ECLI:NL:RBDHA:2023:6961
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en proceskostenvergoeding na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 28 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 18 december 2021. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 5 september 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Gezien het procesverloop en de gedingstukken is de rechtbank van oordeel dat verweerder inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker.
Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij 1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5 is toegepast. De rechtbank heeft de wegingsfactor ‘licht’ toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 mei 2023.