ECLI:NL:RBDHA:2023:718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
SGR 22/1417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de WIA en de voortzetting van de WGA-vervolguitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023, in de zaak SGR 22/1417, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn WGA-vervolguitkering ongewijzigd voort te zetten, beoordeeld. Eiser, die zich op 12 oktober 2015 ziekmeldde, heeft een arbeidsongeschiktheidspercentage van 65,87% vastgesteld gekregen. Het UWV heeft deze mate van arbeidsongeschiktheid gebaseerd op medisch en arbeidskundig onderzoek, waarbij eiser in bezwaar ging tegen de beslissing van het UWV. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiser voldoende heeft onderkend en dat er geen aanleiding is om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de beslissing van het UWV zouden kunnen ondermijnen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten om de WGA-vervolguitkering voort te zetten en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1417

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. Q. Overeijnder),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV

Inleiding

Het UWV heeft de vervolguitkering van eiser in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ongewijzigd voortgezet. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 65,87% (klasse 65 tot 80%).
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 20 januari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Op 3 januari 2023 heeft de rechtbank ingevolge artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) partijen schriftelijk om een (stilzwijgende) toestemming verzocht voor het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. Partijen hebben binnen veertien dagen niet gereageerd op dit verzoek, waarna op 19 januari 2023 het onderzoek is gesloten. Partijen zijn van het sluiten van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gesteld en daarbij is tevens medegedeeld dat de uitspraak op 26 januari 2023 zal worden gedaan. Eiser heeft naar aanleiding van deze e-mail gereageerd met de mededeling dat hij om een zitting had gevraagd voor het einde van de 8:57 termijn. Aangezien de griffie van het inloopteam en van de rechtbank Den Haag niks hadden ontvangen is eiser op 20 januari 2023 (per e-mail) in de gelegenheid gesteld deze stelling aannemelijk te maken. Ook heeft de griffier eiser nadien nog drie keer gebeld en de voicemail ingesproken om hem hieraan te herinneren. De rechtbank heeft echter van eiser niks meer vernomen. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor het einde van de 8:57 termijn kenbaar heeft gemaakt geen toestemming te verlenen voor het achterwege blijven van de zitting, zal de rechtbank het onderzoek niet heropenen en zoals vastgesteld uitspraak doen.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als senior systeembeheerder voor gemiddeld 39,77 uur per week. Op 12 oktober 2015 heeft eiser zich ziekgemeld. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Naar aanleiding van eisers aanvraag om een WIA-uitkering heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. De medische belastbaarheid van eiser is daarbij opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 augustus 2017. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV eiser per 9 oktober 2017 een WGA-vervolguitkering toegekend, waarbij is uitgegaan van een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,80% (klasse 55 tot 65%). Daarnaast ontvangt eiser toeslag op grond van de Toeslagenwet. Eiser heeft tegen de toekenning van de WGA-vervolguitkering bezwaar gemaakt. Bij de beslissing op bezwaar van 26 februari 2018 is eisers bezwaar gegrond verklaard, maar is de beslissing om aan hem een WGA-vervolguitkering toe te kennen gehandhaafd. Wel is de arbeidsongeschiktheidsklasse veranderd; de WGA-vervolguitkering per 9 oktober 2017 is gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 66,31% (klasse 65 tot 80%). De rechtbank heeft het door eiser tegen deze beslissing op bezwaar gemaakte beroep ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft eisers hoger beroep eveneens ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2. Op 4 december 2018 heeft eiser bij het UWV gemeld dat zijn gezondheidssituatie is gewijzigd. Het UWV heeft dit verzoek in eerste instantie niet in behandeling genomen. Naar aanleiding van de behandeling van eisers hoger beroep ter zitting van de CRvB heeft het UWV het verzoek alsnog in behandeling genomen en een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek verricht.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser 65,87% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WGA-vervolguitkering ongewijzigd voort te zetten naar klasse 65 tot 80%.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 20 december 2021
.De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de FML van 29 april 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 19 januari 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het UWV al jaren weigert om hem integraal arbeidsongeschikt te verklaren. Hij vindt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en weet niet meer wat hij aan medische gegevens moet inbrengen om dat aan te tonen. Volgens eiser is het onbegrijpelijk dat het medisch en arbeidskundig onderzoek pas een jaar na de zitting bij de CRvB heeft plaatsgevonden. Daarnaast kreeg eiser tijdens de herkeuring weer hetzelfde te horen en werd opnieuw geweigerd om te kijken naar zijn medisch dossier. Eiser vindt dit uiterst merkwaardig, omdat de CRvB tijdens de zitting te kennen heeft gegeven noodzaak te zien in het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. Alleen omdat het UWV toen had aangegeven de herkeuring snel te zullen verrichten en goed te zullen kijken naar de beperkingen, heeft de CRvB afgezien van het benoemen van een onafhankelijke deskundige.
7. Eiser verzoekt de rechtbank om deze onafhankelijke deskundige alsnog te benoemen.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 65,87% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser voor 65,87% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier, waaronder de medische informatie van zijn behandelaars in het verleden en het bezwaar van eiser. Hij heeft eveneens betrokken het rapport van de verzekeringsarts, waarin onder meer diens bevindingen uit eigen psychisch onderzoek, de anamnese, het dagverhaal en de door eiser ingevulde vragenlijst zijn vermeld. Gelet hierop vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: ernstige destructie van de linkerorbita waarna functieverlies van het linkeroog, hoofdpijnklachten en psychische klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. De stelling van eiser, dat de verzekeringsarts B&B (wederom) weigert om naar zijn medisch dossier te kijken, kan hem niet baten. Eiser heeft namelijk niet concreet gemaakt welke medische feiten in dat medisch dossier staan, die niet bekend zijn bij het UWV en die daarom niet zijn meegenomen bij het medisch onderzoek. Eiser voert tot slot nog aan dat de herkeuring pas na een jaar na de zitting bij de CRvB heeft plaatsgevonden, terwijl de CRvB het UWV had aangemaand daar snel mee te starten. De rechtbank beschikt niet over de zittingsaantekeningen of een verslag van hetgeen tijdens de zitting bij de CRvB is besproken. Dat er een toezegging zou zijn gedaan dat het onderzoek naar eisers arbeidsongeschiktheid binnen een bepaalde termijn zou zijn verricht, kan de rechtbank – bij gebreke van nadere onderbouwing van eisers kant – niet vaststellen. Bovendien stelt de rechtbank vast dat het medisch onderzoek is verricht binnen vijf maanden na de zitting bij de CRvB en is afgerond binnen zes maanden na die zitting. Eisers stelling dat het onderzoek meer dan een jaar heeft geduurd, is dan ook feitelijk onjuist. Ook kan hieruit ook niet zonder meer worden geconcludeerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser, zoals vastgesteld door de verzekeringsarts in de FML van 29 april 2021, in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden gemotiveerd heeft bevestigd.
12. Eiser vindt dat hij volledig arbeidsongeschikt is en hij weet niet meer wat hij aan medische gegevens moet inbrengen om dat aan te tonen. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Zoals de verzekeringsarts in haar rapport van 29 april 2021 heeft weergegeven is bij eiser geen sprake van het ontbreken van benutbare mogelijkheden. Daarbij heeft zij gewezen op het feit dat uit onderzoek is gebleken dat eiser zichzelf kan verzorgen, dat hij activiteiten kan verrichten en dat hij niet is opgenomen. De verzekeringsarts B&B heeft geen reden gezien om hier anders over te denken. Eiser heeft deze motivering niet betwist, noch heeft hij feiten en omstandigheden genoemd en onderbouwd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat hij wel voldoet aan de criteria zoals vermeld in artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Voor zover eiser in dit verband verwijst naar de medische stukken die hij voor het laatst in 2020 heeft ingebracht, kan dat hem niet baten. Immers, de rechtbank en de CRvB hebben in hun uitspraken ook al beslist dat die desbetreffende medische stukken niet tot volledige arbeidsongeschiktheid kunnen leiden. Er is terecht een FML opgesteld.
13. De rechtbank overweegt verder dat de verzekeringsarts alle medische informatie heeft meegenomen. Op grond daarvan is zij van mening dat inderdaad sprake is van een verslechtering van eisers gezondheidstoestand en zij heeft in dat verband aanvullende beperkingen aangenomen in de FML. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport dit standpunt van de verzekeringsarts gemotiveerd onderschreven. Indien eiser van mening is dat deze FML niet volledig/juist is, had het op zijn weg gelegen om zijn standpunt met nieuwe medische informatie te onderbouwen. Eiser heeft voor het laatst in 2020 medische stukken overgelegd die dateren uit 2016 en 2017. Het is dan ook niet voldoende om op grond van deze “oude” medische gegevens te stellen dat ten onrechte voor eiser meer beperkingen, waaronder een urenbeperking, hadden moeten worden vastgesteld.
14. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Volgens hem was de CRvB ook van plan om een onafhankelijke deskundige te benoemen, maar omdat het UWV toen te kennen heeft gegeven op korte termijn eisers melding wijziging gezondheidstoestand te onderzoeken en beter naar het dossier te zullen kijken heeft de CRvB hiervan afgezien.
15. De rechtbank ziet zoals hiervoor uiteen is gezet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Daarom wordt het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen. De rechtbank merkt ten overvloede op dat uit de uitspraak van de CRvB niet blijkt dat zij een onderzoek door een onafhankelijke deskundige nodig achtte dan wel dat zij hiervan heeft afgezien op de door eiser genoemde voorwaarde, zoals hij in zijn beroepschrift stelt. De CRvB heeft in de uitspraak juist vermeld dat een onafhankelijke deskundige niet noodzakelijk is, nu er geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling. Eiser heeft zijn stelling ook verder niet aannemelijk gemaakt.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
17. De arbeidsdeskundige heeft in het rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De arbeidsdeskundige B&B heeft zich hierachter geschaard. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk. Eiser heeft hiertegen in beroep ook geen argumenten aangevoerd
.De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen.
18. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben berekend dat eiser met de middelste van de drie geduide functies 34,13% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk als senior systeembeheerder, zodat hij voor de overige 65,87% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om de WGA-vervolguitkering van eiser voort te zetten, omdat hij 65,87% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2023 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.