ECLI:NL:RBDHA:2023:6965
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum 2] en van Syrische nationaliteit, op 12 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent, [naam]. De aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 juli 2022 ontvangen. Eiseres heeft op 16 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag en heeft op 31 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft twee ingebrekestellingen gestuurd, maar deze zijn prematuur ingediend omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestellingen niet voldeden aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.