ECLI:NL:RBDHA:2023:7253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 februari 2023. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot het sluiten van het onderzoek dat aan een eerdere uitspraak ten grondslag ligt. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de stelling dat hij in zijn belangen is geschaad door een te korte termijn voor het indienen van beroepsgronden, niet gevolgd. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko en dat de voortgangsrapportage onvoldoende duidelijkheid biedt over de te nemen stappen.

De rechtbank concludeert dat er zicht op uitzetting is, ondanks de lange duur van het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verweerder bij voortduring van de maatregel zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.12052
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 15 maart 2023 (in de zaak NL23.6263) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat hij door een te korte dan wel een onjuiste termijn voor het indienen van zijn beroepsgronden in zijn belangen is geschaad. Deze handelswijze leidt tot een onmogelijke wijze om een moment te kunnen vinden om de stukken te kunnen bespreken met zijn gemachtigde. Daarbij valt niet in te zien waarom verweerder met twee aangezegde dagen geen inperkend tijdstip krijgt en eiser wel. Eiser voert verder aan dat er geen zicht op uitzetting is. Een alternatief onderzoek door verweerder naar Spanje heeft tot niets geleid. Er is tot nu toe niet gebleken dat eiser door de Marokkaanse autoriteiten zal worden geaccepteerd. In de voortgangsgegevens is vermeld dat een presentatie aan de vertegenwoordiging nog te plannen is met een datum 1-1-1900. Deze datum is feitelijk niet mogelijk. Zonder verdere duidelijkheid en concrete informatie hierover van verweerder is het standpunt dat deze presentatie in redelijkheid niet te verwachten is. Gelet hierop kan voorts worden aangenomen dat een voortduring van de maatregel van inbewaringstelling van eiser indruist tegen het evenredigheidsbeginsel en dat deze niet langer proportioneel is. Onder de gegeven omstandigheden kan er worden geconcludeerd dat het belang van verweerder om de maatregel voort te zetten niet langer opweegt tegen de persoonlijke belangen van eiser om in vrijheid te worden gesteld.
5. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het onderzoek bij de Marokkaanse autroiteiten loopt. Op 15 maart 2023 en 6 april 2023 is schriftelijk gerappelleerd bij deze autroiteiten. De stelling van eiser in beroep dat de in de voortgangsgegevens genoemde datum 1-1-1990 feitelijk niet mogelijk is, klopt. Echter, onder het kopje status in de voortgangsgegevens staat “Nog te plannen”, hetgeen betekent dat er tot op heden nog geen datum bekend is voor een presentatie. Op 20 maart 2023 en 29 maart 2023 zijn vertrekgesprekken gevoerd met eiser. Op 19 april 2023 is getracht met eiser een vertrekgesprek te voeren, maar eiser wilde niet in gesprek gaan. De stelling van eiser in beroep dat de maatregel ten gevolge van door eiser beschreven “onregelmatigheden” niet langer gerechtvaardigd zou zijn, volgt verweerder niet. Verweerder is van mening dat niet is gebleken van (nieuwe) omstandigheden op grond waarvan de bewaring onrechtmatig is. De stelling van eiser in beroep dat de maatregel indruist tegen het evenredigheidsbeginsel en niet langer proportioneel zou zijn, volgt verweerder gelet op het voorgaande dan ook niet.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Termijn voor het indienen van een reactie op de voortgangsgegevens
De rechtbank stelt voorop dat een zaak als de onderhavige altijd mede ziet op de actualisering van informatie met betrekking tot de rechtmatigheid van (het voortduren van) de bewaring, waarbij het toetsingskader van het aan de orde zijnde beroep aan partijen bekend mag worden verondersteld, terwijl het hier gaat om relatief eenvoudig te verwerken informatie waarop eiser heeft kunnen reageren. De voortgangsrapportage is op 21 april 2023 om 10.20 uur ontvangen. Vanaf dat moment heeft eiser nagenoeg twee werkdagen de tijd gehad om te reageren, te weten tot 25 april 2023 om 10.00 uur. Vervolgens heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 26 april 2023 vóór 12.00 uur
een verweerschrift in te dienen. Gelet op het vorenstaande volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat hij een kortere termijn heeft gehad om te reageren op de voortgangsrapportage dan verweerder om een verweerschrift in te dienen. Voorts is eiser niet zodanig in zijn belang geschaad dat dit zwaarder dient te wegen dan het zijdens verweerder gestelde belang bij voortduring van de inbewaringstelling. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
Zicht op uitzetting
Uit de voortgangsgegevens blijkt dat het onderzoek bij de Marokkaanse autroiteiten loopt. Verweerder heeft op 15 maart 2023 en 6 april 2023 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten met betrekking tot de afgifte van een lp. Dat het onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer deze autoriteiten niet op voorhand te kennen gegeven geen lp te zullen verstrekken. Wat betreft eisers stelling dat de opgenomen presentatiedatum “1-1-1900” onmogelijk is, overweegt de rechtbank dat verweerder in zijn verweerschrift heeft toegelicht dat onder het kopje status in de voortgangsgegevens staat “Nog te plannen”, hetgeen betekent dat er tot op heden nog geen datum bekend is voor een presentatie. De rechtbank acht deze toelichting van verweerder afdoende. Dat er vooralsnog geen presentatie is gepland bij de Marokkaanse autroiteiten maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank overweegt dat verweerder in deze afhankelijk is van de werkwijze van deze autoriteiten en hij hier in beperkte mate invloed op kan uitoefenen. Gelet op bovenstaande concludeert de rechtbank dat er zicht op uitzetting is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Belangenafweging
Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is1, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. ECLI:EU:C:2022:858

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.