ECLI:NL:RBDHA:2023:7067
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 3 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 29 september 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag. Hierdoor is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, welke zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank past de wegingsfactor 'licht' toe, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de beslissing genomen en de proceskostenveroordeling openbaar gemaakt. Verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending.