ECLI:NL:RBDHA:2023:7034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
C/09/643866 / FA RK 23-1646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige naar de Filipijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie met haar minderjarige kind naar de Filipijnen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.H. van Haga, verzocht om toestemming om met haar kind, geboren in 2018, van 22 april tot en met 11 mei 2023 naar de Filipijnen te reizen, indien de vader, mr. D.G. Bertsch, zijn toestemming zou weigeren. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide partijen. De vader heeft verweer gevoerd, waarbij hij zijn zorgen uitte over de mogelijkheid dat de moeder niet zou terugkeren met het kind naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder de Filipijnse nationaliteit heeft en de vader de Nederlandse, en dat zij gezamenlijk gezag uitoefenen over hun kind. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel het belangrijk is voor de minderjarige om kennis te maken met haar Filipijnse achtergrond, er onvoldoende zekerheid bestaat dat de moeder na de vakantie met het kind naar Nederland zal terugkeren. De rechtbank heeft daarbij ook de tijdelijke situatie van de moeder in Nederland en haar onroerend goed in de Filipijnen in overweging genomen. Gezien het gebrek aan zekerheid over de terugkeer van de minderjarige, heeft de rechtbank het verzoek van de moeder afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek tot afgifte van het Nederlandse paspoort van de minderjarige op straffe van een dwangsom afgewezen, omdat dit niet aan de orde was na de afwijzing van het verzoek voor de vakantie. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en iedere partij opgedragen zijn eigen kosten te dragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-1646
Zaaknummer: C/09/643866
Datum beschikking: 14 april 2023

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 6 maart 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder],

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.H. van Haga te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D.G. Bertsch te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 17 maart 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • de brief van 22 maart 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 30 maart 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het op 4 april 2023 ingekomen verweerschrift, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • de twee F9-formulier van 6 april 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 7 april 2023 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nog minderjarige kind:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
  • Blijkens de uittreksels uit de Basisregistratie personen heeft de moeder de Filipijnse nationaliteit en de vader de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 14 januari 2022 is - voor zover hier van aan de orde - :
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder bepaald;
- de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
 op maandag en dinsdag bij de moeder;
 de ene week op woensdag bij de moeder en de andere week bij de vader;
 op donderdag en vrijdag bij de vader;
 het ene weekend (tot zondagavond 19.30 uur) bij de vader en het andere weekend bij de moeder;
waarbij de ouder bij wie [minderjarige] die dag heeft verbleven haar ’s avonds om 19.30 uur naar de andere ouder brengt;
- bepaald dat [minderjarige] tijdens de vakanties bij de vader dan wel de moeder zal zijn conform aangehecht schema en bepaalt dat dit schema onderdeel uitmaakt van onderhavige beschikking;
- de moeder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 50,- per dag aan de vader voor iedere keer dat zij in gebreke mocht blijven aan bovenstaande regeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 10.000,-.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 13 juli 2022 is – voor zover hier van belang – het verzoek van de moeder om met [minderjarige] naar de Filipijnen op vakantie te gaan afgewezen.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
  • haar toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om met [minderjarige] naar de Filipijnen te reizen van zaterdag 22 april 2023 tot en met uiterlijk woensdag 11 mei 2023, indien de vader zijn toestemming hiervoor weigert;
  • te bepalen dat de vader het Nederlandse paspoort van [minderjarige] aan de moeder afgeeft onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag, een deel van een dag te begrijpen als een dag, dat de vader in gebreke is om aan de afgifte uitvoering te geven;
  • haar vervangende toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om voor [minderjarige] een Nederlands identiteitsbewijs aan te vragen, indien de vader zijn toestemming hiervoor weigert;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de EU-verordening Brussel II-ter (Nr. 2019/1111 ) bevoegd om inhoudelijk kennis te nemen van de verzoeken. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 is Nederlands recht van toepassing.
Vervangende toestemming vakantie Filipijnen
De moeder stelt ter onderbouwing van haar verzoek als volgt. De moeder komt oorspronkelijk uit de Filipijnen , zij is met [minderjarige] en naar de Filipijnen gereisd toen [minderjarige] één maand oud was, toen [minderjarige] zes maanden oud was en voor het laatst in december 2019. Mede door Covid heeft de moeder de afgelopen vier jaren niet meer naar de Filipijnen kunnen afreizen. Een eerder verzoek van de moeder om naar de Filipijnen te reizen met [minderjarige] is door deze rechtbank afgewezen bij beschikking van 13 juli 2022, in verband met de toen nog aanwezige quarantainemaatregelen. De moeder wil graag naar de Filipijnen om haar familie te zien, en om [minderjarige] opnieuw kennis te laten maken met haar familie en haar cultuur. Er zijn geen coronamaatregelen meer, er is alleen een negatieve PCR-test nodig. De vader weigert toestemming te geven, vanwege zijn angst dat de moeder niet terug zal keren met [minderjarige] . De moeder stelt dat deze angst ongegrond is. Haar toekomst ligt in Nederland : zij heeft werk in Nederland en zij heeft een eigen huurwoning in [woonplaats] . Van [datum] tot [datum] 2023 gaat de moeder naar Londen voor een modellenopdracht, waarvan zij een kopie van de geboekte vliegtickets heeft overgelegd. Daarnaast volgt de moeder rijlessen in Nederland , volgt zij tot [maand] 2023 een opleiding en is zij voornemens om in [maand] 2023 een naturalisatieaanvraag te doen. Verder volgt [minderjarige] balletles en heeft zij op [datum] 2023 een uitvoering. In de Filipijnen heeft de moeder een appartement in [plaats Filipijnen] , dat zij op 25-jarige leeftijd heeft gekocht, en stukken grond. De moeder is de grond aan het verkopen, zodat zij in Nederland kan rondkomen. Het appartement in [plaats Filipijnen] houdt de moeder aan zodat zij daar kan verblijven tijdens vakanties in de Filipijnen . Dit appartement staat in de wijk [wijk Filipijnen], volgens de moeder één van de beste wijken in [plaats Filipijnen] . Dat [plaats Filipijnen] onveilig zou zijn, zoals door de vader is gesteld, wordt door de moeder betwist. Verder heeft de moeder met bepaalde familieleden, zoals haar opa en haar vader, geen contact meer. De moeder verzoekt haar daarom vervangende toestemming te verlenen voor de reis met [minderjarige] naar de Filipijnen .
De vader heeft verweer gevoerd. De vader vreest dat de moeder niet terug zal keren met [minderjarige] naar Nederland, gelet op door de moeder gedane uitlatingen in het verleden dat zij wil terugkeren naar haar geboorteland. De moeder heeft een tijdelijk huurcontract voor haar woning in [woonplaats] en ook haar werk betreft een tijdelijk contract. Daarnaast heeft de moeder een appartement en meerdere stukken grond in de Filipijnen , en heeft zij een inkomen in de Filipijnen . Volgens de vader wil de moeder (ook) voor zaken naar de Filipijnen , om daar een stuk grond te verkopen. Verder heeft de moeder in het verleden meerdere malen onwaarheden verteld; zo heeft de moeder zonder medeweten van de vader een Filipijns paspoort aangevraagd en heeft zij onterecht aangifte gedaan van fraude door de vader bij het aanvragen van het gezamenlijk gezag in Nederland . De vader vertrouwt de moeder daarom niet meer. Als de moeder besluit om met [minderjarige] in de Filipijnen te blijven, is de positie van de vader kansloos omdat de Filipijnen niet zijn aangesloten bij het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het HKOV). De vader heeft een legal opinion van [advocaat] , een familierechtadvocaat uit [plaats Filipijnen] (de Filipijnen ) overgelegd, waarin zij aangeeft dat kinderen die buiten het huwelijk zijn geboren onder het gezag van de moeder vallen en dat kinderen tot zeven jaar oud niet van hun moeder worden verwijderd. Als de beschikking van 14 januari 2022 van deze rechtbank wordt erkend in de Filipijnen , en als erkend wordt dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen, dan is de vader bereid om toestemming voor een vakantie naar de Filipijnen te geven. Als de moeder haar aangifte intrekt over de fraude door de vader bij het aanvragen van het gezamenlijk gezag, zou dat volgens de vader bovendien een blijk van vertrouwen geven. Verder vreest de vader voor de veiligheid van [minderjarige] in de Filipijnen , de verhoudingen binnen de familie van de moeder liggen gecompliceerd en zijn woonachtig in een gevaarlijke wijk ([wijk Filipijnen]) in [plaats Filipijnen] . [plaats Filipijnen] zelf staat er volgens de vader ook om bekend een gevaarlijke stad te zijn. De vader acht het op basis van al het voorgaande niet in het belang van [minderjarige] om met haar moeder naar de Filipijnen af te reizen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen op verzoek van de ouder(s) geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Gelet op het vijfde lid van voornoemd artikel beproeft de rechtbank een vergelijk tussen de ouders voordat zij een beslissing neemt.
Omdat een vergelijk tussen de ouders niet mogelijk is gebleken, zal de rechtbank een beslissing nemen op het verzoek van de moeder.
[minderjarige] heeft via de moeder een Filipijnse achtergrond. Voor haar identiteitsontwikkeling is het van belang dat zij kennis kan nemen van de cultuur van dit land en haar familie daar kan leren kennen. Een vakantie met de moeder naar de Filipijnen draagt hieraan bij. Anders dan de vader betoogt, zijn er geen concrete feiten gebleken die erop duiden dat een vakantie naar [plaats Filipijnen] voor [minderjarige] een te groot risico voor de veiligheid meebrengt.
Wel is de vraag of er voldoende zekerheid bestaat dat de moeder met [minderjarige] na de vakantie naar Nederland zal terugkeren.
De rechtbank vindt bij de beantwoording van die vraag het volgende van belang.
Sinds de ouders uit elkaar zijn, is er over en weer sprake van wantrouwen en van een bijzonder slechte communicatie. Wellicht hierom of uit onwetendheid lijkt de moeder beslissingen over [minderjarige] te nemen zonder de vader hierin te betrekken, zoals de aanmelding van [minderjarige] bij een modellenbureau en het maken van foto’s voor in een commercieel magazine.
De moeder en [minderjarige] hebben de Filipijnse nationaliteit. [minderjarige] daarnaast nog de Nederlandse. De moeder is pas in 2018 met de vader naar Nederland gekomen. Ten tijde van het verbreken van de relatie heeft de moeder in 2020 en 2021 meerdere uitlatingen gedaan waarin zij heeft aangegeven met [minderjarige] haar leven in de Filipijnen te willen gaan opbouwen (verweerschrift, productie 9). Hoewel deze uitlatingen niet van recente datum zijn en hebben plaatsgevonden in de periode dat partijen uit elkaar gingen, dragen zij bij aan het bestaan van onzekerheid over de terugkeer van [minderjarige] na een vakantie in de Filipijnen . Daarbij komt dat de moeder nog maar kort haar leven in Nederland aan het opbouwen is en hierin weinig vastigheid heeft. De moeder heeft een tijdelijk huur- en arbeidscontract in Nederland en een gering inkomen. De familie en vrienden van de moeder wonen niet in Nederland ; zij heeft hier geen of een beperkt netwerk. Daarentegen bezit de moeder onroerend goed in de Filipijnen waaruit ze inkomen heeft, door huur danwel verkoop en heeft zij interesse getoond in de aankoop van onroerend goed in de Filipijnen (productie 19 zijdens de moeder). Zij bezit in [plaats Filipijnen] een appartement. De situatie van de moeder in de Filipijnen lijkt zodoende meer vastigheid te kennen dan die in Nederland .
De rechtbank weegt tot slot mee dat de Filipijnen niet zijn aangesloten bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980. Zou de moeder [minderjarige] in de Filipijnen achterhouden dan is er voor de vader geen snelle teruggeleidingsprocedure mogelijk.
Al het voorgaande in samenhang met elkaar bezien maakt dat de rechtbank geen vervangende toestemming zal verlenen aan de moeder om met [minderjarige] naar de Filipijnen te reizen.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen.
Afgifte Nederlands paspoort op straffe van een dwangsom
De rechtbank zal het verzoek van de moeder tot afgifte van het Nederlandse paspoort van [minderjarige] op straffe van een dwangsom afwijzen, nu dit niet aan de orde is omdat het verzoek tot vervangende toestemming voor de vakantie met [minderjarige] naar de Filipijnen wordt afgewezen.
Vervangende toestemming aanvraag Nederlandse identiteitskaart
Tijdens de zitting is gebleken dat de vader en de moeder het erover eens zijn dat voor [minderjarige] een Nederlandse identiteitskaart zal worden aangevraagd, en dat de vader hiervoor zijn toestemming zal geven. De moeder heeft tijdens de zitting bevestigd dat zij ook zal meewerken aan de verlenging van het Nederlandse paspoort van [minderjarige] , en daarvoor haar toestemming zal geven. De vader houdt het Nederlandse paspoort van [minderjarige] in beheer en de moeder zal het Nederlandse identiteitsbewijs van [minderjarige] in beheer houden.
Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de moeder afwijzen.
Proceskosten
Omdat het hier gaat om een procedure van familierechtelijke aard, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de moeder af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 april 2023.