Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam 1], verzoeker, V-nummer: [nummer], en
[naam 3]en
[naam 4]
Rechtbank Den Haag
In de uitspraak van 17 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaken NL23.8220 en NL23.8222. Verzoekers, bestaande uit [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en hun minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten worden opgeschort totdat op de beroepen is beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak op dezelfde dag in de zaken NL23.8219 en NL23.8221 heeft de rechtbank de beroepen waarop deze verzoeken om een voorlopige voorziening betrekking hebben, afgedaan. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en zijn de verzoeken als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.