ECLI:NL:RBDHA:2023:7344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
10158007 RL EXPL 22-17024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van een vaststellingsovereenkomst en de gevolgen voor beslaglegging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de kantonrechter op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01]. De procedure volgde op een buitengerechtelijke ontbinding van een vaststellingsovereenkomst die was opgemaakt bij het Hof Amsterdam. De kern van het geschil betrof de vraag of [gedaagde01] goederen had onttrokken aan een door [eiser01] gelegd beslag. Dit beslag was gelegd op steigers die zich op het terrein van Marimat B.V. bevonden, een bedrijf waarvan [gedaagde01] directeur-grootaandeelhouder is.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 18 mei 2021 heeft de kantonrechter te Amsterdam Marimat B.V. veroordeeld tot betaling aan [eiser01]. Na een schikking in hoger beroep is er een vaststellingsovereenkomst gesloten, die later door [eiser01] buitengerechtelijk is ontbonden. Vervolgens heeft [eiser01] executoriaal beslag gelegd op de steigers van Marimat B.V. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de steigers niet eigendom waren van Marimat B.V., maar van de gemeente Zwartewaterland. Dit leidde tot de conclusie dat het beslag geen doel had getroffen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde01] niet onrechtmatig heeft gehandeld door de steigers aan de gemeente te laten ophalen, aangezien deze steigers niet tot de activa van Marimat B.V. behoorden. De vordering van [eiser01] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van eigendom en de juiste partij in beslagprocedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
CK/c
Zaaknummer: 10158007 \ RL EXPL 22-17024
Vonnis van 4 mei 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: Juridisch Support B.V.,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. M.A. Lasschuit.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 17 oktober 2022;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen, ingekomen op 19 oktober 2022;
  • de brief van 20 oktober 2022 afkomstig van [gedaagde01] ;
  • de pleitaantekeningen van mr. Lasschuit;
  • de zittingsaantekeningen van de griffier.
1.2.
Op 15 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens [eiser01] is verschenen mr. E.V.J. Goossens, namens de gemachtigde voornoemd. Voorts is verschenen [gedaagde01] in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] is (via Boris B.V.) directeur-grootaandeelhouder van Marimat B.V.
2.2.
Tussen Marimat B.V. en [eiser01] is op 18 mei 2021 door de kantonrechter te Amsterdam vonnis gewezen waarbij Marimat B.V. is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.915,00 aan hoofdsom, € 1.335,20 in verband met deskundigenkosten en
€ 2.468,54 aan proceskosten.
2.3.
Marimat B.V. is van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in hoger beroep gekomen bij het hof Amsterdam. Tijdens de zitting bij het hof op 9 december 2021 is tussen Marimat B.V. en [eiser01] een schikking tot stand gekomen. Ter beëindiging van het geschil tussen Marimat B.V. en [eiser01] zijn partijen overeengekomen dat Marimat B.V. aan [eiser01] een bedrag betaalt van € 7.000,00, het beslag zal worden opgeheven en er geen rechten meer kunnen worden ontleend aan het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 mei 2021.
2.4.
In januari 2022 heeft [eiser01] de vaststellingsovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
2.5.
Bij exploot van 29 augustus 2022 is executoriaal beslag gelegd op onder andere steigers die zich op het terrein van Marimat B.V. bevonden, met aanzegging van de executieverkoop die zal plaatsvinden op 30 september 2022.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] heeft – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde01] gevorderd tot betaling van € 17.676,42, vermeerderd met rente en kosten. De grondslag van de vordering van [eiser01] jegens [gedaagde01] is onrechtmatige daad.
3.2.
[gedaagde01] heeft verweer gevoerd en tot afwijzing van de vordering van [eiser01] geconcludeerd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. [eiser01] heeft de verkeerde gedagvaard, namelijk [gedaagde01] in persoon in plaats van Marimat B.V. Marimat B.V. heeft evenwel aan haar betaalverplichting uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst voldaan, zodat ten onrechte beslag is gelegd onder Marimat B.V. Als al beslag had mogen worden gelegd, had dat op grond van de vaststellingsovereenkomst moeten worden gelegd, in plaats van het vonnis van de kantonrechter te Amsterdam. Bovendien is het beslag niet gefrustreerd, niet door Marimat B.V. en niet door [gedaagde01] . Er is door [eiser01] namelijk beslag laten leggen op goederen van derden; de steigers waarop beslag is gelegd door de deurwaarder zijn van de gemeente Zwartewaterland.
3.3.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt dat het in deze procedure uiteindelijk neerkomt op de vraag of [gedaagde01] goederen heeft onttrokken aan het door [eiser01] gelegde (derden)beslag, omdat met de beantwoording daarvan de vordering van [eiser01] valt of staat ongeacht al het andere dat tussen partijen in geschil is. Dit betekent dan ook dat al het andere dat tussen partijen speelt, waaronder het al dan niet kunnen ontbinden van de vaststellingsovereenkomst met alle gevolgen van dien en het al dan niet gedagvaard hebben van de juiste partij, in het midden kan worden gelaten.
4.2.
De vraag of [gedaagde01] (in persoon) het onder Marimat B.V. gelegde beslag heeft gefrustreerd, althans zaken aan het beslag heeft onttrokken, beantwoordt de kantonrechter ontkennend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.
[eiser01] heeft aangevoerd dat [gedaagde01] het beslag heeft “gefrustreerd” doordat hij heeft toegelaten dat de gemeente Zwartewaterland nieuw door Marimat B.V. vervaardigde steigers van het terrein van Marimat B.V. kon halen terwijl op die steigers een beslag rustte. [gedaagde01] heeft daartegen aangevoerd dat de steigers eigendom zijn van de gemeente Zwartewaterland en door de gemeente aan Marimat B.V. zijn aangeboden ter reparatie maar de reparaties nog niet waren uitgevoerd. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft [gedaagde01] naar een tweetal e-mails verwezen, te weten een e-mail van [gedaagde01] (Marimat B.V.) aan de gemeente Zwartewaterland van 7 september 2022 en een e-mail van hem, althans Marimat B.V., naar deurwaarder De Besten en Partners gedateerd op 9 september 2022. In de e-mail van 7 september 2022 aan de gemeente Zwartewaterland schrijft [gedaagde01] : “
Heden moet ik u mededelen dat uw steigers klaar staan. De steigers hebben wij buiten ons terrein gezet. Alleen heeft een deurwaarder waarschijnlijk beslag op uw steigers gelegd. Het zijn uw steigers dus mij maakt het verder niet uit wat ermee gebeurd.”.Deze e-mail heeft [gedaagde01] vervolgens meegestuurd met zijn e-mail van 9 september 2022 aan de deurwaarder. In die e-mail van 9 september 2022 schrijft [gedaagde01] : “
Gemeente Zwartewaterland heeft vandaag op eigen kracht alle door uw in beslag gelegde steigers mee genomen. Deze steigers waren van hun en volledig betaald.”. De steigers zijn vervolgens diezelfde dag nog opgehaald door de gemeente Zwartewaterland.
4.4.
Hiertegen heeft [eiser01] ter zitting aangevoerd dat het hem onbekend was dat de steigers eigendom zijn van de gemeente Zwartewaterland en niet Marimat B.V. en dat dit ook nergens uit blijkt. Dat standpunt deelt de kantonrechter niet. Met de e-mails, die verder ook niet worden bestreden door [eiser01] , heeft [gedaagde01] zijn verweer dat de steigers geen eigendom van Marimat B.V. zijn, voldoende onderbouwd en voorts dat hij dit begin september 2022, vlak na het leggen van het beslag, heeft medegedeeld aan zowel de gemeente als de beslagleggende deurwaarder, terwijl vervolgens niet is gebleken van enige (re)actie daarop aan de zijde van [eiser01] .
4.5.
Gelet op het voorgaande kan de kantonrechter niet vaststellen dat de steigers op het moment van beslaglegging door [eiser01] eigendom waren van Marimat B.V. Sterker nog, er zijn aanwijzingen dat de steigers eigendom zijn van de gemeente Zwartewaterland en dat deze steigers slechts bij Marimat B.V. in onderhoud waren. Vervolgens is onweersproken door [gedaagde01] aangevoerd dat de reparatie aan de steigers niet heeft plaatsgevonden. Daardoor zijn er geen onderhouds- of reparatiekosten gemaakt, althans zijn er geen kosten in rekening gebracht door Marimat B.V. bij de gemeente Zwartewaterland en is zodoende ook geen vordering ontstaan van Marimat B.V. op de gemeente Zwartewaterland.
4.6.
Beslag kan slechts op de
activavan een debiteur worden gelegd. De steigers behoren evenwel niet tot activa van Marimat B.V., zoals in de vorige rechtsoverweging is vastgesteld. Van een vordering op een derde, zijnde de gemeente Zwartewaterland, is evenmin gebleken, zodat ook ten aanzien daarvan geen activa is ontstaan. De conclusie moet dan ook zijn dat het beslag van [eiser01] onder Marimat B.V. geen doel heeft getroffen, althans niet op de steigers in kwestie, zodat van onttrekking van zaken aan het beslag door [gedaagde01] geen sprake kan zijn. Het gestelde onrechtmatig handelen van [gedaagde01] is niet komen vast te staan. Hierdoor ontvalt aan de vordering van [eiser01] de grondslag om reden waarvan deze niet toewijsbaar is. [eiser01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde01] vastgesteld op € 792,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.W. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.