ECLI:NL:RBDHA:2023:7074
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 23 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 15 augustus 2022 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 18 oktober 2022 alsnog de aanvraag ingewilligd, maar eiser heeft het beroep gehandhaafd en verzocht om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat verweerder alsnog een besluit heeft genomen. Het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2022 is ongegrond, omdat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser is verschuldigd, conform de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 mei 2023 en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.