ECLI:NL:RBDHA:2023:7268
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van nummeraanduiding op basis van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser, wonende op een adres in Den Haag, heeft beroep ingesteld tegen de intrekking van de nummeraanduiding van zijn nevenadres door de gemeente. De intrekking vond plaats met het primaire besluit van 2 juli 2021, waarna het bezwaar van de eiser ongegrond werd verklaard in het bestreden besluit van 7 juli 2022. De rechtbank heeft op 4 mei 2023 de zitting gehouden, waarbij de eiser niet aanwezig was, maar de gemeente werd vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de intrekking van de nummeraanduiding rechtmatig was. De Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet Bag) definieert een verblijfsobject als een eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen toegang. De rechtbank heeft vastgesteld dat het pand van de eiser, dat bestaat uit meerdere etages, feitelijk één verblijfsobject is, omdat het ontsloten wordt door één eigen toegangsdeur. De eiser heeft niet kunnen onderbouwen dat de huidige nummering de verhuurmogelijkheden van het pand onmogelijk maakt. De rechtbank concludeert dat de huidige woonsituatie niet rechtmatig is zonder een splitsingsvergunning en dat de intrekking van de nummeraanduiding dus terecht is.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.