ECLI:NL:RBDHA:2023:7113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
SGR 21/4998
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlenging termijn na bestuurlijke lus in bestuursrechtelijke procedure

In de tussenuitspraak van 2 februari 2023 heeft de rechtbank verweerder de gelegenheid gegeven om binnen drie maanden het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft op 10 mei 2023 verzocht om verlenging van deze termijn. Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd en betoogd dat het onderzoek van verweerder niet deugdelijk is en dat de termijnverlenging niet gerechtvaardigd is. De rechtbank overweegt dat, hoewel het verzoek om verlenging na afloop van de oorspronkelijke termijn is gedaan, het vanuit proceseconomie toch beoordeeld kan worden. De rechtbank stelt vast dat in bijzondere gevallen een verlenging kan worden toegestaan, mits het verzoek goed gemotiveerd is. Verweerder heeft aangegeven dat het onderzoek nog niet is afgerond en dat meer tijd nodig is. De rechtbank oordeelt dat een verlenging van de termijn met vijf weken gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden van het geval en het belang van een zorgvuldige afhandeling. De rechtbank wijst erop dat verder uitstel niet zal worden verleend en dat indien het gebrek niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er een einduitspraak zal volgen op basis van de tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4998 T2

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.A. Timmer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: M.J. Logan).

Procesverloop

In de tussenuitspraak van 2 februari 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen drie maanden na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar die tussenuitspraak.
Bij brief van 10 mei 2023 heeft verweerder de rechtbank verzocht de in de tussenuitspraak gestelde termijn te verlengen.
Eiseres heeft schriftelijk gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft weliswaar zijn verzoek om verlenging van de termijn om het gebrek te herstellen gedaan na afloop van de oorspronkelijke termijn die de rechtbank hiervoor heeft gesteld in de tussenuitspraak, maar de rechtbank ziet uit een oogpunt van proceseconomie toch aanleiding om het verzoek te beoordelen.
2. Slechts in bijzondere gevallen willigt de rechtbank een verzoek om verlenging van de in de tussenuitspraak gestelde termijn in. Het verzoek om verlenging moet daarom zijn gemotiveerd. De rechtbank verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM4478) en 21 september 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT2162).
3. De reden waarom verweerder de rechtbank verzoekt om verlenging van de termijn is dat het onderzoek dat naar aanleiding van de tussenuitspraak is verricht nog niet geheel is afgerond en meer tijd vergt dan de gegeven termijn van drie maanden. Verweerder verwacht dat het onderzoek binnen drie weken na 10 mei 2023 is afgerond en zal dan een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. Verweerder verzoekt daarom om verlenging van de termijn met ten hoogste zes weken
4. Eiseres stelt zich hierover – kort gezegd – op het standpunt dat het onderzoek dat verweerder verricht niet deugdelijk en zorgvuldig is. De wijze waarop het onderzoek is ingericht heeft een negatieve invloed op haar psychische welbevinden. Ook houdt verweerder zich niet aan de opdracht van de rechtbank doordat vanaf het begin is ingezet op een onderzoek met een duur van zes maanden. Zij verzoekt de rechtbank daarom het verzoek van verweerder af te wijzen en einduitspraak te doen.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende uiteengezet dat in dit specifieke geval een verlenging van de termijn met vijf weken gerechtvaardigd is. Uitgaande van de datum van het verzoek (10 mei 2023) beschikt verweerder daarmee over de verzochte extra zes weken. De rechtbank neemt bij deze beslissing in aanmerking dat de oorspronkelijk bepaalde termijn te kort is gebleken. Ook is van belang dat verweerder verwacht op betrekkelijk korte termijn een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Verder beschikt eiseres tot de datum van de einduitspraak als voorlopige voorziening over de door haar gewenste maatwerkvoorziening in de vorm van 2 uur per week professionele begeleiding bij het naar buiten gaan. Tot slot acht de rechtbank van belang dat een afwijzing van de gevraagde verlenging naar alle waarschijnlijkheid zou leiden tot een uitspraak die het geschil niet finaal beslecht. Daarmee is eiseres niet gebaat.
6. De rechtbank wijst verweerder erop dat verder uitstel niet zal worden verleend. Indien binnen de nu gestelde termijn geen gebruik wordt gemaakt van de geboden gelegenheid om het gebrek te herstellen, zal de rechtbank einduitspraak doen op basis van de tussenuitspraak.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vijf weken na verzending van deze tweede tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de eerste tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.