ECLI:NL:RBDHA:2023:7188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
NL22.11763
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsommen

In deze zaak heeft eiser op 22 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 augustus 2022 alsnog op de asielaanvraag beslist en eiser een asielvergunning verleend. Eiser heeft echter laten weten zijn beroep te handhaven, met name tegen de conclusie van verweerder dat er geen bestuurlijke dwangsommen aan hem verschuldigd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag het beroep in zoverre geen procesbelang meer heeft. Eiser heeft zijn beroep willen handhaven voor de bestuurlijke dwangsommen, maar de rechtbank oordeelt dat de Tijdelijke wet op dit punt de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet onverbindend is wegens strijd met het Unierecht. Aangezien eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij wil, ontbreekt het procesbelang. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Desondanks wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser het recht had om beroep in te stellen wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.11763

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: S. Becks).

Procesverloop

Eiser heeft op 22 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn
asielaanvraag.
Bij besluit van 19 augustus 2022 heeft verweerder alsnog op de asielaanvraag van eiser beslist en hem een asielvergunning verleend.
Bij bericht van 12 juli 2022 in het digitale dossier heeft eiser laten weten zijn beroep te handhaven.
Verweerder heeft op 7 september 2022 een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, stelt de rechtbank vast dat met de inwilliging van die aanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, zodat eiser gelet op het bepaalde in artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft zijn beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 5 juli 2022 heeft geconcludeerd dat hij aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De Tijdelijke wet [1] sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren.
3. De Afdeling [2] heeft bij uitspraak van 30 november 2022 [3] geoordeeld dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend moet worden geacht wegens strijd met het Unierecht.
4. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk; en
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.