ECLI:NL:RBDHA:2023:735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
C/09/638828 / JE RK 22-2486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdhulpaanbieder

Op 16 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. Deze zaak volgde op een verzoekschrift van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, ingediend op 28 november 2022. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige01] belast is met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige momenteel verblijft in een moeder-kindhuis. De kinderrechter heeft eerder, op 18 januari 2022, al een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 18 januari 2023 zou aflopen.

Tijdens de zitting op 16 januari 2023 is gebleken dat [minderjarige01] niet in staat is geweest om te profiteren van de geboden hulpverlening en dat er grote zorgen zijn over haar welzijn. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [minderjarige01] niet bij haar moeder verblijft, en dat zij zwanger is. Gezien de omstandigheden en de noodzaak voor ondersteuning en begeleiding, heeft de kinderrechter besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 11 januari 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor dezelfde periode. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [minderjarige01] de nodige hulp en begeleiding ontvangt, zowel voor haarzelf als voor haar baby.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 25 januari 2023.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/638828 / JE RK 22-2486
Datum uitspraak: 16 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 28 november 2022 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2006 [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[naam01] en [naam02]
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder :
- het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 16 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam03] , namens de gecertificeerde instelling.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder;
- de pleegouders.
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk in een moeder-kindhuis van [verblijfplaats01] .
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 januari 2022 [minderjarige01] onder toezicht gesteld van 18 januari 2022 tot 18 januari 2023.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 januari 2022 een machtiging verleend [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 20 januari 2022 tot 29 juni 2022.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het volgende aan het verzoek ten grondslag. Afgelopen jaren zijn er meerdere machtigingen verleend om [minderjarige01] gesloten te plaatsen. Helaas heeft zij niet kunnen profiteren van de hulpverlening. Zij is weggelopen bij [naam04] en daardoor is zij daar uitgeschreven. Er is toen een plan gemaakt om toe te werken richting een zelfstandigheidstraject van [verblijfplaats01] . Vanwege de wachtlijst hiervoor zou [minderjarige01] tijdelijk bij de oom een tante verblijven. Toen [minderjarige01] zwanger bleek te zijn is dit traject aangepast. [minderjarige01] is aangemeld bij een moeder-kind huis en is daar inmiddels naar toe verhuisd. Zij zal daar de noodzakelijke begeleiding voor haar zelf en de baby ontvangen. Op dit moment gaat [minderjarige01] niet naar school. Zij wil uiteindelijk weer naar school gaan maar daar zal zij ondersteuning bij nodig hebben. Een machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk omdat [minderjarige01] niet bij de moeder verblijft en er een ondertoezichtstelling is. Het is nog niet duidelijk hoe het vervolgtraject eruit zal zien. Dit zal mede afhankelijk zijn van hoe het de komende periode met [minderjarige01] en de baby zal gaan.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, BW genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, BW genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Hiertoe overweegt de kinderrechter als volgt. Vorig jaar is [minderjarige01] onder toezicht gesteld omdat er grote zorgen waren. Zij liep weg vanuit de gesloten instelling, gebruikt middelen en zij ging niet naar school. Deze zorgen zijn grotendeels onverminderd aanwezig. [minderjarige01] is bij [naam04] uitgeschreven omdat zij wegliep en zij gaat momenteel nog steeds niet naar school. Daarbij is [minderjarige01] momenteel zwanger en zal zij binnenkort bevallen. De komende periode zal [minderjarige01] ondersteuning en begeleiding nodig hebben voor zowel haarzelf als voor de baby. Deze zal zijn in het moeder-kindhuis krijgen. Het is van belang dat haar plaatsing hier wordt gewaarborgd. In het kader van de ondertoezichtstelling kan de jeugdbeschermer de regie blijven voeren en de nodige hulpverlening inzetten. [minderjarige01] zal niet alleen ondersteuning nodig hebben bij de verzorging en opvoeding van de baby maar ook bij haar eigen ontwikkeling, zoals de schoolgang. Verder zal gekeken moeten worden hoe het vervolgtraject eruit zal komen te zien.
Ten aanzien van de verzochte periodes van de kinderbeschermingsmaatregelen overweegt de kinderrechter als volgt. Aangezien [minderjarige01] op 11 januari 2024 meerderjarig zal worden, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen en de machtiging uithuisplaatsing verlenen tot 11 januari 2024.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 18 januari 2023 tot 11 januari 2024 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 16 januari 2023 tot 11 januari 2024;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2023 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. Nijhout-van der Plas als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.