ECLI:NL:RBDHA:2023:7131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/5143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetaling bij ziekte van een burgerlijke ambtenaar Defensie en de toepassing van het IBBAD

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een burgerlijke ambtenaar bij het ministerie van Defensie, en de staatssecretaris van Defensie. Eiseres had zich op 10 november 2020 ziek gemeld vanwege een burn-out en ontving vanaf dat moment 70% van haar bezoldiging. Eiseres was van mening dat zij recht had op 100% doorbetaling van haar bezoldiging in het eerste ziektejaar, omdat de staatssecretaris onvoldoende inspanningen had verricht voor haar re-integratie. De staatssecretaris had echter het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de rechtbank moest nu beoordelen of dit terecht was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1 februari 2017 in dienst is bij Defensie en dat zij in de periode van 10 november 2021 tot april 2022 70% van haar bezoldiging ontving. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris niet tijdig had gehandeld in haar re-integratie en dat dit had geleid tot haar langdurige ziekte. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de staatssecretaris zijn re-integratieverplichtingen had moeten nakomen, dit niet automatisch betekende dat eiseres recht had op 100% doorbetaling van haar bezoldiging. De rechtbank verwees naar de bepalingen in het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD), waarin staat dat na twaalf maanden ziekte de ambtenaar recht heeft op 70% van zijn bezoldiging, tenzij aan specifieke voorwaarden is voldaan.

De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor toepassing van de hardheidsclausule en dat de staatssecretaris zich aan de regels had gehouden. Eiseres had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een uitzondering op de regelgeving rechtvaardigden. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris om 70% van de bezoldiging door te betalen. Eiseres kreeg geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigden: mr. E. van Haasteren),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.G. Kruithof).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de loondoorbetaling aan eiseres wegens ziekte met ingang van 10 november 2020 vastgesteld op 70% van haar bezoldiging.
Bij besluit van 18 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is sinds 1 februari 2017 als burgerambtenaar in dienst bij het ministerie van Defensie. Ze werkt sinds 1 april 2020 in de functie van senior contractmanager met leidinggevende taken. Op 10 november 2020 heeft zij zich ziek gemeld vanwege een burn-out. Verweerder heeft de bezoldiging van eiseres over de periode van 10 november 2021 tot april 2022 verlaagd tot 70 % van haar bezoldiging, omdat zij langer dan een jaar ziek is. [1] Verweerder heeft geen aanleiding gezien om gebruik te maken van de uitzonderingsmogelijkheden. [2]
Waarom is eiseres het niet met verweerder eens?
2. Eiseres betoogt dat verweerder in de periode van 10 november 2021 tot en met april 2022 100% van haar bezoldiging had moeten doorbetalen, omdat verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht in het kader van haar re-integratie. Zo heeft verweerder eiseres niet tijdig aangemeld bij het Dienstencentrum Re-integratie, nagelaten een arbeidskundig of functiegeschiktheidsadvies op te laten stellen en niet actief gezocht naar mogelijkheden om haar te herplaatsen in een andere passende functie. Dit terwijl de bedrijfsarts dit heeft geadviseerd. Had verweerder dit wel gedaan dan had het in de rede gelegen dat zij in haar eerste ziektejaar was hersteld. Verweerder neemt ten onrechte geen verantwoordelijkheid en handelt willekeurig en tegenstrijdig. Eiseres doet in dit kader een beroep op de uitspraak van rechtbank Alkmaar van 4 februari 2010. [3]
Wat vindt verweerder in beroep?
3. Verweerder kan zich niet in de verwijten van eiseres vinden. Van één van de uitzonderingen in het IBBAD, die aanspraak geven op 100% doorbetaling, is geen sprake. Sinds 2016 conformeert verweerder zich aan het IBBAD en is er geen sprake meer van buitenwettelijk begunstigend beleid. Er is geen grond voor toepassing van de hardheidsclausule.
Wat zijn de regels?
4. Een burgerlijke ambtenaar werkzaam bij Defensie die ongeschikt is om zijn arbeid te verrichten door ziekte heeft vanaf de dag waarop deze ongeschiktheid begint, gedurende twaalf maanden aanspraak op zijn volledige bezoldiging. Na deze twaalf maanden heeft hij tot het einde van zijn betrekking aanspraak op 70% van zijn bezoldiging. [4] In artikel 26, vierde en vijfde lid, van het IBBAD is limitatief opgesomd in welke gevallen na afloop van de termijn van twaalf maanden aanspraak gemaakt kan worden op volledige doorbetaling. Dat is het geval indien de ziekte in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de opgedragen arbeid of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. [5] Daarnaast geldt dit in de periode van zwangerschap- of bevallingsverlof en over de uren dat loonvormende arbeid is verricht. [6]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres zich beroept op feiten en omstandigheden van na haar ziekmelding, die betrekking hebben op haar re-integratietraject. Voor zover vast zou komen te staan dat verweerder zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen brengt dit niet met zich mee dat eiseres op grond van artikel 26 van het IBBAD aanspraak kan maken op 100% doorbetaling. Er is immers geen sprake van één van de in dat artikel limitatief opgesomde situaties waarin deze aanspraak wel bestaat.
6. Er bestaat ook geen aanleiding om eiseres te volgen in haar beroep op de uitspraak van rechtbank Alkmaar van 4 februari 2010. In deze uitspraak had verweerder de ambtenaar zes maanden langer 100% van de bezoldiging doorbetaald omdat het re-integratietraject vertraging had opgelopen. Verweerder erkent dat ten tijde van de uitspraak van rechtbank Alkmaar deze praktijk buitenwettelijk begunstigend beleid was, maar stelt dat van deze praktijk is teruggekomen met de Nota
Loondoorbetaling bij ziektevan 27 oktober 2016. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat enkel al om die reden geen aanleiding voor verweerder om dit beleid alsnog toe te passen op eiseres. Het beleid is ruim vóór de ziekmelding van eiseres ingetrokken. Daar komt bij dat in de Nota expliciet is overwogen dat de korting op loondoorbetaling in het tweede ziektejaar dwingendrechtelijk is geregeld, de uitzonderingen daarop limitatief zijn én de omstandigheid dat verweerder onvoldoende inspanningen heeft verricht in het kader van de re-integratie niet onder deze uitzonderingen valt, mede omdat daarvoor andere instrumenten zijn. Eiseres heeft geen individuele, bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat toepassing van deze regelgeving in haar geval leidt tot een onevenredige uitkomst.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
7. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Verweerder heeft eiseres terecht in de periode van 10 november 2021 tot april 2022 70% van haar bezoldiging uitbetaald.
8. Verweerder hoeft eiseres geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 26, eerste lid, van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD).
2.Zie artikel 26, vierde en vijfde lid, van het IBBAD.
4.Zie artikel 26, eerste lid van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD).
5.Zie artikel 26, vierde lid, aanhef en onder a, van het IBBAD.
6.Zie artikel 26, vierde lid, aanhef en onder b, van het IBBAD.