In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 3 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit, heeft eiseres op 23 mei 2022 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 16 juni 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het uitblijven van een besluit. Op 3 augustus 2022 heeft de Staatssecretaris alsnog een besluit genomen, maar eiseres heeft haar beroep gehandhaafd en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op de wettelijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die stellen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om extra kosten toe te kennen voor de aanvulling van de gronden, omdat deze niet op verzoek van de rechtbank zijn ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.