ECLI:NL:RBDHA:2023:7050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
C/09/631015 HA ZA 22-501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de woning tussen ex-samenwoners na beëindiging van de relatie

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De vrouw, eiseres in conventie, vorderde onder andere dat zij als vertegenwoordiger van de man zou worden aangewezen voor de eigendomsoverdracht van de woning, en dat de man zou meewerken aan de verdeling van de woning. De man, gedaagde in conventie, vorderde afwijzing van de vorderingen van de vrouw en stelde dat hij meer belang had bij de toedeling van de woning aan hem.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de woning moet worden verdeeld en dat de actuele marktwaarde van het appartement als uitgangspunt moet dienen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de vrouw bij toedeling van de woning groter is dan dat van de man, omdat zij in de woning woont en de man een huurwoning heeft. De rechtbank heeft bepaald dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij binnen drie maanden aantoont dat zij in staat is de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw aan de man een vergoeding van € 7.600 moet betalen voor de kosten van de gezamenlijke huishouding gedurende de periode van hun samenleving, en een gebruiksvergoeding van € 5.600 voor de periode dat de man de hypotheeklasten heeft betaald nadat hij de woning had verlaten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/631015 / HA ZA 22-501
Vonnis van 3 mei 2023
in de zaak van
[eiseres]te [plaats],
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. P. Verbraaken te Den Haag,
tegen
[gedaagde]te [plaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. J.A. Hoste te Den Haag.
Partijen zullen hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2022, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie van 3 augustus 2022, zonder producties,
  • het antwoord in reconventie tevens vermeerdering van eis van 14 september 2022, met producties 6 tot en met 8;
  • het tussenvonnis van 1 februari 2023, waarin een datum voor het houden van een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het bericht van de man van 13 februari 2023, met productie 1 tot en met 4.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2023. Daarbij zijn verschenen: (i) de vrouw (vergezeld van haar zus en zwager), bijgestaan door mr. Verbraaken voornoemd en; (ii) de man, bijgestaan door mr. Hoste voornoemd.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van dat wat ter zitting naar voren is gebracht aantekeningen gemaakt voor het griffierdossier. Nadat partijen te kennen hebben gegeven dat zij alles hebben verklaard wat zij van belang achten, is de zitting geschorst. Na hervatting van de zitting hebben partijen de rechtbank verzocht de zaak aan te houden ter beproeving van de mogelijkheid van een regeling. Op 22 maart 2023 hebben partijen de rechtbank verzocht vonnis te wijzen.
1.4.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Op 19 november 2018 zijn zij, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar geworden van het appartementsrecht rechtgevend op het uitsluitend gebruik van de woning aan het [adres] te [plaats] (‘de woning’). Partijen hebben de aankoop van de woning gefinancierd met een hypothecaire geldlening bij ING Bank ter hoogte van € 165.000 onder hoofdelijke aansprakelijkheid van beiden. Na aankoop van de woning zijn zij in de woning gaan samenwonen. De zoon van de man is in de huurwoning van de man blijven wonen.
2.2.
Op 8 januari 2022 hebben partijen hun relatie verbroken. De man heeft de woning verlaten en heeft zijn intrek genomen in zijn (voormalige) huurwoning die nog steeds op zijn naam stond. De vrouw woont sindsdien alleen in de woning.
2.3.
De schuld uit hoofde van de hypothecaire geldlening bedraagt € 147.583,46 per 26 februari 2022.

3.Het geschil

De vorderingen in conventie en in reconventie

3.1.
De vrouw vordert
in conventie, na (
voorwaardelijke) eisvermeerdering, kort gezegd, bij voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primairte bepalen dat de woning zal worden verdeeld en dat de man de eigendom van zijn aandeel van de woning overdraagt aan haar onder de voorwaarde dat zij hem laat ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en aan hem de helft van de eventuele overwaarde uitbetaalt;
te bevelen dat de man meewerkt aan toedeling van de woning aan de vrouw door:
het verstrekken van een gezamenlijke taxatieopdracht aan Elzenaar NVM Makelaar in Den Haag met als doel de waarde bindend vast te stellen;
het verstrekken van een opdracht aan Caminada Notarissen in Rijswijk om een concept-akte tot verdeling op te stellen ten behoeve van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek;
mee te werken aan de notariële eigendomsoverdracht binnen een week nadat de man daartoe is uitgenodigd door de notaris;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 250 per dag(deel) dat de man hieraan niet voldoet;
3. de vrouw aan te wijzen als vertegenwoordiger van de man (artikel 3:300 lid 1 BW), zodat zij de eigendomsoverdracht en de afwikkeling van de daaraan verbonden hypothecaire geldlening en kosten kan bewerkstelligen;
4. met bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de leveringsakte vereiste wilsverklaring en handtekening indien de man hieraan niet meewerkt;
5. te bepalen dat alle kosten verband houdende met de eigendomsoverdracht van de woning gelijk worden gedeeld;
subsidiaireen beslissing in goede justitie;
6. en,
onder de voorwaarde datde man zijn vorderingen in reconventie handhaaft, zoals omschreven onder 3.3 (5 a tot en met e), hem te veroordelen tot betaling aan de vrouw van € 19.785,94 (door haar betaalde eigenaarslasten en overige gezamenlijke lasten);
7. met veroordeling van de man in de proceskosten in conventie en in reconventie.
3.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat partijen ieder voor de onverdeelde helft eigenaar zijn van de woning en dat ieder van de deelgenoten te alle tijden verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen op grond van artikel 3:178 Burgerlijk Wetboek (BW).
3.3.
De man concludeert tot afwijzing van de vorderingen in conventie, voert verweer en
vordert in reconventie, bij voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair te bepalen dat de woning wordt getaxeerd door een nog aan te wijzen taxateur en dat de man binnen drie maanden daarna de woning overneemt voor het taxatiebedrag onder de verplichting de helft van de overwaarde, verminderd met aan de overdracht verbonden kosten, vergoedt aan de vrouw;
subsidiair, indien de man niet in staat is de woning over te nemen, te bepalen dat de woning wordt verkocht aan een derde, waarbij de overwaarde, verminderd met de aan de overdracht verbonden kosten, bij helfte wordt gedeeld;
met bepaling dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de leveringsakte vereiste wilsverklaring en handtekening indien de vrouw hieraan niet meewerkt;
te bepalen dat het voorlopig gebruiksrecht van de woning wordt toegekend aan de man met bevel aan de vrouw om de woning binnen één week na datum van dit vonnis te verlaten en niet meer te betreden, op straffe van een dwangsom van € 250 per dag(deel) dat zij daaraan niet voldoet, met een maximum van € 25.000;
de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag van:
€ 15.106,18 voor door de man betaalde hypotheeklasten;
€ 875 voor door de man betaalde advies- en afhandelingskosten;
€ 1.125 vanwege door de vrouw ontvangen belastingteruggaven;
€ 400 uit hoofde van een gebruiksvergoeding per maand vanaf januari 2022 tot aan het vertrek van de vrouw uit de woning;
€ 2.775 voor door de man betaalde boodschappen tijdens de samenleving;
6) met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in conventie en in reconventie.
3.4.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij meer belang heeft bij toedeling van de woning aan hem dan de vrouw. Daarnaast heeft de vrouw niet (volledig) bijgedragen in haar aandeel in de gezamenlijke lasten, hoewel zij daartoe wel gehouden is.
3.5.
De vrouw concludeert tot afwijzing, voert verweer en heeft een voorwaardelijke eisvermeerdering ingesteld, die is weergegeven onder 3.1 sub 6) en 7).

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie zien op hetzelfde feitencomplex en zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
Verdeling van de woning
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat het appartement moet worden verdeeld. Hierbij dient de actuele marktwaarde van het appartement tot uitgangspunt te worden genomen. Het appartement zal daarom moeten worden getaxeerd. Partijen dienen hiertoe gezamenlijk opdracht te geven aan, zoals hierna is toegelicht onder 4.6, Elzenaar Makelaardij te Den Haag, voor een bindende taxatie. Partijen moeten ieder de helft van de kosten hiervan dragen.
4.3.
Beide partijen hebben aangegeven dat zij de woning willen en kunnen overnemen. De rechtbank is om de navolgende redenen van oordeel dat het belang van de vrouw bij toedeling van de woning groter is dan dat van de man.
4.4.
De vrouw woont tot op heden nog steeds in de woning. De man heeft onvoldoende weersproken dat de vrouw op dit moment weinig alternatieve mogelijkheden voor onderdak heeft en dat zij mogelijk zelfs dakloos zal raken indien zij de woning (zeker op de door de man gevorderde korte termijn) moet verlaten. De vrouw heeft haar huurwoning opgezegd toen partijen gingen samenwonen. De man daarentegen beschikt over een huurwoning op zijn naam. Hij woont daar op dit moment samen met zijn zoon. Dat deed hij ook al voor aanvang van de relatie. Dat de huurwoning van de man vanwege zijn gezondheidsklachten mogelijk op termijn niet meer voor hem geschikt is, is van onvoldoende gewicht, omdat de man, zoals de vrouw onweersproken heeft gesteld, op dit moment nog steeds trappen kan lopen. De man heeft dus nog enige tijd om een ook in de toekomst voor hem geschikte (huur)woning te vinden.
4.5.
Indien de vrouw niet kan aantonen dat zij in staat is de volledige eigendom van de woning te financieren en de man kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld, dient de woning (subsidiair) te worden toegedeeld aan de man. Indien de man vervolgens niet kan aantonen dat hij in staat is de volledige eigendom van de woning te financieren en de vrouw kan laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld, moet de woning (meer subsidiair) worden verkocht aan een derde. Bij deze uitkomst is toewijzing van een (onmiddellijk) voorlopig gebruiksrecht aan de man niet aan de orde.
4.6.
De man heeft niet bestreden dat partijen in het verleden hebben afgesproken dat zij Elzenaar Makelaar in Den Haag zouden vragen de woning te laten taxeren. De rechtbank zal daarom beslissen dat partijen zich tot die makelaar dienen te wenden voor de taxatie (en overige werkzaamheden) althans een eventuele verkoopopdracht aan een derde. De rechtbank zal verder beslissen dat partijen zich tot Caminada Notarissen te Rijswijk dienen te wenden voor de (notariële) werkzaamheden die nodig zijn voor de verkoop en levering van de woning (aan een van hen dan wel een derde), aangezien de man ook deze vordering van de vrouw niet heeft bestreden.
De lasten van de woning
4.7.
Partijen zijn op grond van het bepaalde in artikel 3:172 BW ook na hun uiteengaan en dus tot aan de datum van verkoop en levering van de woning (aan een van hen dan wel een derde) in beginsel gehouden naar evenredigheid van hun aandeel, ieder voor de helft, bij te dragen in de eigenaarslasten van de woning. Volgens de man is mondeling afgesproken dat de kosten van de woning bij helfte zouden worden gedeeld. Volgens de vrouw hielden de mondelinge afspraken in dat de man de hypotheek betaalde en dat zij de overige eigenaars- en gebruikerslasten alsmede alle kosten van de auto betaalde. De helft van de hypotheeklast werd aldus tussen partijen verrekend via alle overige kosten.
4.8.
De rechtbank overweegt dat het aan de vrouw is om te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat partijen van de in artikel 3:172 BW neergelegde hoofdregel zijn afgeweken.
4.9.
Het is tussen partijen niet in geschil dat de lasten van de door de man betaalde hypotheek hoger zijn dan de overige eigenaars- en gebruikerslasten van de woning en dat de man dus meer dan de helft van de kosten van de woning draagt. Dat partijen hebben afgesproken dat dit verschil zou worden verrekend met de kosten van de auto, is onvoldoende gebleken, nu de man onweersproken heeft gesteld dat hij geen rijbewijs heeft en slechts incidenteel als passagier van de auto van de vrouw gebruik heeft gemaakt. Van belang is voorts hoe partijen zich in de loop der jaren feitelijk hebben gedragen. Uit dat wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht leidt de rechtbank af dat al vrij snel na aanvang van de samenleving wrijving ontstond over de (verdeling van de) gezamenlijke lasten. Dit onderwerp werd gedurende de gehele samenleving met regelmaat aan de orde gesteld en de wrijving over de financiën is ook een van de redenen geweest voor het beëindigen van de relatie. Ter zitting is ook duidelijk geworden dat de vrouw niet betwist dat de man haar al kort na aanvang van de samenleving en uiteindelijk gedurende de gehele samenleving, er bij herhaling op heeft aangesproken dat hij vond dat hij in de onderlinge verhouding tussen hen minstens € 200 per maand teveel betaalde aan de kosten van de woning en dat zij daar (dus) meer aan moest bijdragen. Desgevraagd heeft de vrouw niet duidelijk kunnen maken of de man het wat betreft dit bedrag al dan niet bij het juist eind had (en heeft).
4.10.
Gezien de onderkenning ter zitting van de vrouw over de feitelijke gang van zaken in de jaren van samenleving en het kennelijke ongenoegen dat de man daarbij bij herhaling heeft geuit over de verdeling van de financiën, zal de rechtbank in redelijkheid aan de man een vergoeding uit hoofde van de verdeling van de gezamenlijke lasten toekennen over de periode vanaf november 2018 (aanvang samenleving) tot en met 31 december 2021 (vanwege het vertrek van de man uit de woning op 8 januari 2022) van 38 maanden x € 200 = € 7.600.
De gebruiksvergoeding
4.11.
Artikel 3:169 BW bepaalt dat iedere deelgenoot bevoegd is een gemeenschappelijk goed te gebruiken. De Hoge Raad heeft bepaald dat dit ook meebrengt dat de deelgenoot die het goed met uitsluiting van de ander gebruikt, verplicht is de ander schadeloos te stellen voor het feit dat hij geen gebruik kan maken van zijn eigendom, bijvoorbeeld door het betalen van een gebruiksvergoeding. [1] Deze vergoeding wordt toegekend als de rechter dat redelijk en billijk vindt.
4.12.
In de redelijkheid en billijkheid die de rechtsbetrekking tussen partijen beheersen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de eigenaarslasten vanaf de datum van het verbreken van de samenleving (8 januari 2022) volledig voor rekening van de vrouw zullen komen, omdat zij per die datum als enige over de woning heeft kunnen beschikken en dat het aandeel van de man hierin, evenals zijn aandeel in de hypotheekrente, zal worden weggestreept tegen de maandelijkse gebruiksvergoeding die de vrouw aan de man verschuldigd is. Dit betekent het volgende.
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man, nadat hij de woning op 8 januari 2022 heeft verlaten, in ieder geval tot en met februari 2023 de hypotheeklasten van de woning is blijven betalen. Over de periode dat de man uit de woning is vertrokken tot het moment dat hij de hypotheek niet meer betaalt, zal de rechtbank aan de man een gebruiksvergoeding toekennen die aansluit bij de door hem gevorderde gebruiksvergoeding. Vanaf 8 januari 2022 tot en met (voor zover nu bekend) februari 2023 telt dat op tot (14 maanden x € 400 = ) € 5.600. Voor zover de man ook na februari 2023 nog maandelijkse hypotheeklasten heeft betaald, zal de rechtbank bepalen dat de vrouw voor die maanden een gebruiksvergoeding aan de man verschuldigd is van € 400 per maand.
Kosten van de gezamenlijke huishouding
4.14.
Partijen zijn het erover eens dat zij mondeling hebben afgesproken dat de kosten van de gezamenlijke huishouding zouden worden gedeeld. Partijen stellen allebei dat zij al met al meer hebben bijgedragen dan waartoe zij gehouden waren. Beide partijen hebben dit echter onvoldoende onderbouwd. Uit de stukken die partijen hebben overgelegd komt naar voren dat partijen leefden van hun beider inkomens en ieder vanaf een eigen rekening, of met vanaf een eigen rekening opgenomen contant geld, de uitgaven deden die nodig waren om het huishouden draaiende te houden. De man heeft enkel paginalange overzichten van zijn bankrekening overgelegd met summiere beschrijvingen zoals “Lidl” en “Jumbo”, terwijl de vrouw zich op gegevens van het Nibud heeft beroepen. Aan de hand van de overgelegde producties kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen afdoende processueel debat worden gevoerd, waarmee tot de vaststelling kan worden gekomen van de omvang van de huishoudelijke kosten en eenieders bijdrageplicht. De vorderingen over en weer op dit punt zullen daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Overige posten
4.15.
Ter zitting heeft de vrouw bevestigd dat zij over de jaren 2018 tot en met 2020 de helft van de hypotheekrente heeft teruggevraagd en dat zij in overleg met de man over het jaar 2021 de volledige hypotheekrente heeft teruggevraagd, omdat dit voor beide partijen fiscaal gunstiger was. De man heeft uitgelegd dat hij zelf nooit hypotheekrente heeft teruggevraagd, omdat hij dacht dat dit niet kon vanwege zijn inschrijving in zijn huurwoning. De man wil dat de vrouw uit hoofde van de belastingteruggaves een bedrag van € 1.125 aan hem betaald. Deze vordering kan echter niet worden toegewezen, omdat de man bij betwisting door de vrouw niet heeft aangetoond dat zij meer heeft ontvangen dan waar zij recht op had en daarbij komt dat het op de weg van de man ligt om zelf zijn deel van de hypotheekrenteaftrek (alsnog) terug te vragen, voor zover mogelijk.
4.16.
De man vordert dat de vrouw aan hem een bedrag van € 875 betaalt ter zake van door hem betaalde advies- en afhandelingskosten vanwege de aankoop van de woning. Deze vordering wordt afgewezen, omdat de vrouw daar (onweersproken) tegenover heeft gezet dat zij conform afspraak op haar beurt de kosten van taxatie en de slotenmaker heeft betaald, en partijen ongeveer evenveel hebben bijgedragen aan de kosten koper.
4.17.
De overige (voorwaardelijke) vorderingen behoeven hiermee geen bespreking meer en zullen worden afgewezen.
Dwangsommen
4.18.
De door de vrouw gevorderde dwangsommen zullen niet worden toegewezen, nu zij tevens veroordeling van de man heeft gevorderd op de voet van artikel 3:300 BW.
Proceskosten
4.19.
In het feit dat partijen ex-partners zijn en er belang bij hebben dat de woning wordt verdeeld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in conventie en in reconventie tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
stelt de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap van de woning van partijen als volgt vast:
5.2.
partijen geven samen opdracht aan Elzenaar Makelaar in Den Haag (‘de makelaar’) om de woning te taxeren. De makelaar stelt de actuele vrije verkoopwaarde voor partijen bindend vast. Beide partijen moeten in de gelegenheid worden gesteld bij de taxatie aanwezig te zijn. Partijen moeten ieder de helft van de kosten van de taxatie betalen;
primair: toedeling van de woning aan de vrouw
5.3.
de woning wordt toegedeeld aan de vrouw, onder de opschortende voorwaarde dat zij binnen drie maanden na de datum van het taxatierapport aan de man aantoont dat zij in staat is (i) de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en (ii) de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld;
5.4.
indien aan de hiervoor onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden
welwordt voldaan, zal de man zijn aandeel in de woning zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een maand na het moment waarop de vrouw aantoont dat zij de benodigde financiering kan verkrijgen, bij Caminada Notarissen te Rijswijk (‘de notaris’) leveren aan de vrouw. De man verkrijgt hierdoor een vordering uit hoofde van overbedeling op de vrouw. Deze vordering is gelijk aan de helft van de som van de taxatiewaarde verminderd met de actuele hypotheekschuld. Dit bedrag moet de vrouw ten tijde van de levering bij de notaris aan de man betalen. De vrouw moet in dit geval de kosten betalen van de levering bij de notaris van (het aandeel van de man in) de woning aan de vrouw.
5.5.
bepaalt dat, indien de man niet tijdig voldoet aan dat wat is bepaald in 5.4 althans zijn medewerking niet verleent aan de verkoop en levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw, dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de schriftelijke bemiddelingsovereenkomst met de makelaar, de schriftelijke koopovereenkomst of de notariële akte van levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van de man dat hij opdracht geeft tot bemiddeling, de woning (mede) verkoopt c.q. (mede) levert aan de vrouw;
subsidiair: toedeling van de woning aan de man
5.6.
indien aan de hiervoor onder (i) en (ii) genoemde voorwaarden
nietwordt voldaan, wordt de woning toegedeeld aan de man, onder de opschortende voorwaarde dat hij binnen twee maanden nadat is gebleken dat de vrouw niet aan genoemde voorwaarden kan voldoen, aan de vrouw aantoont dat hij is staat is (iii) de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en (iv) de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld;
5.7.
indien aan de hiervoor onder (iii) en (iv) genoemde voorwaarden
welwordt voldaan, zal de vrouw haar aandeel in de woning zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen een maand na het moment waarop de man aantoont dat hij de benodigde financiering kan verkrijgen, bij de notaris leveren aan de man. De vrouw verkrijgt hierdoor een vordering uit hoofde van overbedeling op de man. Deze vordering is gelijk aan de helft van de som van de taxatiewaarde verminderd met de actuele hypotheekschuld. Dit bedrag moet de man ten tijde van de levering bij de notaris aan de vrouw betalen. De man moet in dit geval de kosten betalen van de levering bij de notaris van (het aandeel van de vrouw in) de woning aan de man.
5.8.
bepaalt dat, indien de vrouw niet tijdig voldoet aan dat wat is bepaald in 5.7 althans haar medewerking niet verleent aan de verkoop en levering van haar aandeel in de woning aan de man, dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van het deel van de schriftelijke bemiddelingsovereenkomst met de makelaar, de schriftelijke koopovereenkomst of de notariële akte van levering, waaruit moet blijken van de wilsverklaring van de vrouw dat zij opdracht geeft tot bemiddeling, de woning (mede) verkoopt c.q. (mede) levert aan de man;
meer subsidiair: verkoop van de woning aan een derde
5.9.
indien en voor zover aan de hiervoor onder (i) tot en met (iv) genoemde voorwaarden
nietwordt voldaan, zal de woning worden verkocht en geleverd aan een derde. Om dat te realiseren zullen partijen gezamenlijk binnen twee weken nadat blijkt dat geen van hen de benodigde financiering kan krijgen, een verkoopopdracht verstrekken aan de makelaar. Deze opdracht zal inhouden dat de makelaar, tegen het in de branche gebruikelijke tarief, de vraag- en laatprijs van de woning bindend zal vaststellen en alle overige werkzaamheden in het kader van de verkoop van de woning zal verrichten;
5.10.
partijen moeten de makelaar alle medewerking verlenen die nodig is voor de verkoop van de woning, waaronder (maar niet beperkt tot) het opruimen van de woning voor het maken van foto’s en het laten bezichtigen van de woning door potentiële kopers.
Partijen stemmen zo snel als mogelijk in met een op de woning uitgebracht bod als dit gelijk aan of hoger is dan de door de makelaar bindend vastgestelde laatprijs. Zij ondertekenen binnen vijf dagen na het verzoek hiertoe van de makelaar de koopovereenkomst waarin dit wordt vastgelegd. En zij tekenen op de in de koopovereenkomst vastgestelde leveringsdatum bij de notaris de leveringsakte of al eerder een volmacht voor de levering. De levering zal minimaal drie maanden na het verstrekken van de verkoopopdracht aan de makelaar plaatsvinden, tenzij partijen anders overeenkomen;
5.11.
partijen betalen ieder de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten voor de verkoop en levering van de woning;
5.12.
partijen zullen de hypothecaire geldlening aflossen uit de verkoopopbrengst van de woning op het moment dat de woning aan een derde wordt geleverd. Ieder van partijen krijgt de helft van de overwaarde. Als sprake is van een tekort (een onderwaarde) moeten partijen ieder de helft van dit tekort betalen;
5.13.
wanneer een van partijen niet binnen de hiervoor genoemde termijnen zijn of haar medewerking verleent aan de verkoop en levering van de woning aan een derde, treedt dit vonnis op de voet van het bepaalde in artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats van het deel van de opdracht aan de makelaar, de schriftelijke koopovereenkomst of de notariële akte van levering, waaruit blijkt dat de man of vrouw opdracht geeft tot bemiddeling, de woning (mede) verkoopt dan wel (mede) levert aan de koper;
Ten aanzien van de overige posten van de gezamenlijke huishouding
5.14.
veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 7.600 uit hoofde van een redelijke vergoeding voor de kosten van de gezamenlijke huishouding gedurende de periode van samenleving (november 2018 tot 8 januari 2022);
5.15.
bepaalt dat de eigenaarslasten vanaf de datum van het verbreken van de samenleving (8 januari 2022) volledig voor rekening van de vrouw komen, omdat zij per die datum als enige over de woning heeft kunnen beschikken en dat het aandeel van de man hierin, evenals zijn aandeel in de hypotheekrente, zal worden weggestreept tegen de maandelijkse gebruiksvergoeding die de vrouw aan de man verschuldigd is;
5.16.
veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 5.600 uit hoofde van een gebruiksvergoeding over de periode van 8 januari 2022 tot en met februari 2023;
5.17.
bepaalt dat de vrouw aan de man een gebruiksvergoeding van € 400 per maand verschuldigd is en veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van voornoemde gebruiksvergoeding voor zover de man na februari 2023 de (volledige) maandelijkse hypotheeklasten nog heeft voldaan;
5.18.
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij in conventie en in reconventie de eigen proceskosten draagt;
5.19.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.20.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.

Voetnoten

1.vgl. HR 22 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9143.