ECLI:NL:RBDHA:2023:7106
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor verhuiskosten en inrichtingskosten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.P. de Witte, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door A. Bogaards. Eiseres had aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor huisraad en de eerste maand huur, welke door verweerder zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt en dat zij in 2018 een lening heeft afgesloten bij de Gemeentelijke Kredietbank. Eiseres heeft bijzondere bijstand aangevraagd in verband met verhuiskosten en inrichtingskosten, omdat zij zich genoodzaakt voelde te verhuizen om medische redenen en vanwege de slechte staat van haar huisraad. Verweerder heeft de aanvragen afgewezen op basis van het feit dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en dat eiseres had kunnen reserveren voor deze kosten.
De rechtbank heeft overwogen dat de kosten waarvoor eiseres bijstand heeft gevraagd, in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden van eiseres, zoals het langdurig wachten op een andere woning en de staat van haar huisraad, niet als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Wmo 2015 als voorliggende voorziening geldt voor de kosten van verhuizing op medische gronden, waardoor de aanvraag voor bijzondere bijstand niet kan worden toegewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde bijstand en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.