ECLI:NL:RBDHA:2023:7080
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, op 13 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 12 december 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 5 december 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser verzocht om binnen twee weken te reageren op deze inwilligende beslissing, maar eiser heeft niet gereageerd, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep wordt gehandhaafd. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is verstreken. Verweerder heeft op 5 december 2022 alsnog een besluit genomen, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. Eiser heeft verzocht om een bestuurlijke dwangsom, maar de rechtbank concludeert dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom aan eiser verschuldigd is, conform de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 5 december 2022 ongegrond. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.