ECLI:NL:RBDHA:2023:716
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in jeugdstrafzaak wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze jeugdstrafzaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte. De rechtbank constateert een extreme overschrijding van de redelijke termijn van 52 maanden, terwijl de redelijke termijn voor jeugdigen 16 maanden bedraagt. De termijn begon op 30 mei 2017, de datum waarop de verdachte voor het eerst als verdachte is gehoord. De officier van justitie heeft geen redelijke uitleg gegeven voor het lange tijdsverloop, en de verdediging heeft geen aandeel gehad in de vertraging. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de verdachte en de pedagogische doelen van het jeugdstrafrecht in deze zaak zwaarder wegen dan de belangen van de slachtoffers en de samenleving bij vervolging. De verdachte, inmiddels 22 jaar oud, heeft zich positief ontwikkeld en heeft geen politiecontacten meer gehad sinds 2017. De rechtbank concludeert dat een pedagogische interventie geen meerwaarde meer heeft en dat een veroordeling nadelige gevolgen zou hebben voor de verdachte, vooral in het kader van zijn toekomstige werkgelegenheid. Daarom verklaart de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.