesteld. De bewoners aan de zuidelijke kant van de Goudse Rijweg en de bewoners van de (tweede) Reijerskoop worden volgens eiser door het verkeersbesluit onevenredig getroffen, doordat er een verkeersstroom van vrachtwagens is ontstaan. Eiser heeft verkeersmetingen overlegd om dit te onderbouwen. Verweerder heeft zich in reactie hierop op het standpunt kunnen stellen dat het verkeersbesluit een tijdelijke situatie in het leven roept en dat het feit dat er meer verkeer zou gaan rijden als gevolg van het verkeersbesluit is meegewogen in de belangenafweging, waarin verweerder de noodzakelijkheid van groot onderhoud aan de Biezen, het kunnen uitvoeren van bouwwerkzaamheden in de omgeving en het bereikbaar houden van het achterliggende gebied voor vracht- en landbouwverkeer heeft kunnen betrekken. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat het vanuit verkeerskundig oogpunt, met name bij calamiteiten, wenselijk is gebruik te kunnen maken van meerdere ontsluitingsroutes. Verweerder heeft deze belangen in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan de nadelige gevolgen ervan, namelijk (tijdelijk) extra hinder voor omwonenden.
7.4
Dat verweerder mogelijke handhavingsproblematiek in de belangenafweging had moeten betrekken volgt de rechtbank niet. Met het verkeersbesluit wordt de verkeerssituatie tijdelijk gewijzigd en dat dit extra hinder voor omwonenden kan opleveren is, zoals hiervoor is overwogen, al in de belangenafweging betrokken. Dat in de praktijk mogelijk misbruik zou kunnen worden gemaakt van deze tijdelijke wijziging betekent niet dat verweerder daar bij het nemen van het verkeersbesluit al rekening mee had moeten houden. Voor zover eiser gelet op de hiervoor besproken verkeersmetingen van mening is dat het verkeersbesluit stelselmatig wordt overtreden, overweegt de rechtbank dat dit buiten de omvang van dit geding valt, dat ziet op de vraag of de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen en of het college in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat eiser verweerder om handhaving kan verzoeken als hij van mening is dat het verkeersbesluit stelselmatig wordt overtreden.
7.5
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wegenverkeerswet 1994.
2.Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:768 en de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:3761).