ECLI:NL:RBDHA:2023:7335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
AWB 22/5484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in visumkwestie Sint Maarten

In deze zaak heeft eiseres, een Venezolaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf in Sint Maarten, welke door de Nederlandse Ambassade te Venezuela op 21 januari 2022 is afgewezen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, dat op 2 september 2022 heeft geoordeeld dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen de afwijzing van het visum. Het Gerecht heeft het beroep vervolgens doorgezonden naar de Rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft de zaak op 5 april 2023 behandeld, waarbij eiseres vertegenwoordigd was door haar gemachtigde via videoverbinding.

De rechtbank overweegt dat de afwijzing van het visum is gebaseerd op het niet aantonen van het doel en de omstandigheden van het verblijf, en dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij na haar verblijf tijdig terugkeert naar Venezuela. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en stelt dat er sprake is van rechtsongelijkheid, omdat er geen mogelijkheid is tot bezwaar of beroep in Sint Maarten. De rechtbank concludeert echter dat het concordantiebeginsel, dat in artikel 39 van het Statuut is opgenomen, niet van toepassing is op het bestuursrecht en dat er geen wettelijke basis is voor de rechtbank om kennis te nemen van het beroep.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, en benadrukt dat de wetgever in Sint Maarten verantwoordelijk is voor het opvullen van de leemte in de wetgeving die het ontbreken van rechtsmiddelen betreft. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland en is openbaar uitgesproken op 21 april 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/5484

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

(gemachtigde: [naam]),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Beyik-Kocer).

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft de Nederlandse Ambassade te Venezuela de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten.
Bij verwijzingsuitspraak van 2 september 2022 [1] heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten het beroep doorgezonden naar de Rechtbank Den Haag.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde die door middel van een videoverbinding aanwezig was. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1
.Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit. Eiseres heeft een aanvraag ingediend tot afgifte van een visum voor kort verblijf in Sint Maarten voor een bezoek aan haar partner [naam] (referent). Verweerder heeft het visum geweigerd omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond, er documenten ontbreken en niet kan worden vastgesteld of eiseres na haar verblijf in Sint Maarten tijdig terug zal keren naar Venezuela nu zij haar economische en sociale binding met Venezuela niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Indien een visum is aangevraagd met als hoofddoel Sint Maarten staat er tegen weigering tot afgifte van het visum geen rechtsmiddel open, aldus het besluit.
2. Vervolgens heeft referent namens eiseres in een e-mail van 4 april 2022 gericht aan de Nederlandse ambassade in Venezuela verzocht om het besluit te heroverwegen. Als reactie is eiseres gewezen op de mogelijkheid een rechtsmiddel in te stellen bij de bevoegde autoriteiten op Sint Maarten.
3. Op 20 april 2022 heeft eiseres beroep ingesteld bij het Gerecht in eerste aanleg op Sint Maarten. Het Gerecht heeft bij uitspraak van 2 september 2022 vastgesteld dat een mogelijkheid tot het instellen van een rechtsmiddel tegen een weigering van een visum voor een kort verblijf op Sint Maarten ontbreekt. Vervolgens heeft het Gerecht geoordeeld dat, met in achtneming van het concordantiebeginsel, het rechtsmiddel dat openstaat voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) ook te gelden heeft voor beslissingen ten aanzien van Sint Maarten, zodat het beroep doorgezonden dient te worden aan de rechtbank in Den Haag.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat noch de rechtbank, noch de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres vindt dat er sprake is van rechtsongelijkheid omdat bezwaar en beroep in Sint Maarten niet mogelijk is. Verder is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Tot slot heeft eiseres inhoudelijke beroepsgronden aangevoerd tegen de afwijzing van het visum voor kort verblijf.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is de rechtbank bevoegd?
6.1.
Anders dan het Gerecht, overweegt de rechtbank dat het concordantiebeginsel zoals opgenomen in artikel 39 van het Statuut [2] niet van toepassing is op het bestuursrecht. In artikel 39 van het Statuut is het bestuursrecht immers niet opgenomen. Ook anderszins ziet de rechtbank geen wettelijke grondslag op basis waarvan de rechtbank Den Haag bevoegd zou zijn om te oordelen over een beroepschrift tegen een weigering van een visum voor een kort verblijf op Sint Maarten.
6.2.
De rechtbank constateert evenals het Gerecht, dat er een leemte in de wetgeving van Sint Maarten bestaat doordat de wet niet voorziet in rechtsmiddelen tegen een afwijzing voor een visum kort verblijf. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de vervelende situatie waarin eiseres en referent in verkeren is de rechtbank van oordeel dat het niet mogelijk is om een rechtsingang te creëren als daarvoor geen wettelijke basis bestaat. Daarbij komt dat Sint Maarten, anders dan Caribisch Nederland, een zelfstandig land is binnen het koninkrijk der Nederlanden. De rechtbank overweegt dat de wetgever in Sint Maarten aan zet is om deze leemte op te vullen.
6.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
6.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummer: SXM202200473-LAR00106/2022
2.Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.