ECLI:NL:RBDHA:2023:7264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
NL23.10163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Egyptische nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 19 februari 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure. Hij heeft een kopie van zijn paspoort overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet doorslaggevend is voor de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 1 maart 2023, waarin de rechtmatigheid van de bewaring tot dat moment is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is en dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld.

De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank benadrukt dat eiser zelf ook een actieve rol moet spelen in het verkrijgen van de benodigde documenten voor zijn uitzetting. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 april 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.10163
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1964.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 1 maart 2023 (in de zaak NL23.5177) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Eiser is sinds zijn inbewaringstelling op 19 februari 2023 in het bezit van een kopie paspoort van Egypte. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat de aanvraag om afgifte van een laissez passer (lp) pas op 3 maart 2023 is verstuurd naar de Egyptische autoriteiten. Verweerder had de aanvraag direct in kunnen dienen en nadien de vertaalde documenten door kunnen sturen aan de Egyptische autoriteiten. Hiermee had verweerder dertien dagen eerder alles in gang kunnen zetten. Nu verweerder in het bezit is van een kopie paspoort van eiser en eiser ook eerder is uitgezet naar Egypte valt niet in te zien waarom ruim één maand later na indiening van de lp aanvraag nog steeds de nationaliteit van eiser niet is vastgesteld door de Egyptische autoriteiten, aldus eiser.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat op 24 februari 2023 de aanvraag om afgifte van een lp is verzonden naar de lp kamer en deze op 27 februari 2023 is ontvangen bij de lp kamer. De aanvraag is op 3 maart 2023 verzonden naar de Egyptische autoriteiten. Verweerder heeft op 15 maart 2023 gerappelleerd bij deze autoriteiten ten behoeve van de lp aanvraag. Verweerder heeft nadien op 20 maart 2023 een vertrekgesprek met eiser gehouden. Verweerder merkt verder op dat er regelmatig presentaties plaatsvinden bij de Egyptische autoriteiten waarbij vervangende reisdocumenten worden afgegeven. Ten aanzien van deze presentaties en het onderzoek is verweerder afhankelijk van de Egyptische autoriteiten. Echter nu ten behoeve van de lp aanvraag tevens een kopie van eisers (verlopen) paspoort is gevoegd ziet verweerder geen enkele grond voor het oordeel dat voor eiser het zicht op uitzetting op korte termijn ontbreekt. Er is evenmin sprake van onvoldoende voortvarend handelen zijdens verweerder.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste
Uit de voortgangsgegevens blijkt dat verweerder op 3 maart 2023 een aanvraag om afgifte van een lp heeft doorgeleid naar de Egyptische autoriteiten. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat het tijdsverloop gelegen tussen de inbewaringstelling van eiser en de daadwerkelijke verzending van de lp aanvraag naar de Egyptische autoriteiten, niet maakt dat de bewaring onrechtmatig is. De rechtbank verwijst in dit verband naar haar eerdere uitspraak van 1 maart 2023 (in de zaak NL23.5177), rechtsoverweging 7. In wat eiser nu heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Het onderzoek bij de Egyptische autroiteiten loopt en verweerder heeft op 15 maart 2023 gerappelleerd bij deze autoriteiten naar de stand van zaken. Wat betreft eisers beroepsgrond dat er een kopie van zijn paspoort voorhanden is overweegt de rechtbank dat een kopie van een paspoort een rol kan spelen bij de afgifte van een lp, maar niet per se doorslaggevend is. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de lp aanvraag in behandeling is genomen door de Egyptische autoriteiten en niet gebleken is dat deze autoriteiten op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen vertrekken. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder in deze afhankelijk is van de werkwijze van de Egyptische autoriteiten en hier in
beperkte mate invloed op kan uitoefenen. Daarnaast heeft verweerder op 20 maart 2023 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Op eiser rust de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is of dat verweerder in dit verband onvoldoende voortvarend werkt. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Ambtshalve toetsing
Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing1 waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
1. ECLI:EU:C:2022:858
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.