ECLI:NL:RBDHA:2023:698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
21_4220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tozo-3 uitkering en ingangsdatum zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een zelfstandige ondernemer, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een Tozo-3 uitkering, die zij met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2020 wilde ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Tozo-3 uitkering terecht is toegekend met ingang van 1 december 2020, de datum waarop de aanvraag is ingediend. De rechtbank overweegt dat de wetgever heeft bepaald dat aanvragen die na 1 december 2020 worden ingediend, niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend. Eiseres voerde aan dat zij niet goed was geïnformeerd over deze wijziging in de regeling, maar de rechtbank oordeelt dat het op de weg van eiseres lag om op de hoogte te zijn van de voorwaarden van de regeling. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4220

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D.L. Swart).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres met ingang van 1 december 2020 een financiële ondersteuning op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-3) toegekend.
Bij besluit van 25 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres heeft een eigen bedrijf. Aan eiseres is per 1 maart 2020 een Tozo-uitkering voor levensonderhoud (Tozo-1) en een Tozo-uitkering bedrijfskapitaal toegekend. Per
1 juni 2020 is aan eiseres een Tozo-2-uitkering toegekend. Deze uitkering is toegekend tot uiterlijk 1 oktober 2020.
2. Op 1 december 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een Tozo-3 uitkering. Zij heeft daarbij verzocht deze uitkering te verstrekken per 1 oktober 2020.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres per 1 december 2020 een Tozo-3 uitkering toegekend. Dit besluit heeft verweerder bij het bestreden besluit gehandhaafd. Volgens verweerder heeft de wetgever bepaald dat niet over de gehele aanvraagperiode met terugwerkende kracht een Tozo-3 uitkering kan worden toegekend. Voor aanvragen die zijn ingediend op of na 1 december 2020 geldt dat de uitkering niet eerder dan per de eerste van de maand van aanvraag kunnen worden toegekend. Nu de aanvraag van eiseres dateert van
1 december 2020, is de Tozo-3 uitkering per die datum toegekend.
4. Eiseres voert aan dat zij recht heeft op een Tozo-3 uitkering met ingang van
1 oktober 2020. Zij heeft er op gewezen dat de voorlichting vanuit verweerder gebrekkig is geweest. Eerder zijn de aanvragen op grond van de Tozo-1 en Tozo-2 wel met terugwerkende kracht toegekend. Tijdens het invullen van de aanvraag is zij hier niet op gewezen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. De Tozo bevat tijdelijke regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn door de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19. De Tozo vindt zijn grondslag in artikel 78f van de Participatiewet (Pw).
6. Uit artikel 44, eerste lid, van de Pw volgt volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1019) dat in beginsel geen bijstand wordt verstrekt over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
7. In artikel 3, tweede lid, aanhef en onder d, van de Tozo staat dat voor de toepassing van artikel 44, eerste lid, derde zinsdeel van de Pw de aanvraag die is ingediend op of na 1 december 2020 en vóór 1 februari 2021 wordt geacht te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend.
8. Eiseres heeft in dit geval haar aanvraag op 1 december 2020 ingediend. Dat betekent dus dat verweerder de aanvraag terecht heeft toegekend per 1 december 2020. Dat is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. Niet gebleken is dat dergelijke omstandigheden zich voordoen. Eiseres heeft aangevoerd dat toekenning met terugwerkende kracht onder Tozo-1 en Tozo-2 wel mogelijk was. Dat maakt niet dat verweerder daartoe nu ook gehouden was. De wetgever heeft er - zo blijkt uit de nota van toelichting in de Staatscourant 2020, 362 en 2021, 4392 - bewust voor gekozen om de mogelijkheid om met terugwerkende kracht bijstand aan te vragen te beperken. Anders dan onder Tozo-1 en Tozo-2 is het onder Tozo-3 niet meer mogelijk om bijstand met terugwerkende kracht tot het begin van de relevante periode aan te vragen maar is het vanaf 1 december 2020 slechts mogelijk bijstand aan te vragen met terugwerkende kracht tot de eerste van de kalendermaand waarin de aanvraag is ingediend. In de toelichting is vermeld dat het kabinet deze wijziging, die meer in lijn is met de normale bijstandssystematiek uit de Pw, gerechtvaardigd acht omdat de periode waarover bijstand kan worden verleend aanzienlijk langer is dan onder de Tozo-1 en Tozo-2. Het lag op de weg van eiseres om in de gaten te houden hoe de regeling luidde vanaf 1 oktober 2020. Daarbij wijst de rechtbank er op dat al op 30 september 2020 is bekendgemaakt dat aanvragen die op of na 1 december 2020 worden ingediend, geacht worden te zijn ingediend op de eerste dag van de kalendermaand van de aanvraag (Stb. 2020, 362).
9. De stelling van eiseres verder dat zij er bij het invullen van de aanvraag niet op is gewezen dat de uitkering niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend leidt ook niet tot een ander oordeel. In de aanvraag is vermeld: “….
vanaf december 2020 kunt u de uitkering alleen aanvragen vanaf de eerste maand waarin u de uitkering aanvraagt…”. Ook gelet daarop had van eiseres mogen worden verwacht dat zij op de hoogte was van deze wijziging. Verder is gesteld noch gebleken dat verweerder aan eiseres zou hebben toegezegd dat haar uitkering toch op 1 oktober 2020 zou aanvangen. Ook de omstandigheid dat eiseres over de maanden oktober 2020 en november 2020 verstoken was van financiële ondersteuning levert geen bijzondere omstandigheid in voormelde zin op.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.