ECLI:NL:RBDHA:2023:6950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/09/618463 / FA RK 21-6542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van de huwelijksgemeenschap naar Roemeens recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen twee Roemeense echtgenoten, die in Nederland wonen. De vrouw had een rechtskeuze voor Roemeens recht gedaan, en beide partijen hadden een maatschappelijke band met Roemenië. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter bij de vrouw vastgesteld. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld, waarbij de man recht heeft op omgang met de dochter. De rechtbank heeft kinderalimentatie vastgesteld die de man aan de vrouw moet betalen, en de verdeling van de huwelijksgemeenschap is naar Roemeens recht gedaan. De rechtbank heeft de woning aan de vrouw toegedeeld, onder de voorwaarde dat zij deze kan overnemen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de overige bezittingen en schulden tussen de partijen geregeld, waarbij de man en de vrouw ieder hun eigen bankrekeningen en inboedel hebben behouden. De rechtbank heeft de vrouw ook het voortgezet gebruik van de echtelijke woning toegestaan gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 21-6542 (echtscheiding) en FA RK 22-7835 (huwelijksvermogen)
Zaaknummers: C/09/618463 (echtscheiding) en C/09/638423 (huwelijksvermogen)
Datum beschikking: 9 mei 2023
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikkingop het op 22 september 2021 ingekomen verzoek van:
[naam 1] ,
de man,
wonende in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
advocaat: mr. S. Vermeule te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[naam 2] ,
de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. Z. Taspinar te Amsterdam.
Procedure
Bij mondelinge uitspraak van deze rechtbank van [datum 1] 2023, schriftelijk uitgewerkt bij beschikking van [datum 2] 2023, is een voorlopige zorgregeling vastgesteld en is iedere verdere beslissing ten aanzien van de echtscheiding, de (definitieve) zorgregeling (inclusief vakantieregeling), de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] , kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden tot 9 mei 2023.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken.
Verzoek en verweer
Om de leesbaarheid van deze beschikking te vergroten, heeft de rechtbank ervoor gekozen de (zeer uitvoerige) verzoeken van de man en de vrouw hier niet integraal op te nemen. De volledige verzoeken zijn als bijlage gehecht aan deze beschikking.
Partijen verschillen – kort gezegd – van mening over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, over het recht dat op de diverse verzoeken van toepassing is en over de inhoudelijke beslissingen die zouden moeten worden genomen op de verzoeken met betrekking tot de zorgregeling, de kinderalimentatie en de verdeling. Zij wensen beiden dat de echtscheiding wordt uitgesproken, dat de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de vrouw wordt bepaald, dat het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toekomt en dat de rechtbank voor recht verklaart dat de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken in de respectieve privévermogens vallen.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij hiervoor genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Echtscheiding
Rechtsmacht
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding. Gelet op artikel 3 lid 1 sub a Verordening Brussel II bis is daarvoor van belang of partijen hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland.
De vrouw voert aan dat partijen hun gewone verblijfplaats in Roemenië hebben, zodat de Roemeense rechter bevoegd is. Partijen werken beiden als
privileged expatsin een baan met een tijdelijk karakter in Nederland. Zij zijn officieel nooit woonachtig geweest in Nederland. Partijen en [voornaam minderjarige] hebben geen nauwe band met Nederland, maar wel met Roemenië. Zij hebben de Roemeense nationaliteit, hun moedertaal is Roemeens, ze hebben elkaar leren kennen in Roemenië en [voornaam minderjarige] is geboren in Roemenië. Partijen hebben dus hun vaste en gewone verblijfplaats in Roemenië. De vrouw en [voornaam minderjarige] staan ook ingeschreven in Roemenië. [voornaam minderjarige] heeft bovendien zeer nauwe banden met haar grootouders (moederszijde) in Roemenië. Partijen hadden tot 28 januari 2020 de status van niet-ingezetenen in Nederland. De vrouw en [voornaam minderjarige] hebben zich onder druk van de man uiteindelijk toch ingeschreven in Nederland. Ook op grond van artikel 3 lid 1 sub b Verordening Brussel II bis is de Roemeense rechter bevoegd, omdat beide echtgenoten de Roemeense nationaliteit bezitten. De vrouw is inmiddels een echtscheidingsprocedure in Roemenië gestart.
De man voert aan dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Relevant is het moment van indienen van het verzoekschrift (22 september 2021). Partijen woonden op dat moment al vijf jaar in Nederland en hebben hier hun feitelijk verblijf. Zij hebben hier beiden een (goede) baan, ze hebben sinds 2018 een koopwoning in [woonplaats 2] en ze hebben hier een sociaal netwerk. Partijen hebben niet de intentie om terug te keren naar Roemenië. [voornaam minderjarige] is begin 2023 bovendien gestart aan de [school] in [plaats 1] .
De rechtbank is van oordeel dat zowel de man als de vrouw hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Beiden wonen op dit moment in Nederland en werken hier ook. [voornaam minderjarige] gaat hier ook naar school. De basis van het (dagelijkse) leven van de man en de vrouw is in Nederland. Dat de vrouw (en [voornaam minderjarige] ) op dit moment staan ingeschreven in Roemenië en dat zij nog nauwe banden hebben met Roemenië maakt dat niet anders. Het feit dat partijen de Roemeense nationaliteit hebben, doet aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet af.
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Ontvankelijkheid
Partijen hebben geen ouderschapsplan overgelegd zoals omschreven in artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In de wet is voorgeschreven dat een ouderschapsplan een processuele eis is bij een verzoek tot echtscheiding. Daarom heeft de rechtbank de bevoegdheid om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
Aangezien voldoende is gebleken dat het voor partijen op dit moment niet mogelijk is om een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank de man en de vrouw ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Toepasselijk recht
De vrouw voert aan dat op grond van artikel 10:56 lid 2 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) Roemeens recht van toepassing is. De vrouw kiest expliciet voor Roemeens recht gelet op alle feiten en omstandigheden en omdat beide partijen een werkelijke maatschappelijke band hebben met Roemenië. Partijen hebben elkaar leren kennen in Roemenië en zijn in Roemenië getrouwd. Ook is [voornaam minderjarige] op [geboortedatum] 2019 in Roemenië geboren. De vrouw is toen samen met [voornaam minderjarige] tot en met [datum 3] 2020 in Roemenië gebleven. Partijen werken met een tijdelijk karakter en met een diplomatieke status in Nederland. De vrouw werkt nu in Nederland, omdat haar werkgever dat voor haar heeft bepaald. Partijen hebben de Roemeense nationaliteit en hun moedertaal is Roemeens. [voornaam minderjarige] heeft ook zeer nauwe banden met haar grootouders (moederszijde) in Roemenië, aldus de vrouw.
De man voert aan dat partijen geen werkelijke maatschappelijke band hebben met Roemenië. Hoewel zij beiden de Roemeense nationaliteit hebben, verblijven zij al sinds 2016 in Nederland en werken en wonen zij hier. Het hele (maatschappelijk) leven van partijen speelt zich af in Nederland. Partijen hebben geen maatschappelijke band met Roemenië. Ook uit de omstandigheid dat de vrouw de toedeling van de echtelijke woning aan haar wenst, blijkt dat de vrouw de intentie heeft om zich duurzaam in Nederland te vestigen. Daarom is Nederlands recht van toepassing, aldus de man.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 10:56 lid 1 BW wordt de vraag of ontbinding van het huwelijk kan worden uitgesproken in beginsel bepaald door het Nederlandse recht. In afwijking van lid 1 wordt op grond van lid 2 het recht van de staat van een gemeenschappelijke vreemde nationaliteit van de echtgenoten toegepast indien in het geding:
a. door de echtgenoten gezamenlijk een keuze voor dit recht is gedaan of een dergelijke keuze van een van de echtgenoten onweersproken is gebleven; of
b. door een van de echtgenoten een keuze voor dit recht is gedaan en beide echtgenoten een werkelijke maatschappelijke band met het land van die gemeenschappelijke nationaliteit hebben.
Nu de vrouw een keuze voor Roemeens recht heeft gedaan en de man dit heeft weersproken, dient de rechtbank op grond van artikel 10:56 lid 2 sub b BW te beoordelen of beide partijen een werkelijke maatschappelijke band hebben met het land van hun gemeenschappelijke nationaliteit, te weten Roemenië. Als voor één van partijen de band met het land van die gemeenschappelijke nationaliteit te zwak is, vindt de hoofdregel van artikel 10:56, eerste lid, BW toepassing en wordt het verzoek naar Nederlands recht beoordeeld. Een en ander wordt getoetst aan alle omstandigheden van het geval, daaronder begrepen alle factoren die de betrokken echtgenoot aan een ander land binden. Het ontbreken van een werkelijke maatschappelijke band met het land van de gemeenschappelijke nationaliteit kan mede worden afgeleid uit de band die de echtgenoten inmiddels met een ander land hebben verkregen. Hierbij komt het niet zozeer aan op gevoelsmatige (subjectieve) banden, maar primair op economische en sociale (objectieve) banden.
De rechtbank overweegt als volgt. De door de vrouw aangevoerde omstandigheden tonen voldoende aan dat de vrouw een sterke maatschappelijke band met Roemenië heeft. De man heeft dit weliswaar betwist, maar de rechtbank ziet in dat wat de man heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat de vrouw geen maatschappelijke band meer heeft met Roemenië.
Ook ten aanzien van de man is de rechtbank van oordeel dat hij een werkelijke maatschappelijke band met Roemenië heeft. Net als de vrouw is de man in Roemenië geboren en getogen. De man heeft tot 2013 in Roemenië gewoond en heeft daar ook nog familie wonen. Partijen zijn ook in Roemenië getrouwd. De man bezit de Roemeense nationaliteit en spreekt de Roemeense taal. Ook is [voornaam minderjarige] in Roemenië geboren en gaat de man nog met enige regelmaat op vakantie naar Roemenië. Partijen werken op expatbasis in Nederland en wonen daarom op dit moment in Nederland. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook de man een werkelijke maatschappelijke band heeft met Roemenië en dat niet is gebleken dat zijn band met Nederland inmiddels zodanig sterk is dat hij met Roemenië geen maatschappelijke band meer heeft.
Nu beide partijen een werkelijke maatschappelijke band hebben met Roemenië, zal de rechtbank op grond van artikel 10:56 lid 2 sub b BW Roemeens recht op de verzoeken tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 373 aanhef en onder b van het Roemeens BW kan de scheiding plaatsvinden indien – voor zover hier van belang – om gewichtige redenen de betrekkingen tussen de echtgenoten ernstig worden geschaad en het niet langer mogelijk is het huwelijk voort te zetten.
De vrouw voert aan dat deze situatie zich voordoet. De relatie tussen partijen is ernstig verslechterd en voortzetting van het huwelijk is niet langer mogelijk. De man heeft dit niet betwist en stelt zelf ook dat de relatie verstoord is en dat het niet langer mogelijk is het huwelijk voort te zetten.
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat de betrekkingen tussen de echtgenoten ernstig worden geschaad en dat het niet langer mogelijk is om het huwelijk voort te zetten. De rechtbank zal de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding dan ook toewijzen.
Hoofdverblijfplaats
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] .
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij haar vast te stellen. De man heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, nu het belang van [voornaam minderjarige] zich daar niet tegen verzet.
Regeling zorg- en opvoedingstaken
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken en wat op zitting is besproken volgen volgens de rechtbank geen belemmeringen om [voornaam minderjarige] bij de man te laten overnachten. De man heeft aangegeven meer tijd met [voornaam minderjarige] door te willen brengen om zo een goede band met haar op te bouwen. De rechtbank acht het met de Raad in het belang van [voornaam minderjarige] dat zij frequent contact met haar vader heeft en kan ervaren dat hij een betrouwbare vader kan zijn.
Bij mondelinge uitspraak op [datum 1] 2023 is om voornoemde redenen een opbouwende voorlopige zorgregeling vastgesteld. De rechtbank zal een definitieve zorgregeling vaststellen die in grote lijnen overeenkomt met die voorlopige regeling en met het verzoek van de man. Dat betekent dat [voornaam minderjarige] bij de man is:
  • iedere dinsdag uit het kinderdagverblijf (of uit school) tot woensdagochtend naar het kinderdagverblijf (of naar school), waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] haalt en brengt en
  • in de oneven weken van vrijdag uit het kinderdagverblijf (of uit school) tot zondag 17:00, waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] haalt en brengt en
  • in de even weken op donderdag uit het kinderdagverblijf (of uit school) tot na het avondeten, waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] haalt en brengt.
De rechtbank bepaalt verder dat de man [voornaam minderjarige] op de momenten dat zij bij hem is brengt en haalt naar haar buitenschoolse activiteiten zoals sport en verjaardagen.
Verder heeft de vrouw verzocht gebruik te maken van een overdrachtsboekje waarin de man de vrouw informeert over de omgang met [voornaam minderjarige] . De rechtbank zal bepalen dat partijen gebruik zullen maken van een digitaal overdrachtsdocument waarin zij over en weer zullen aangeven hoe de zorgtijd met [voornaam minderjarige] is verlopen.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om met [voornaam minderjarige] te videobellen voordat zij gaat slapen afwijzen en overweegt daartoe dat het, zeker in huidige situatie waarin er met name bij de moeder veel spanning zit op het verblijven van [voornaam minderjarige] bij de vader, voor [voornaam minderjarige] te onrustig is wanneer zij voor het slapen gaan moet communiceren met de andere ouder bij wie zij op dat moment niet verblijft.
Het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de zorgregeling met de man geen doorgang vindt als [voornaam minderjarige] ziek is, zal de rechtbank afwijzen. Ook de man kan – zoals hij ook op de zitting heeft aangegeven – voor [voornaam minderjarige] zorgen als zij ziek is.
De vrouw heeft verder verzocht dat de zorgregeling met de man geen doorgang vindt tijdens schoolvakanties en feestdagen. De man heeft dit verzoek niet betwist. De rechtbank zal dit verzoek daarom toewijzen, met dien verstande dat deze beperking alleen geldt voor vakanties die [voornaam minderjarige] in het buitenland doorbrengt. Dit betekent dat de zorgregeling met de vader wél doorloopt wanneer [voornaam minderjarige] tijdens schoolvakanties en feestdagen in Nederland verblijft. Het verzoek van de vrouw om onvoorwaardelijke toestemming te verlenen om met [voornaam minderjarige] tijdens alle schoolvakanties en feestdagen naar Roemenië te reizen zal echter worden afgewezen. De rechtbank vindt het niet in het belang van [voornaam minderjarige] dat de vrouw eenzijdig kan beslissen over een verblijf met [voornaam minderjarige] in Roemenië, of elders in het buitenland. Datzelfde geldt immers ook voor eventueel verblijf van de man met [voornaam minderjarige] in het buitenland. De vrouw en de man zullen telkens een voorgenomen reis en verblijf in het buitenland met elkaar moeten afstemmen en (ruim) vantevoren toestemming aan de andere ouder moeten vragen. .
Uit de stukken en wat op zitting is besproken volgt dat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt en dat meerdere hulpverleningstrajecten daar geen verandering in hebben kunnen brengen. Ook bestaat er veel wantrouwen tussen de man en de vrouw. Nu er met deze beschikking duidelijkheid en structuur in de verdeling van de zorg en opvoedingstaken komt, spreekt de rechtbank de hoop uit dat partijen – met of zonder hulpverlening – in het belang van [voornaam minderjarige] zullen werken aan hun onderlinge communicatie over [voornaam minderjarige] . Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat partijen een manier moeten zien te vinden om de opvoeding apart van elkaar vorm te geven zonder zich steeds met de ander te willen bemoeien. Indien zij daar hulp bij zouden willen krijgen, kunnen zij zich altijd wenden tot het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) of de huisarts die hen kan verwijzen naar hulpverlening hieromtrent in het vrijwillige kader.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij ook rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] .
Toepasselijk recht
De rechtbank zal op het verzoek tot kinderalimentatie ten behoeve van [voornaam minderjarige] op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen, omdat [voornaam minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man aan haar een kinderalimentatie ten behoeve van [voornaam minderjarige] dient te betalen van € 1.136,- per maand.
Partijen zijn het erover eens dat de tabelbehoefte van [voornaam minderjarige] € 830,- per maand bedraagt in 2021, zijnde € 875,- per maand geïndexeerd naar 2023.
Tussen partijen staat verder vast dat rekening moet worden gehouden met de netto kinderopvangkosten en de kosten van [school] . Zoals op de zitting is besproken gaat de rechtbank ervan uit dat de vrouw vijf dagen werkt en geen ouderschapsverlof opneemt, zodat [voornaam minderjarige] vijf dagen naar de kinderopvang gaat.
Uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat de kosten van de kinderopvang (naschoolse opvang) vanaf 1 mei 2023 € 801,88 bedragen. De rechtbank gaat ervan uit dat dit bedrag hetzelfde blijft als [voornaam minderjarige] vier jaar is.
Met betrekking tot de kosten van [school] zijn partijen het erover eens dat de kosten in het schooljaar 2022 – 2023 € 10.720,- bedragen. Omdat [voornaam minderjarige] pas sinds januari 2023 naar die school gaat, zijn dit kosten voor een half jaar. De rechtbank zal deze schoolkosten daarom vaststellen op 2 x € 10.720,- = € 21.440,- per jaar, oftewel € 1.787,- per maand.
Op dit moment heeft de vrouw recht op een ‘child care allowance’ van haar werkgever van € 990,38 per maand. Uit de door de man overgelegde overzichten blijkt dat de vrouw vanaf [datum 4] 2023 (de maand waarin [voornaam minderjarige] vier jaar wordt) recht heeft op een ‘education allowance’. Deze bedraagt € 11.158,- per jaar en daar bovenop € 112,- per maand, dus in totaal € 1.041,83 per maand. Het standpunt van de vrouw dat zij hiervan waarschijnlijk slechts een deel krijgt, wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de vrouw alsnog in de gelegenheid te stellen om nieuwe stukken in het geding te brengen. De vrouw heeft hiertoe voldoende tijd en gelegenheid gehad.
De rechtbank stelt de totale behoefte van [voornaam minderjarige] tot [datum 4] 2023 daarom vast op
(€ 875,- + € 801,88 + € 1.787,- -/- € 990,38 =) € 2.474,-. Vanaf [datum 4] 2023 bedraagt de behoefte (€ 875,- + € 801,88 + € 1.787,- -/- € 1.041,83 =) € 2.422,-.
Draagkracht
Vervolgens dient te worden beoordeeld in welke verhouding de ouders dienen bij te dragen in de kosten van [voornaam minderjarige] . De rechtbank volgt in dit opzicht het Rapport alimentatienormen van de Expertgroep (hierna: het Rapport alimentatienormen) waaruit volgt dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld naar rato van hun beider draagkracht. Het bedrag aan draagkracht wordt voor 2023 vastgesteld aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.175,-)].
Draagkracht vrouw
Nu de vrouw bij de [werkgever 1] ( [werkgever 1] ) werkzaam is, is zij in Nederland niet belastingplichtig voor wat betreft de inkomstenbelasting. De rechtbank zal voor de berekening van de draagkracht van de vrouw dus een netto berekening maken.
De rechtbank gaat daarbij uit van de door de vrouw overgelegde ‘payslip’ van februari 2023, waaruit een ‘gross salary’ blijkt van € 8.670,42. De rechtbank houdt ook rekening met de ‘internal tax’ van € 1.057,81.
Ook houdt de rechtbank rekening met de inhouding van de ‘pension contribution’ van
€ 726,41.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende toelagen:
  • household allowance van € 456,76;
  • expatriation allowance van € 1.627,49;
  • dependants allowance van € 407,81.
De rechtbank houdt geen rekening met de childcare allowance, nu daar bij de berekening van de behoefte al rekening mee is gehouden in die zin dat dit bedrag in mindering is gebracht op de behoefte van [voornaam minderjarige] . Ook houdt de rechtbank geen rekening met de ‘healthcare insurance’, de ‘death insurance’, de ‘long-term care insurance’ en het ‘Salary Savings Plan’, omdat deze kostenposten al zitten inbegrepen bij het forfait ‘noodzakelijke lasten’.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank voor de berekening van de draagkracht van de vrouw uitgaan van een netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 9.378,26 per maand.
De draagkracht van de vrouw is volgens de formule € 3.773,- per maand.
Draagkracht man
Nu de man bij de [werkgever 2] ( [werkgever 2] ) werkzaam is, is hij in Nederland niet belastingplichtig voor wat betreft de inkomstenbelasting. De rechtbank zal dus ook voor de berekening van de draagkracht van de man een netto berekening maken.
De rechtbank gaat daarbij uit van de door de man overgelegde ‘payslip’ van februari 2023, waaruit een ‘gross basic salary’ blijkt van € 12.946,02.
De rechtbank houdt ook rekening met de volgende inhoudingen:
  • Tax On Salary van € 4.216,20;
  • Contribution to [werkgever 2] New Pension Scheme van € 986,47;
  • Withd. From Dep. Allowance van € 356,93.
Ook houdt de rechtbank rekening met de Contribution to the [werkgever 2] Social Security Scheme van (€ 206,02 + € 30,50 + € 11,44 =) € 247,96. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze buiten beschouwing moet worden gelaten.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende toelagen:
  • Expatriation Allowance van € 503,06;
  • Supp. Expat. Allowance van € 100,19;
  • Dep. Child Allowance van € 356,93.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank voor de berekening van de draagkracht van de man uitgaan van een NBI van € 8.090,64 per maand. De draagkracht van de man bedraagt volgens de formule € 3.142,- per maand.
Verdeling van de kosten
De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt in totaal (€ 3.773,- + € 3.142,- =)
€ 6.915,- per maand.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt dan berekend volgens de formule:
ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
Tot [datum 4] 2023
het eigen aandeel van de man bedraagt: € 3.142,- / € 6.915,- x € 2.474,- = €1.124,-
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: € 3.773,- / € 6.915,- x € 2.474,- =
€ 1.350,-
samen € 2.474,-
Dus komt van de totale behoefte van [voornaam minderjarige] tot [datum 4] 2023 een gedeelte van € 1.124,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 1.350,- per maand voor rekening van de vrouw.
Vanaf [datum 4] 2023
het eigen aandeel van de man bedraagt: € 3.142,- / € 6.915,- x € 2.422,- = € 1.100,-
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: € 3.773,- / € 6.915,- x € 2.422,- =
€ 1.322,-
samen € 2.422,-
Dus komt van de totale behoefte van [voornaam minderjarige] vanaf [datum 4] 2023 een gedeelte van
€ 1.100,- per maand voor rekening van de man en een gedeelte van € 1.322,- per maand voor rekening van de vrouw.
Zorgkorting
Gelet op de door de rechtbank vast te stellen zorgregeling, gaat de rechtbank uit van een zorgkorting van 25% van de behoefte. Nu de tabelbehoefte van [voornaam minderjarige] € 875,- bedraagt, bedraagt de zorgkorting € 219,- per maand.
De eerder berekende bijdrage wordt verminderd met dit bedrag, zodat de man een kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen van € 905,- per maand tot [datum 4] 2023 en van
€ 881,- per maand vanaf [datum 4] 2023.
Ingangsdatum
De vrouw verzoekt de ingangsdatum te bepalen op 1 januari 2023, het moment waarop [voornaam minderjarige] is gestart op de [school] . Nu de man conform de voorlopige voorzieningen procedure al kinderalimentatie betaalt, zal de rechtbank de ingangsdatum bepalen per datum van deze beschikking.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de man met ingang van heden tot [datum 4] 2023 een kinderalimentatie ten behoeve van [voornaam minderjarige] van € 905,- per maand aan de vrouw dient te voldoen en vanaf [datum 4] 2023 van € 881,-.
Aanhechten berekeningen
De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Huwelijksvermogensrecht
Rechtsmacht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
Toepasselijk recht
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
Niet gebleken is dat partijen vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen.
Op grond van artikel 4 lid 2 onder 2 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Roemeense recht, als het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten, nu Roemenië geen partij is bij het verdrag, terwijl volgens het internationaal privaatrecht van deze staat zijn interne recht van toepassing is en de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigden in Roemenië.
Inhoudelijke beoordeling
Obscuur libel
De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, in ieder geval voor zover het de verdelingsverzoeken betreft, omdat sprake is van een obscuur libel. De aanvullende verzoeken van de vrouw zijn onnavolgbaar. De verzoeken dienen voldoende concreet te zijn geformuleerd, zodat de man zich adequaat kan verweren, aldus de man.
De rechtbank is met de man van oordeel dat de verzoeken van de vrouw niet gemakkelijk te doorgronden zijn, maar de verzoeken zijn niet zodanig onbegrijpelijk dat deze buiten beschouwing moeten worden gelaten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.
Producties buiten beschouwing laten
De man verzoekt om de door de vrouw overgelegde producties 19, 20 en 21 buiten beschouwing te laten. De vrouw heeft tien dagen voor de zitting een veelvoud aan bankafschriften en facturen overgelegd, waarnaar zij in haar brief inhoudelijk maar zeer beperkt heeft verwezen. Hiermee heeft de vrouw onvoldoende voldaan aan de in artikel 22b Rv bedoelde ‘wegwijsplicht’, aldus de man.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft deze producties tijdig in het geding gebracht. Op grond van artikel 22b Rv kan de rechter overgelegde producties echter buiten beschouwing laten als de indiener hiervan op zijn verzoek niet duidelijk maakt ter toelichting of staving van welke stelling de producties zijn bedoeld en welk onderdeel daarvan van belang is. Hoewel het een groot aantal bankafschriften en facturen betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze in zijn geheel buiten beschouwing te laten. De rechtbank zal niettemin alleen rekening houden met de producties waarvan uit de processtukken duidelijk volgt naar welk onderdeel daarvan wordt verwezen.
Roemeens huwelijksvermogensrecht en benoeming deskundige
De vrouw verzoekt om, indien het Roemeense recht van toepassing is, een Roemeense deskundige te benoemen, zoals is voorgeschreven in de artikelen 984 en 985 van het Roemeense wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De rechtbank overweegt dat zowel de man als de vrouw stukken in het geding hebben gebracht met uitleg over toepassing van het Roemeens huwelijksvermogensrecht. De man heeft een rapport van het IJI van 26 november 2021 overgelegd en de vrouw heeft brieven van een Roemeense advocaat en van een Roemeense deskundige overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat zij – met behulp van bovengenoemde informatie – voldoende in staat is om een beslissing te nemen over de verdeling van het huwelijksvermogen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw om een deskundige te benoemen, afwijzen.
Het huwelijksvermogensrecht wordt geregeld in het Roemeens BW van 2011. Het Roemeense huwelijksvermogensrecht houdt kort gezegd in dat, indien de echtgenoten geen huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan, er een wettelijk regime van gemeenschap van goederen geldt. Dit stelsel kan worden gezien als een beperkte gemeenschap van goederen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen het gemeenschappelijk vermogen en het privévermogen van iedere echtgenoot. Tot het gemeenschappelijk vermogen behoort in beginsel al het staande het huwelijk verkregen vermogen vanaf het moment van verkrijging (art. 339 BW). Artikel 340 BW geeft een opsomming van wat tot het privévermogen behoort. Vermogen verkregen krachtens erfrecht, schenking of legaat wordt als privévermogen beschouwd. Het IJI gaat ervan uit dat ook het voorhuwelijkse vermogen waarschijnlijk tot het privévermogen behoort, hoewel dit niet als zodanig wordt genoemd in artikel 340 BW. Door arbeid verkregen vermogen wordt als gemeenschappelijk vermogen beschouwd (art. 341 BW).
In geval van de beëindiging van de beperkte gemeenschap van goederen, behoudt iedere echtgenoot zijn eigen vermogen en wordt het gemeenschappelijk vermogen verdeeld. Indien geen inventaris van het voorhuwelijks roerend vermogen is opgemaakt, wordt ervan uitgegaan dat dit gemeenschappelijk vermogen is, tenzij het tegendeel wordt bewezen (art. 340 BW). Het aandeel waartoe iedere echtgenoot is gerechtigd, wordt vastgesteld op basis van zijn bijdrage aan de verwerving voor de gemeenschap van goederen en de nakoming van gemeenschappelijke schulden (art. 357 BW). In beginsel wordt ervan uitgegaan dat de echtgenoten in gelijke mate hebben bijgedragen aan de gemeenschap, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Daarbij gelden huishoudelijk werk en zorg voor de kinderen als bijdrage aan de gemeenschappelijke huwelijkskosten (art. 326 BW).
Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt. Dat betekent dat sprake is van een beperkte gemeenschap die naar Roemeens recht tussen hen verdeeld moet worden.
Peildatum
Op grond van artikel 385 BW eindigt in geval van echtscheiding het huwelijksvermogens-stelsel op de datum waarop het echtscheidingsverzoek wordt ingediend. De rechtbank hanteert daarom als peildatum 22 september 2021.
Verdeelsleutel
De vrouw stelt dat zij meer heeft bijgedragen aan de huwelijksgemeenschap dan de man. Financieel heeft zij een grotere bijdrage geleverd doordat zij meer heeft bijgedragen aan de aankoop van de woning, de hypotheeklasten, spullen voor [voornaam minderjarige] , kosten opvang, boodschappen en kosten materiaal reparaties en renovatie van de woning. Ook in niet-financieel opzicht heeft de vrouw meer bijgedragen, omdat zij alles deed toen partijen nog samen waren, van schoonmaken en koken tot het verzorgen en opvoeden van [voornaam minderjarige] . De man ging ook vaak alleen op vakantie. De verdeelsleutel moet daarom volgens de vrouw worden vastgesteld op 70 (vrouw) / 30 (man).
De man betwist dat de vrouw meer heeft bijgedragen aan de gemeenschap dan de man. De man betaalde onder andere de gebruikerslasten, de kosten voor de renovatie en de kosten voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] , waaronder ook de medische kosten. De man heeft ook evenveel bijgedragen aan het huishouden en aan de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . De ene keer nam de man wat meer taken voor zijn rekening en de andere keer de vrouw. De gemeenschap moet daarom 50/50 verdeeld worden.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hierna zal blijken is de rechtbank van oordeel dat de vrouw meer heeft bijgedragen aan de aankoop van de woning dan de man, omdat partijen hiervoor hun voorhuwelijks vermogen hebben aangewend. Voor het overige is niet komen vast te staan dat de vrouw meer heeft bijgedragen aan de huwelijksgemeenschap dan de man. Partijen hebben een min of meer gelijk netto inkomen en omdat sprake is van een beperkte gemeenschap van goederen valt dit inkomen in de huwelijksgemeenschap. De kosten die de vrouw zegt te hebben betaald zijn dan ook betaald met gemeenschappelijk vermogen. Niet relevant daarbij is van wiens rekening de bedragen zijn afgeschreven. De vrouw heeft niet aangetoond dat zij nog extra kosten uit haar eigen vermogen heeft betaald. Ook is niet gebleken dat de man zijn inkomen heeft besteed aan doeleinden die niet behoren tot de gemeenschappelijke huishouding. De vrouw heeft weliswaar gesteld dat de man veelvuldig alleen op vakantie ging, maar – wat daar verder ook van zij, nu zij deze stelling niet nader heeft onderbouwd – de vrouw ging zelf ook regelmatig naar Roemenië. Bovendien zijn dit kosten die in beginsel behoren tot de normale kosten van de huishouding. Ten slotte heeft de vrouw – gelet op de betwisting van de man – onvoldoende onderbouwd dat zij meer heeft bijgedragen in het huishouden en de opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] .
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank – met uitzondering van de woning – een verdeelsleutel hanteren van 50/50. Voor de woning zal de rechtbank een andere verdeelsleutel hanteren, zoals hierna zal blijken.
Omvang van de huwelijksgemeenschap
Partijen hebben de volgende bestanddelen van de ontbonden huwelijksgemeenschap naar voren gebracht:
uto’s;
stuk grond in Roemenië;
onverdeelde helft appartement Roemenië;
woning [adres 1] met hypothecaire geldlening bij [bank] (leningnummer [nummer 1] ) en lening die de vrouw is aangegaan bij haar werkgever [werkgever 1] ;
bank- en spaarrekeningen;
vordering van € 15.000,- op de broer van de man;
inboedel.
De rechtbank dient verder een oordeel te geven over:
creditcardschuld;
gebruikerslasten;
gebruikersvergoeding.
Ad a) auto’s
Partijen zijn het erover eens dat de Honda Civic met kenteken [kenteken 1] in eigendom toebehoort aan de man en dat de Toyota Yaris met kenteken [kenteken 2] in eigendom toebehoort aan de vrouw. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad b) stuk grond in Roemenië
Partijen zijn het erover eens dat het stuk grond in Roemenië, kadastraal bekend onder nummer [nummer 2] , aan de man toebehoort. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad c) onverdeelde helft appartement Roemenië
Partijen zijn het erover eens dat de onverdeelde helft van het appartement, staande en gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] , [gemeente 2] te Roemenië aan de man toebehoort. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad d) woning met hypothecaire geldlening en lening bij [werkgever 1]
Partijen zijn het erover eens dat de woning aan de vrouw kan worden toegedeeld. Tussen partijen is in geschil hoe de overwaarde moet worden verdeeld.
De vrouw voert daartoe het volgende aan. De vrouw heeft meer bijgedragen aan de woning dan de man en ook meer dan het bedrag van haar voorhuwelijks vermogen. In totaal heeft de vrouw een bedrag van € 116.158,19 ingelegd, te weten een bedrag van € 107.115,27 aan voorhuwelijks vermogen en daarnaast nog een bedrag van € 9.042,92. Verder heeft de vrouw tijdens het huwelijk nog een bedrag van € 30.141,29 betaald voor de renovatie en het inrichten van de woning en voor de gemeentelijke belastingen. Ook heeft de vrouw een bedrag van € 54.981,14 voldaan aan aflossing van de schuld bij [werkgever 1] en aflossing en rente van de hypotheek bij de [bank] . Dus moet ook de overwaarde worden verdeeld volgens de verdeelsleutel 70 (vrouw) / 30 (man).
De man voert primair aan (scenario A) dat partijen evenveel hebben bijgedragen aan de woning, omdat zij de woning hebben gefinancierd met hun tijdens het huwelijk overgespaarde inkomsten. Subsidiair (scenario B) stelt de man dat beide partijen hun voorhuwelijks vermogen hebben ingebracht bij de aankoop van de woning, te weten een bedrag van € 103.939,70 door de vrouw en een bedrag van € 49.944,- door de man. Voor zover tijdens het huwelijk is afgelost op de hypotheek, is dit gebeurd met inkomsten die behoren tot de huwelijksgemeenschap. De man betwist dat hij nog een bedrag aan hypotheek aan de vrouw verschuldigd is. Volgens de man moet de vrouw dus de helft van de overwaarde aan de man voldoen, al dan niet met aftrek van het voorhuwelijks vermogen.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank zal de woning toedelen aan de vrouw. Vaststaat dat partijen de woning op 4 oktober 2018 hebben gekocht voor een totaalbedrag van € 536.158,19, zijnde het aankoopbedrag van € 519.000,- en de kosten voor het passeren van de akte van € 17.158,19. Ter financiering van de woning hebben partijen een hypotheek bij de [bank] afgesloten van € 330.000,-, waarvan later een bedrag van € 110.000,- is vervangen door een lening bij de werkgever van de vrouw ( [werkgever 1] ). Partijen hebben dus zelf een bedrag van (€ 536.158,19 -/- € 330.000,- =) € 206.158,19 ingebracht.
Anders dan de man gaat de rechtbank ervan uit dat beide partijen hun voorhuwelijks vermogen geheel hebben aangewend om de woning te financieren. Het door de man geschetste scenario (scenario A) waarin partijen geen eigen vermogen in de woning hebben geïnvesteerd en het bedrag van € 206.158,19 hebben betaald met tijdens het huwelijk overgespaarde inkomsten acht de rechtbank niet aannemelijk, met name niet nu partijen op 28 juli 2017 zijn gehuwd en het huis is gekocht op 4 oktober 2018. Zij zouden dan in ongeveer 14 maanden dit aanzienlijke bedrag moeten hebben (over)gespaard.
Partijen zijn het erover eens dat de man voor het huwelijk een privévermogen had van
€ 49.944,-. De rechtbank stelt het voorhuwelijks vermogen van de vrouw vast op
€ 103.939,70, zoals blijkt uit het door haar overgelegde afschrift van haar bankrekening bij [bank] van 31 juli 2017 (saldo € 7.892,-) en van haar spaarrekening bij [bank] van 5 mei 2017 (saldo € 96.047,70). De rechtbank kan uit de door de vrouw overgelegde bankafschriften niet afleiden dat het voorhuwelijks vermogen € 107.115,27 zou zijn, zoals door de vrouw aangevoerd.
Op grond van het voorgaande resteert een bedrag van (€ 206.158,19 -/- € 103.939,70 -/-
€ 49.944,- =) € 52.275,- dat partijen hebben ingebracht voor de aankoop van de woning. Nu geen van partijen heeft aangetoond dat dit bedrag (deels) met privé vermogen is voldaan, gaat de rechtbank ervan uit dat dit bedrag is bekostigd met tijdens het huwelijk overgespaarde inkomsten.
De rechtbank zal voor de bepaling van de verdeelsleutel daarom uitgaan van het volgende.
Het aandeel van de vrouw in de woning bedraagt:
  • € 103.939,70 (voorhuwelijks vermogen)
  • € 165.000,- (de helft van de hypotheek van € 330.000,-)
  • € 26.137,50,- (de helft van de overgespaarde inkomsten van € 52.275,-)
Totaal € 295.077,20.
Het aandeel van de man in de woning bedraagt:
  • € 49.944,- (voorhuwelijks vermogen)
  • € 165.000,- (de helft van de hypotheek van € 330.000,-)
  • € 26.137,50 (de helft van de overgespaarde inkomsten van € 52.275,-)
Totaal € 241.081,50.
Het aandeel van de vrouw bedraagt dan € 295.077,20 / € 536.158,19 x 100% = 55%
Het aandeel van de man bedraagt dan € 241.081,50 / € 536.158,19 x 100% = 45%.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de verdeelsleutel van 55 (vrouw) /45 (man) tussen partijen geldt.
De rechtbank kan nu nog niet de overwaarde van de woning vaststellen. De rechtbank zal daartoe een makelaar-taxateur aanwijzen, zoals hierna in het dictum vermeld, die de waarde van de woning bindend zal vaststellen. Daarmee kan de overwaarde worden berekend en dient deze tussen partijen te worden verdeeld volgens de hiervoor berekende verdeelsleutel.
Hoewel de rechtbank weliswaar heeft beslist naar Roemeens recht, dient deze beslissing te worden uitgevoerd naar Nederlands recht en overeenkomstig de Nederlandse (rechts)praktijk. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om – ook ter voorkoming van geschillen tussen partijen – bij de uitvoering nadere bepalingen op te nemen. De rechtbank zal dat doen conform het in het Nederlandse familierecht gebruikelijke ‘spoorboekje’.
De rechtbank zal de overige door de man en de vrouw gedane verzoeken ten aanzien van de woning afwijzen.
Ad e) bank- en spaarrekeningen
Vaststaat dat partijen geen gezamenlijke bank- of spaarrekeningen hadden. Partijen zijn het erover eens dat de bank- en spaarrekeningen moeten worden toegedeeld aan degene op wiens/wier naam deze staan. De rechtbank zal bepalen dat de saldi op de bank- en spaarrekening van respectievelijk de man en de vrouw op de peildatum bij helfte moeten worden gedeeld. Zoals hierboven is overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat partijen hun voorhuwelijks vermogen geheel hebben geïnvesteerd in de echtelijke woning. De rechtbank zal daarom geen rekening houden met aftrek van het voorhuwelijks vermogen.
De rechtbank zal het totale saldo van de man op zijn bank- en spaarrekening bij de [bank] op de peildatum vaststellen op € 59.808,96, zoals blijkt uit de door de man overgelegde bankafschriften en door de vrouw ook niet is betwist. De man dient daarom
€ 29.904,48 aan de vrouw te voldoen.
De vrouw heeft geen bankafschrift overgelegd waaruit het saldo van haar bankrekening bij de [bank] (eindigend op -289) op de peildatum (22 september 2021) blijkt. De vrouw heeft enkel een bankafschrift overgelegd waaruit blijkt dat het saldo op 30 september 2021
€ 34.825,65 bedraagt. Nu de vrouw zelf heeft gesteld dat het saldo op de peildatum € 37.809,04 bedroeg en de man dit niet heeft betwist, zal de rechtbank uitgaan van dit laatste bedrag. De rechtbank zal het saldo op haar spaarrekening bij de [bank] (eindigend op -380) op de peildatum vaststellen op € 47.502,18. Het totale saldo bedraagt dan € 85.311,22. De vrouw dient daarom € 42.655,61 aan de man te voldoen.
De man heeft – gelet op de betwisting van de vrouw – onvoldoende onderbouwd dat de vrouw naast de op haar rekeningen staande bedragen nog geld bij haar familie (in Roemenië) heeft ondergebracht. Dit onderdeel van het verzoek zal de rechtbank daarom afwijzen.
De rechtbank zal de overige verzoeken ten aanzien van de bank- en spaarrekeningen afwijzen.
Ad f) vordering van € 15.000,- op de broer van de man
Partijen zijn het erover eens dat de vordering wordt toegedeeld aan de man, waarbij de man de helft aan de vrouw dient te vergoeden. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad g) inboedel
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel feitelijk al is verdeeld. De rechtbank zal bepalen dat ieder de inboedelgoederen houdt die hij/zij onder zich heeft, zonder nadere verrekening.
Ad h) creditcardschuld
De vrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek van de man met betrekking tot de creditcardschuld. De rechtbank zal bepalen dat de vrouw € 81,09 aan de man dient te voldoen.
Ad i) gebruikerslasten
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw aan hem een bedrag van € 4.376,23 verschuldigd is uit hoofde van door hem betaalde gebruikerslasten. De vrouw heeft erkend dat zij dit bedrag aan de man verschuldigd is. De rechtbank zal dit verzoek van de man toewijzen.
Ad j) gebruiksvergoeding
De man heeft zijn (voorwaardelijk) verzoek ter zitting ingetrokken, zodat de rechtbank hier geen beslissing meer over hoeft te nemen.
Pensioen
De vrouw verzoekt voor recht te verklaren dat de pensioenen die partijen hebben opgebouwd tijdens het huwelijk onder het privévermogen van partijen vallen. De man heeft ingestemd met dit verzoek. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Nu de man ermee heeft ingestemd dat de vrouw op grond van artikel 1:165 Nederlands BW bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking voort te zetten, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw toewijzen.
Beslissing
De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum huwelijk] 2017 te [plaats huwelijk] , Roemenië;
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , Roemenië,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
bepaalt dat [voornaam minderjarige] bij de man is:
  • iedere dinsdag uit het kinderdagverblijf (of uit school) tot woensdagochtend naar het kinderdagverblijf (of naar school), waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] haalt en brengt;
  • in de oneven weken van vrijdag uit het kinderdagverblijf (of uit school) tot zondag 17:00 bij de vader is, waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] haalt en brengt;
  • in de even weken op donderdag uit het kinderdagverblijf (of uit school) tot na het avondeten, waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] haalt en brengt.
en bepaalt inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken verder dat:
  • de man [voornaam minderjarige] op de momenten dat zij bij hem is naar haar buitenschoolse activiteiten zoals sport en verjaardagen brengt en haalt;
  • partijen gebruik zullen maken van een digitaal overdrachtsdocument waarin zij over en weer zullen aangeven hoe de omgang met [voornaam minderjarige] is verlopen;
  • de zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige] niet doorloopt tijdens de schoolvakanties en feestdagen die [voornaam minderjarige] (met toestemming van de vader) in het buitenland doorbrengt;
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van heden een kinderalimentatie ten behoeve van [voornaam minderjarige] (bij co-ouderschap eventueel:
medeverzorgt en opvoedt) van € 905,- per maand zal betalen en met ingang van [datum 4] 2023 van
€ 881,-, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
stelt de verdeling van de beperkte huwelijksgemeenschap naar Roemeens recht als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. deelt toe aan de man:
1.1 de op zijn naam staande bank- en spaarrekening bij de [bank] , waarbij de man de helft van de saldi per peildatum, zijnde
€ 29.904,48 aan de vrouw dient te voldoen;
1.2 de vordering van € 15.000,- van de man op zijn broer, waarbij de man
€ 7.500,- aan de vrouw dient te voldoen;
1.3 de inboedelgoederen die de man reeds onder zich heeft, zonder nadere verrekening;
2. deelt toe aan de vrouw:
2.1 de op haar naam staande bank- en spaarrekening bij de [bank] , waarbij de vrouw de helft van de saldi per peildatum, zijnde
€ 42.655,61 aan de man dient te voldoen;
2.2 de inboedelgoederen die de vrouw reeds onder zich heeft, zonder nadere verrekening;
Met betrekking tot de woning, gelegen aan het [adres 1] te [postcode] [woonplaats 2] en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij de [bank] met leningnummer [nummer 1] en de lening die de vrouw is aangegaan bij haar werkgever [werkgever 1] (ad € 110.000,-):
1. de woning wordt toegedeeld aan de vrouw op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) de woning zal worden getaxeerd door [makelaar] te [plaats 3] ; partijen verstrekken binnen één week na de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand een gezamenlijke opdracht aan deze makelaar-taxateur tot taxatie van de woning. Deze makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de vrouw de woning zal overnemen;
b) de vrouw dient binnen twee maanden na de taxatie aan de man aan te tonen dat zij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen gedeeld dan wel gedragen op de volgende wijze; de over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen bij [bank] en bij [werkgever 1] ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de makelaar-taxateur en de kosten van overdracht en eventuele andere kosten in verband met het ontslaan van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid; van dat restantbedrag heeft de vrouw recht op een bedrag van € 103.939,70 en de man op een bedrag van € 49.944,-; het restant daarvan dient tussen partijen te worden gedeeld dan wel gedragen volgens de verdeelsleutel van 55 (vrouw) / 45 (man);
d) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de vrouw de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de vrouw kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht te verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde; deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen gedeeld dan wel gedragen op de volgende wijze; de over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen bij [bank] en bij [werkgever 1] ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur; van dat restantbedrag heeft de vrouw recht op een bedrag van € 103.939,70 en de man op een bedrag van € 49.944,-; het restant daarvan dient tussen partijen te worden gedeeld dan wel gedragen volgens de verdeelsleutel van 55 (vrouw) / 45 (man);
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
stelt vast dat aan de man toebehoort:
- de Honda Civic met kenteken [kenteken 1] ,
- het stuk grond in Roemenië, kadastraal bekend onder nummer [nummer 2] ,
- de onverdeelde helft van het appartement, staande en gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] , [gemeente 2] te Roemenië,
zonder nadere verrekening;
stelt vast dat aan de vrouw toebehoort:
- de Toyota Yaris met kenteken [kenteken 2] , zonder nadere verrekening;
bepaalt dat de vrouw aan de man een bedrag van € 81,09 dient te voldoen wegens de creditcardschuld aan [bedrijf];
bepaalt dat de vrouw aan de man een bedrag van € 4.376,23 dient te voldoen wegens gebruikerslasten;
verklaart voor recht dat de pensioenen die partijen hebben opgebouwd tijdens het huwelijk onder het privévermogen van partijen vallen;
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan het [adres 1] te [postcode] [woonplaats 2] voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand, onder de voorwaarde dat de vrouw deze woning op het moment van die inschrijving bewoont en de woning aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt;
verklaart deze beschikking – met uitzondering van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, mr. J.Th.W. van Ravenstein en mr. E.R.F. van Engelen, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 9 mei 2023.
Bijlage 1: de verzoeken van partijen
Het verzoek van de man zoals dat na wijziging c.q. aanvulling luidt, strekt ertoe:
I de verzoeken van de vrouw af te wijzen met uitzondering van de verzoeken
onder IV
,V en VII bij verweerschrift d.d. 16 februari 2022 en de verzoeken onder I, II, III, VIII, X en XI bij verweerschrift d.d. 6 juni 2022;
II tussen partijen, op [datum huwelijk] 2019 te [plaats huwelijk] , Roemenië met elkaar gehuwd, de echtscheiding uit te spreken;
II een zorgregeling vast te stellen, waarbij [voornaam minderjarige] ;
- iedere dinsdag uit het kinderdagverblijf tot woensdagochtend naar het
kinderdagverblijf bij de man is;
- om het weekend van vrijdag uit het kinderdagverblijf tot zondag 17.00
uur bij de man is, waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] naar de vrouw brengt; en
- om de week op donderdag (in de week dat [voornaam minderjarige] niet bij de man verblijft
in het weekend) uit het kinderdagverblijf tot na het avondeten bij de man
is, waarbij geldt dat de man [voornaam minderjarige] naar de vrouw brengt;
IV de verdeling van de beperkte gemeenschap als volgt vast te stellen:
Ten aanzien van de woning
Makelaar-taxateur
- te bepalen dat de vrouw binnen één week na de datum van de beschikking drie makelaar-taxateurs aanwijst;
- te bepalen dat de man vervolgens binnen één week een keuze maakt uit de door de vrouw voorgestelde makelaar-taxateurs;
Toedeling aan de vrouw
- de woning aan het [adres 1] te ( [postcode] ) [woonplaats 2] aan de vrouw toe te delen, op voorwaarde dat zij de woning kan overnemen en onder de voorwaarde dat de vrouw binnen acht weken na de datum van inschrijving van de beschikking aantoont dat zij in staat is de financiering ten behoeve van de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening bij de [bank] met leningnummer [nummer 1] en de hypothecaire geldlening bij [werkgever 1] voor de taxatiewaarde, waarbij de vrouw gehouden is de helft van de overwaarde (te weten de taxatiewaarde minus de waarde van de hypotheek vermeerderd met de waarde in eventuele polissen) aan de man dient te vergoeden;
- te bepalen dat de aangewezen makelaar-taxateur de woning zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie weken na datum van de beschikking zal taxeren tegen de actuele marktwaarde en dat deze taxatie tussen partijen zal gelden als een bindende taxatie;
- te bepalen dat de kosten van de taxatie door beide partijen gedragen worden, ieder voor de helft;
- te bepalen dat de levering van de woning aan de vrouw dient plaats te vinden binnen één maand nadat de vrouw heeft kenbaar gemaakt de woning te kunnen overnemen;
- te bepalen dat de kosten voor het notariële transport van de woning worden gedragen door beide partijen, ieder voor de helft;
Verkoop van de woning aan een derde
indien de vrouw niet in staat blijkt te zijn de woning over te nemen, te bepalen dat de woning wordt verkocht aan een derde;
- te bepalen dat ieder van partijen gehouden is de aangewezen makelaar taxateur opdracht te geven tot verkoop van het appartement;
- te bepalen dat indien en voor zover de vrouw niet binnen één week haar medewerking verleent aan de opdracht aan de makelaar-taxateur, de man zelf de opdracht aan de makelaar-taxateur mag verstrekken;
- te bepalen dat, indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen de gezamenlijke vraagprijs te bepalen, de makelaar-taxateur de door hem vast te stellen bindende marktconforme vraagprijs bepaalt;
- te bepalen dat partijen in overleg met de makelaar-taxateur de verkoopovereenkomst aangaan met de degene(n) die de hoogste prijs biedt, en indien en voor zover die prijs volgens beide partijen gezien de onroerendgoedmarkt ter plaats en de kwaliteit van het appartement de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden
over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, zal de makelaar dit naar beste weten en bindend kunnen bepalen;
- te bepalen dat als de verkoopprijs bindend is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van het appartement aan (een) derde(n);
- te bepalen dat de verkoopopbrengst na aftrek van de verkoopkosten gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
- te bepalen dat de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering worden gedragen door partijen, ieder voor de helft;
Ten aanzien van het overige huwelijksvermogen
- de bankrekeningen op naam van de man met de daarbij behorende saldi aan hem toe te delen, waarbij hij gehouden is de helft van het bedrag dat behoort tot de beperkte gemeenschap van goederen, zijnde € 4.932,46 (de helft van € 9.864,91), aan de vrouw te voldoen;
- te bepalen dat de vrouw bankafschriften in het geding brengt van alle bank- en spaarrekeningen (mede) op haar naam waar ook ter wereld, alsmede opgave doet van de gelden die zij heeft ondergebracht op rekeningen van haar familie in Roemenië;
- te bepalen dat de vrouw de helft van de saldi op haar bankrekeningen, alsmede de helft van het door haar bij haar familie ondergebrachte gelden aan de man dient te vergoeden;
- te bepalen dat de inboedel feitelijk al bij helfte is verdeeld en dat ieder der partijen zonder verdere verrekening behoudt de inboedel die hij/zij thans onder zich heeft;
- te bepalen dat de vrouw gehouden is de helft van de schuld aan ICS per de peildatum ad
€ 81,09 aan de man te vergoeden, althans dat de man dit bedrag mag verrekenen met het bedrag dat hij aan de vrouw dient te voldoen uit hoofde van de overbedeling vanwege de toedeling van de bankrekeningen op zijn naam;
V vast te stellen, althans voor recht te verklaren dat de Honda Civic met
kenteken [kenteken 1] privé eigendom is van de man;
VI vast te stellen, althans voor recht te verklaren dat het stuk grond, kadastraal
bekend onder nummer [nummer 2] in Roemenië en de onverdeelde helft van het
appartement, staande en gelegen aan de [adres 2]
te [plaats 2] , [gemeente 2] te Roemenië,
privé eigendom is van de man;
VII vast te stellen, althans voor recht te verklaren dat het saldo op de
bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] per de dag van het
huwelijk, ad € 14.868,59 en het saldo op de spaarrekening met nummer [rekeningnummer 2]
per de dag van het huwelijk, ad € 35.075,46, privé
eigendom van de man is;
VIII de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag van € 4.376,23.
Bij wijze van voorwaardelijk verzoek
Indien en voor zover het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen de helft van de hypotheeklasten te voldoen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding wordt toegewezen, de vrouw te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding aan de man gelijk aan het aandeel van de man in de lasten van de woning;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Het verzoek van de vrouw zoals dat na wijziging c.q. aanvulling luidt, strekt ertoe:
1. Onbevoegdheid Nederlandse rechter en doorverwijzing naar de Roemeense
rechtbank
A. dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, partijen verwijst naar de rechtbank in [plaats 4] /Roemenië zodat de echtscheidingsprocedure en de
nevenvoorzieningen als ook de voorzieningen die getroffen dienen te worden voor de
minderjarige [voornaam minderjarige] en de verdeling naar Roemeens recht aldaar bij de rechtbank te
[plaats 4] /Roemenië behandeld kunnen worden dan wel subsidiair de procedure aan
te houden totdat de Roemeense rechtbank een beslissing heeft genomen;
B. alle verzoeken van de man niet ontvankelijk te verklaren.
2. Bevoegdheid Nederlandse rechter met toepassing Roemeens recht
C. Voor zover de rechtbank meent bevoegd te zijn om kennis te nemen van het
verzoekschrift tot echtscheiding alsmede de nevenvoorzieningen onder meer
betreffende [voornaam minderjarige] , verzoekt de vrouw te bepalen dat Roemeens recht van toepassing is op het verzoekschrift tot echtscheiding en de nevenvoorzieningen die getroffen dienen te worden voor [voornaam minderjarige] (zorgregeling en kinderalimentatie);
D. De vrouw verzoekt de rechtbank te bepalen dat conform artikel 373 sub b van het
Roemeens Burgerlijk Wetboek de echtscheiding wordt uitgesproken van het tussen
partijen op [datum huwelijk] 2017 te [plaats huwelijk] , Roemenië gesloten huwelijk;
E. Te bepalen dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019, haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben;
F. Een opbouwende zorg- en contactregeling in het belang van [voornaam minderjarige] vast te stellen,
inhoudende dat:
- [voornaam minderjarige] in de periode van april 2023 tot en met 1 juni 2023 bij de man zal verblijven elke zaterdag van 09:30 uur tot en met 18:00 uur;
- [voornaam minderjarige] in de periode van 1 juni 2023 tot en met 1 september 2023 bij de man zal verblijven elke zaterdag van 09:30 uur tot en met 18:00 uur en om de week vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot 18:00 uur;
- [voornaam minderjarige] in de periode vanaf 1 september 2023 tot en met 1 december 2023 bij de man zal verblijven om de week van vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot zaterdag 13:00 uur (de man brengt [voornaam minderjarige] terug naar de vrouw om 13:00 uur);
- [voornaam minderjarige] in de periode vanaf 1 december 2023 tot en met 1 maart 2024 bij de man zal verblijven om de week van vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot en met zaterdag 18:00 uur;
- [voornaam minderjarige] in de periode vanaf 1 maart 2024 bij de man zal verblijven om de week van vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot en met zondag 15:00 uur.
Te bepalen dat tijdens de schoolvakanties en feestdagen bovengenoemde reguliere
zorgregeling geen doorgang zal vinden indien de vrouw met [voornaam minderjarige] in het buitenland
verblijft;
Tevens verzoekt de vrouw, in het kader van de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken, te bepalen dat:
- er een overdrachtsboekje wordt gebruikt waar de man de vrouw informeert over hoe de zorgtijd met [voornaam minderjarige] is verlopen (wanneer en hoeveel gegeten, geslapen, gespeeld etc. en hoe dit is verlopen). Tevens dient de man bereikbaar te zijn zo ook via WhatsApp en mag de vrouw bij elk contactmoment voor het slapen even [voornaam minderjarige] spreken via videocall.
- de man [voornaam minderjarige] brengt naar buitenschoolse activiteiten (sport/verjaardagen etc.) als [voornaam minderjarige] bij de man is. Als [voornaam minderjarige] ziek is zal de omgang niet plaatsvinden.
G. Te bepalen dat de man onvoorwaardelijk toestemming dient te verlenen aan de vrouw
om te kunnen reizen samen met [voornaam minderjarige] tijdens alle schoolvakanties en alle feestdagen
naar Roemenië en indien de man weigert zijn toestemming te verlenen vervangende
toestemming aan de vrouw te verlenen om met [voornaam minderjarige] tijdens alle schoolvakanties en
alle feestdagen af te kunnen reizen naar Roemenië alsmede de vrouw vervangende
toestemming te verlenen om met [voornaam minderjarige] in de periode van april 2023 tijdens de
Paasvakantie van [voornaam minderjarige] samen met [voornaam minderjarige] af te kunnen reizen naar Roemenië voor een periode van drie weken.
H. Te bepalen dat de man ingevolge artikel 529 van het Roemeense burgerlijk wetboek
een kwart van zijn netto maandelijkse inkomen dient te voldoen aan de vrouw als
bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] , zijnde een bedrag van
€ 2.333,25 per maand (1/4 deel van € 9.333,07 aan netto-inkomen per maand van de
man), bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen.
I. Alle verzoeken van de man af te wijzen.
3. Bevoegdheid Nederlandse rechter met toepassing Nederlands recht (met
uitzondering van het toepasselijk recht op de verdeling en de pensioenrechten)
Voor zover de rechtbank meent bevoegd te zijn en met uitzondering van de verdeling
Nederlands recht van toepassing is;
A. De echtscheiding uit te spreken van het tussen partijen op [datum huwelijk] 2017 te [plaats huwelijk]
, Roemenië gesloten huwelijk;
B. Te bepalen dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2019, haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben;
C. Een opbouwende zorg- en contactregeling in het belang van [voornaam minderjarige] vast te stellen,
inhoudende dat:
- [voornaam minderjarige] in de periode van april 2023 tot en met 1 juni 2023 bij de man zal verblijven elke zaterdag van 09:30 uur tot en met 18:00 uur;
- [voornaam minderjarige] in de periode van 1 juni 2023 tot en met 1 september 2023 bij de man zal verblijven elke zaterdag van 09:30 uur tot en met 18:00 uur en om de week vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot 18:00 uur;
- [voornaam minderjarige] in de periode vanaf 1 september 2023 tot en met 1 december 2023 bij de man zal verblijven om de week van vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot zaterdag 13:00 uur (de man brengt [voornaam minderjarige] terug naar de vrouw om 13:00 uur);
- [voornaam minderjarige] in de periode vanaf 1 december 2023 tot en met 1 maart 2024 bij de man zal verblijven om de week van vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot en met zaterdag 18:00 uur;
- [voornaam minderjarige] in de periode vanaf 1 maart 2024 bij de man zal verblijven om de week van vrijdag na school (de man haalt [voornaam minderjarige] van school op) tot en met zondag 15:00 uur.
Te bepalen dat tijdens de schoolvakanties en feestdagen bovengenoemde reguliere
zorgregeling geen doorgang zal vinden indien de vrouw met [voornaam minderjarige] in het buitenland
verblijft;
Tevens verzoekt de vrouw, in het kader van de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken, te bepalen dat:
- er een overdrachtsboekje wordt gebruikt waar de man de vrouw informeert over hoe de omgang met [voornaam minderjarige] is verlopen (wanneer en hoeveel gegeten, geslapen, gespeeld etc. en hoe dit is verlopen). Tevens dient de man bereikbaar te zijn zo ook via whatsapp en mag de vrouw bij elk contactmoment voor het slapen even [voornaam minderjarige] spreken via videocall.
- de man [voornaam minderjarige] brengt naar buitenschoolse activiteiten (sport/verjaardagen etc.) als [voornaam minderjarige] bij de man is. Als [voornaam minderjarige] ziek is zal de omgang niet plaatsvinden.
D. Te bepalen dat de man onvoorwaardelijk toestemming dient te verlenen aan de vrouw
om te kunnen reizen samen met [voornaam minderjarige] tijdens alle schoolvakanties en alle feestdagen
naar Roemenië en indien de man weigert zijn toestemming te verlenen vervangende
toestemming aan de vrouw te verlenen om met [voornaam minderjarige] tijdens alle schoolvakanties en
alle feestdagen af te kunnen reizen naar Roemenië alsmede de vrouw vervangende
toestemming te verlenen om met [voornaam minderjarige] in de periode van april 2023 tijdens de
Paasvakantie van [voornaam minderjarige] samen met [voornaam minderjarige] af te kunnen reizen naar Roemenië voor een periode van drie weken.
E. Te bepalen dat de man een bedrag van € 1.136,- per maand dient te voldoen als
bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [voornaam minderjarige] vanaf het moment dat
[voornaam minderjarige] gestart is op de [school] (1 januari 2023) dan wel een ingangsdatum
en bedrag vast te stellen die/dat de rechtbank juist acht, rekening houdende [met het feit] dat de man de helft van de kosten van de [school] en de naschoolse
kinderopvangkosten eveneens dient te voldoen, bij vooruitbetaling aan de vrouw
te voldoen.
F. Althans een beslissing te nemen die de rechtbank juist acht;
G. alle verzoeken van de man derhalve af te wijzen.
4. Verdeling naar Roemeens recht
A. Voor zover de rechtbank meent wel bevoegd te zijn om te oordelen en te beslissen
over de verdeling naar Roemeens recht te bepalen dat;
B. Alle verzoeken van de man ten aanzien van de verdeling niet ontvankelijk te
verklaren althans af te wijzen;
C. Bij wijze van invulling van het verzoek onder punt IX van het verweerschrift tevens
inhoudende zelfstandige verzoeken aan de zijde van de vrouw, uitvoerbaar bij
voorraad te bepalen;
D. de verdeling en de wijze van verdeling naar Roemeens recht vaststellen zoals
beschreven in bijgaande conclusie van de advocaat van de vrouw in Roemenië
welke als productie 18 wordt overgelegd alsmede verwijzend naar de inhoud van
punt 5 van deze akte en:
E. overeenkomstig artikel 385, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen dat het
huwelijksregime op 1 oktober 2021 is geëindigd;
Ten aanzien van het privévermogen van partijen
F. voor recht te verklaren dat de auto Honda Civic met kenteken [kenteken 1] welke op
naam van de man staat privé-eigendom is van de man en voor recht te verklaren
dat de auto, Toyota, Yaris met kenteken [kenteken 2] met kenteken welke op naam
van de vrouw staat privé-eigendom is van de vrouw;
G. vast te stellen, althans voor recht te verklaren dat het stuk grond, kadastraal
bekend onder nummer [nummer 2] in Roemenië en de onverdeelde helft van het
appartement, staande en gelegen aan de [adres 2]
te [plaats 2] , [gemeente 2] te Roemenië, privéeigendom
van de man is;
H. vast te stellen, althans voor recht te verklaren dat het saldo op de bankrekening
van de man met nummer [rekeningnummer 1] per de dag van het huwelijk, ad.
€ 14.869,59 en het saldo op de spaarrekening van de man met nummer [rekeningnummer 2]
per de dag van het huwelijk, ad. € 35.075,46 privé-eigendom
van de man is, en de man te veroordelen tot betaling van de helft van het bedrag,
te weten € 4.932,46 aan de vrouw welk bedrag het verschil vertegenwoordigt
tussen de totale saldi van de rekeningen van de man vanaf de datum van het
huwelijk en vanaf de datum van beëindiging van het huwelijksstelsel (1 oktober
2021).
I. vast te stellen, althans voor recht te verklaren dat het saldo op de bankrekening van de vrouw met nummer [rekeningnummer 3] per de dag van het huwelijk ad. € 11.067,57 en het saldo op de spaarrekening met nummer [rekeningnummer 4] per de dag van het huwelijk ad. € 96.047,70 privéeigendom van de vrouw zijn (totaal een bedrag van € 107115,27);
J. vast te stellen, althans voor recht te verklaren, dat de bankrekeningen op naam van
de vrouw met de daarbij behorende saldi aan haar worden toebedeeld zonder nadere verrekening van enige saldi daarvan met de man gezien de man naar Roemeens recht daar geen recht op heeft nu er geen sprake is van een saldi toename;
K. vast te stellen, althans voor recht te verklaren, dat het bedrag van € 107.115,27
dat de vrouw ten behoeve van de gezamenlijke koopwoning te [woonplaats 2] heeft
voldaan privé-eigendom van de vrouw is alsmede te bepalen dat de vrouw bij
verrekening en verdeling van een eventuele overwaarde van deze woning recht
heeft op het bedrag van € 107.115,27 welk uitsluitend aan de vrouw toekomt.
Ten aanzien van het gemeenschappelijk vermogen
L. te bepalen dat de vordering van € 15.000,- die de man op zijn broer heeft aan de
man wordt toebedeeld, waarbij de man gehouden is de helft van het bedrag, zijnde
€ 7.500,-, aan de vrouw te voldoen.
M. te bepalen dat ieder der partijen zonder verdere verrekening behoudt de inboedel
die hij/zij thans onder zich heeft;
N. te verklaren dat partijen tijdens het huwelijk door koop verkregen hebben de vrouw
met een aandeel van 70% en de man met een aandeel van 30%, de koopwoning
gelegen aan het [adres 1] te [postcode] [woonplaats 2] , met het bedrag van een
waarde van € 536.158,19, zijnde de totale kosten van de aankoop van het huis,
volgens de factuur/afrekening van de notaris [notaris] ,
waarvan € 519.000,- de prijs van het onroerend goed vertegenwoordigt en
€ 17.158,19 de erelonen in verband met het sluiten van de akte;
O. te verklaren dat partijen tijdens het huwelijk twee leningen zijn aangegaan ten
behoeve van deze woning aan het [adres 1] te [postcode] [woonplaats 2] , zijnde
een hypothecaire lening van € 330.000,- van de [bank] bank om het
prijsverschil van het huis te betalen van € 330.000,-, lening waarvan de vrouw de
maandelijkse termijnen (debet en rente) met betrekking tot de periode oktober
2018 - september 2021 door eigen bijdrage, waarbij op 1 oktober 2021 nog een bedrag
van € 203.400,39 te betalen is, zijnde de waarde van de maandelijkse termijnen
(debet en rente) met betrekking tot de periode 1 oktober 2021 – januari 2049 en
een lening van € 110.000 van het [werkgever 1] , de organisatie waar de vrouw werkt, is
aangegaan voor de herfinanciering van een deel van de hypothecaire lening,
waarvan de vrouw de maandelijkse termijnen (debet en rente) heeft betaald
betrekking hebbende op de periode mei 2019 - september 2021 door eigen bijdrage
tijdens het huwelijk, waarbij op 01.10.2021 nog een bedrag van € 102.388,18 te
betalen is, wat de tegenwaarde vertegenwoordigt van de maandelijkse termijnen
(debet en interesten) met betrekking tot de periode 1 oktober 2021 - april 2049;
P. de verdeling van de koopwoning aan het [adres 1] te [postcode] [woonplaats 2] te
gelasten door deze in zijn geheel toe te wijzen aan de vrouw, onder de verplichting
om het bedrag van € 160.847,45 aan de man te betalen, het bedrag dat het
equivalent vertegenwoordigt van het aandeel van 30% van de aankoopwaarde,
respectievelijk van een bindende waarde van € 536.158,19, en de vrouw neemt
uitsluitend de termijnen van de twee leningen over.
Q. de man te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 91.736,57, het bedrag
dat 30% vertegenwoordigt van het saldo van de twee kredieten (€ 203.400,39 +
€ 102.388,18 = € 305.788,57 x 30% = 91.736.571 euro) op de datum van
beëindiging van het huwelijksstelsel (1 oktober 2021) en tot volledige restitutie
(respectievelijk januari 2049 en april 2049).
R. om de vergoeding van wederzijdse schulden tussen de partijen te gelasten en, als
gevolg daarvan en als bedoeld onder P) en Q) hierboven, de verplichting vast te
stellen van de vrouw om aan de man het bedrag te betalen dat voortvloeit uit de
vergoeding, respectievelijk: € 69.110,88 tegen finale kwijting (€ 160.847,45 - € 91.736.571 = € 69.110,88);
S. te bepalen dat het bedrag van € 107.115,27 tot het privévermogen van de vrouw
behoort en dat bij de verrekening en verdeling van een eventuele overwaarde van
de koopwoning daar rekening mee gehouden dient te worden althans te bepalen
dat de vrouw uit hoofde van de verdeling conform Roemeens recht een bedrag van
€ 107.115,27 te vorderen heeft nu dit bedrag geheel toekomt aan de vrouw.
T. Een deskundige (gerechtelijk expert) te benoemen conform art. 984 en 985 van
het Roemeens wetboek van burgerlijke rechtsvordering welke kennis heeft van Roemeens recht, indien de man het niet eens is met bovenvermelde verdelingsverzoeken van de vrouw en de waarde van de koopwoning aan het [adres 1] te [postcode] [woonplaats 2] .
U. Te bepalen dat de vrouw het uitsluitend voortgezet gebruik van de woning aan het
[adres 1] te [postcode] zal hebben na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente.
5. Pensioenen
V. Voor recht te verklaren dat de pensioenen die partijen hebben opgebouwd tijdens
het huwelijk onder het privé vermogen van partijen vallen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.