In deze zaak heeft eiseres, Ru, beroep ingesteld tegen de terugvordering van zorgtoeslag en kindgebonden budget door de Belastingdienst/Toeslagen. De terugvordering is gebaseerd op de vaststelling dat het gezamenlijke vermogen van eiseres en haar toeslagpartner te hoog was om voor toeslagen in aanmerking te komen. Eiseres betwistte de terugvordering en voerde aan dat zij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017 voldeed aan de eisen voor het ontvangen van toeslagen, omdat zij toen nog niet samenwoonde met haar partner. Ze stelde dat de onjuiste vermogensverdeling in de aangifte een geringe formele tekortkoming was en dat de terugvordering onevenredige gevolgen had. De rechtbank heeft de zaak op 19 mei 2023 behandeld en geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De rechtbank oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagde, omdat er geen toezeggingen waren gedaan door de Belastingdienst. Ook werd geoordeeld dat de onjuiste aangifte geen geringe formele tekortkoming was en dat de terugvordering niet onevenredig was. Eiseres kreeg geen schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn, omdat deze alleen in de bestuurlijke fase had plaatsgevonden. De rechtbank heeft de beslissing om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen, bevestigd.