ECLI:NL:RBDHA:2023:6930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
10324347 RP VERZ 23-50067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst op basis van combinatiegrond van ongeschiktheid en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft Allseas Engineering B.V. een verzoek ingediend bij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. De verzoekende partij, Allseas, stelde dat er sprake was van een combinatiegrond voor ontslag, namelijk ongeschiktheid voor de functie en een verstoorde arbeidsverhouding. De werknemer, die sinds 1 mei 2013 in dienst was, had zich op 29 juli 2020 ziek gemeld en was sindsdien in een re-integratietraject verwikkeld. Ondanks dat de bedrijfsarts op 12 mei 2022 had bevestigd dat de werknemer volledig hersteld was, heeft de werknemer nooit meer volledig zijn eigen functie kunnen uitoefenen. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling op 4 april 2023 gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een ontslagverbod tijdens ziekte, omdat de werknemer geen medische beperkingen meer had. De rechter concludeerde dat de combinatie van de ongeschiktheid en de verstoorde arbeidsverhouding voldoende grond vormde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 28 mei 2023, met toekenning van een transitievergoeding aan de werknemer, maar zonder toekenning van een billijke vergoeding of schadevergoeding. De proceskosten zijn tussen partijen verdeeld, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CB/c
Zaaknr.: 10324347 RP VERZ 23-50067
Uitspraakdatum: 28 april 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Allseas Engineering B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Delft,
verzoekende partij,
verder te noemen: Allseas,
gemachtigde: mr. R. van der Stap (AKD),
tegen
[verweerder01],
wonende te [woonplaats01] ,
verwerende partij,
verder te noemen: werknemer,
gemachtigde: mevr. mr. M. Aantjes.

1.Het procesverloop

1.1.
Allseas heeft de kantonrechter bij verzoekschrift met 80 producties (nrs. 1 tot en met 80), bij de griffie ingekomen op 8 februari 2023, verzocht – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst tussen Allseas en werknemer te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, ongeschiktheid voor de functie dan wel een combinatie van die twee ontslaggronden.
1.2.
Op 27 maart 2023 is bij de griffie een verweerschrift met 25 producties (nrs. 1 tot en met 25) binnengekomen. Het verweer van werknemer komt erop neer dat hij betwist dat er sprake is van een voldragen ontslaggrond, dan wel een combinatie van twee onvoldragen ontslaggronden. Voor het geval de arbeidsovereenkomst niettemin wordt ontbonden verzoekt werknemer toekenning van een billijke vergoeding dan wel schadevergoeding van € 91.800,- naast de transitievergoeding, alsmede enkele nevenvorderingen.
1.3.
Nadien zijn nog binnengekomen:
  • de brief van de gemachtigde van Allseas van 1 april 2023 met een aanvullende productie (nr. 81);
  • de e-mail van de gemachtigde van werknemer van 1 april 2023 met een aanvullende productie (nr. 26);
  • de e-mail van de gemachtigde van werknemer van 3 april 2023 met een aanvullende productie (nr. 27);
  • de e-mail van de gemachtigde van werknemer van 4 april 2023 met een aanvullende productie (nr. 28).
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoekschrift is gehouden op 4 april 2023. Daarbij zijn namens Allseas de heer [naam01] alsmede de gemachtigde van Allseas verschenen en is werknemer in persoon verschenen samen met zijn gemachtigde. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de gemachtigden zittingsaantekeningen resp. pleitnotities overgelegd. Van hetgeen verder besproken is heeft de griffier zakelijke aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden.
1.5.
Na de mondelinge behandeling is de beschikking aangehouden voor beraad aan de zijde van werknemer. Bij e-mail van de gemachtigde van Allseas van 7 april 2023 heeft deze om beschikking verzocht. Daarop is de uitspraakdatum bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Werknemer, geboren op [geboortedatum01] 1979, is per 1 mei 2013 in dienst getreden bij Allseas in de functie van [functie01] . Sinds 1 januari 2014 is hij werkzaam als [functie02] op de afdeling [naam afdeling01] op basis van een full-time dienstverband. Zijn huidige salaris bedraagt € 4.250,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Op 29 juli 2020 heeft werknemer zich ziek gemeld.
2.3.
Begin 2021 is werknemer beperkt gaan re-integreren. Eerst verrichtte werknemer 2 x 2 uur per week aangepast werk, begin 2022 is dit uitgebreid naar 2 x 4 uur per week en in maart 2022 is dit verder uitgebreid naar 4 x 6 uur per week.
2.4.
Gelet op het naderende einde van de wachttijd van 104 weken (eindigende 21 juli 2022) heeft Allseas het traject voor een WIA-aanvraag in gang gezet.
2.5.
Per 12 mei 2022 heeft werknemer zich volledig hersteld gemeld.
2.6.
Op 25 mei 2022 is werknemer op consult bij de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts bevestigde in zijn terugkoppeling van dit consult:
Betrokkene heeft geen medische beperkingen meer. De factoren die tot uitval hadden geleid zijn niet meer aanwezig. Betrokkene wordt in staat geacht zijn eigen werk zonder beperkingen volledig uit te voeren. Betrokkene heeft geen medische beperkingen en wordt volledig belastbaar geacht. Herstel is duurzaam.
2.7.
Op 30 juni 2022 is werknemer wederom door de bedrijfsarts gezien. In de terugkoppeling van dat consult schrijft de bedrijfsarts:
Op verzoek van betrokkene is er contact geweest. Betrokkene geeft aan volledig hersteld te zijn. Hij heeft geen medische klachten meer en is ook niet onder behandeling. Hij geeft nu aan niet in staat te zijn offshore te gaan hetgeen een onderdeel is van zijn eigen werk. Betrokkene is het niet eens met uitleg dat als hij hersteld is, er ook verwacht wordt dat hij zijn eigen werk in volle omvang moet kunnen uitvoeren, dus ook offshore. Anders is hij niet hersteld en moet hij een WIA aanvraag indienen. Hij zit dan nog in zijn re-integratie fase. En als hij vindt dat hij hersteld is dan is er sprake van een functioneringsproblematiek/werkweigering. Werkgever wordt geadviseerd in gesprek te gaan met betrokkene om hem meer duidelijkheid te verschaffen aangezien zijn zienswijze niet strookt met de werkelijkheid.
2.8.
Op 29 november 2022 heeft werknemer zich weer ziek gemeld. Op 8 december 2022 heeft werknemer zich nogmaals ziek gemeld.
2.9.
In zijn terugkoppeling van een consult op 14 december 2022 schrijft de bedrijfsarts:
Betrokkene geeft aan deels werk en deels niet werk gerelateerde klachten te hebben waardoor er disbalans is ontstaan. Werkgerelateerde knelpunten zijn bekend. Betrokkene is herstellende en wordt in staat geacht per maandag 19-12-2022 zijn eigen werk weer volledig te kunnen hervatten. Per 19-12-2022 volledig hervatten en hersteld melden. Indien betrokkene knelpunten ervaart deze met werkgever bespreken. Mocht er geen overeenstemming gevonden worden met bovenstaande oordeel en advies, dan kunnen zowel werkgever als werknemer bij de UWV een deskundigenoordeel aanvragen om hun eigen reïntegratie inspanning te laten toetsen.
2.10.
Op 19 december 2022 heeft werknemer gemeld dat hij zich nog steeds niet goed voelde. Op 4 januari 2023 heeft werknemer dit bericht herhaald.
2.11.
In zijn probleemanalyse van 9 januari 2023 geeft de bedrijfsarts aan:
Conform wens en verwachting per week 03 weer volledig hervatten. Er is dan geen sprake van arbeidsongeschiktheid door ziekte of gebrek.
2.12.
Op 16 januari 2023 is werknemer ‘onder protest’ naar het werk gekomen. Rond het middaguur heeft werknemer zich opnieuw ziek gemeld.
2.13.
Op 24 januari 2023 heeft een andere dan de eerdere bedrijfsarts werknemer gezien. In zijn terugkoppeling van dit consult schrijft deze bedrijfsarts:
De eerdere bekende beperkingen van betrokkene zijn toegenomen door de ontstane situatie. Op dit moment is er geen sprake van specifiek gerichte behandeling tegen de beperkingen, dit is in het verleden al doorlopen en betrokkene heeft voldoende handvatten om hier mee om te gaan. De beperkingen hangen deels samen met knelpunten in de arbeidsrelatie. Er is in strikte zin geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. In strikte zin is er ook geen sprake van een medische urenbeperking. Echter gezien de situatie is het verstandig de re-integratie nu niet volledig op te pakken, maar te starten met halve dagen eigen werk en dit geleidelijk op te bouwen in enkele weken. Houdt hierbij rekening met een verminderde energetische belastbaarheid, betrokkene is aangewezen op extra rustmomenten tijdens zijn werk.
2.14.
Op 30 januari 2023 heeft werknemer zich weer (volledig) ziek gemeld.
2.15.
Bij e-mail van 30 januari 2023 heeft Allseas op basis van de terugkoppeling van de bedrijfsarts verzocht zich op 31 januari 2023 om 9:00 uur op het werk te melden en tot 13:00 uur werkzaamheden te verrichten, bij gebreke waarvan Allseas een loonstop zou doorvoeren.
2.16.
Op 31 januari 2023 is werknemer om 9:00 uur op het werk verschenen, maar om 11:30 uur is hij weer naar huis gegaan.
2.17.
Op 1 februari 2023 heeft werknemer zich weer volledig ziek gemeld.
2.18.
Per 1 februari 2023 heeft Allseas een loonstop doorgevoerd.
2.19.
Werknemer heeft een second opinion van het UWV aangevraagd. In het deskundigenoordeel van het UWV van 3 april 2023 staat:
Ik(dwz de arbeidsdeskundige)
vind het werk niet passend omdat werknemer niet in staat was om dit te verrichten op grond van zijn medische beperkingen. De situatie moet eerst worden opgelost middels mediation of iets dergelijks volgende de verzekeringsarts. Werknemer wordt in staat geacht daaraan mee te werken. Werknemer was niet in staat om op 24 januari 2023 zijn eigen werk voor 50% te verrichten.ConclusieHet werk was niet passend.

3.Het inleidende verzoek van Allseas en het verweer van werknemer

3.1.
Allseas verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tussen Allseas en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst wegens de daarvoor aangevoerde redelijke grond(en) te ontbinden met veroordeling van werknemer in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde van Allseas daaronder begrepen.
3.2.
Aan het verzoek legt Allseas – kort gezegd – ten grondslag dat de arbeidsverhouding tussen partijen onherstelbaar is verstoord dan wel dat werknemer ongeschikt is voor de bedongen arbeid dan wel een combinatie van deze twee ontslaggronden.
3.3.
Werknemer verweert zich tegen het verzoek. Hij betwist dat er sprake is van een voldragen ontslaggrond dan wel een combinatie van twee onvoldragen ontslaggronden. Primair verzoekt hij daarom het verzoek van Allseas af te wijzen. Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst toch ontbonden zou worden, verzoekt hij toekenning van een billijke vergoeding, dan wel schadevergoeding van
€ 91.800,-, naast de transitievergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Voordat de kantonrechter toe kan komen aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of er een voldoende voldragen ontslaggrond is (of een combinatie van twee op zichzelf genomen onvoldragen ontslaggronden) moet eerst beoordeeld worden of sprake is van het ontslagverbod tijdens ziekte (artikel 7:670 lid 1 BW), zeker nu werknemer een beroep op dit ontslagverbod doet. Dat artikel luidt dat een werkgever een arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Mutatis mutandis is dit verbod ook van toepassing bij een verzoek van een werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zoals hier het geval is.
4.2.
Hoe dan ook kan de kantonrechter uit de verschillende rapportages van de bedrijfsartsen niet de conclusie trekken dat werknemer op medische gronden arbeidsongeschikt is. De beide betrokken bedrijfsartsen oordelen herhaaldelijk dat geen sprake (meer) is van medische beperkingen. Hoogstens is zijn arbeidsongeschiktheid daarom aan te merken als ‘situationele’ arbeidsongeschiktheid, dat verband houdt met een arbeidsconflict. Dat neemt echter niet weg dat het ontslagverbod ook van toepassing is, of kan zijn, in het geval van situationele arbeidsongeschiktheid, met dien verstande dat indien een arbeidsconflict niet leidt tot lichamelijke of psychische stoornissen die de werknemer verhinderen zijn arbeid te verrichten of te hervatten, het ontslagverbod niet van toepassing is (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 27 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC7669).
4.3.
Voor de beoordeling of sprake is van een arbeidsconflict, dat leidt tot psychische stoornissen bij werknemer is het naar het oordeel van de kantonrechter noodzakelijk terug te gaan naar de oorsprong van de situatie, waarin partijen zich thans bevinden. Deze oorsprong is gelegen in de eerste ziekmelding op 29 juli 2020. Uit hetgeen in deze procedure naar voren is gekomen blijkt dat deze ziekmelding tenminste enig verband had met een verbetertraject, dat reeds in oktober 2019 was aangevangen, als gevolg van enkele opeenvolgende functioneringsgesprekken, waarbij Allseas tot de beoordeling ‘room for improvement’ kwam. Die beoordeling houdt in dat een werknemer niet zodanig disfunctioneert dat de arbeidsovereenkomst meteen moet eindigen, maar dat deze wel een inspanning moet doen om zich te verbeteren, waartoe Allseas hem overigens ook in staat moet stellen.
4.4.
Alhoewel een werknemer zijn bedenkingen kan hebben bij een beoordeling door zijn werkgever, is het uiteindelijk aan een werkgever om te beoordelen of een werknemer voldoende geschikt is voor zijn functie. In het geval een werkgever een werknemer onvoldoende geschikt acht voor zijn functie, is het uiteindelijk aan de rechter om over de ongeschiktheid een oordeel te vellen, maar ook dan zal, mits de werkgever de juiste paden bewandeld heeft, de beoordeling van de werkgever het nodige gewicht in de schaal leggen.
4.5.
In het voorliggende geval was Allseas blijkbaar van oordeel dat werknemer onvoldoende vooruitgang in zijn functioneren liet zien, als gevolg waarvan Allseas hem op 27 juli 2020 een beëindigingsovereenkomst heeft voorgelegd om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Daarop heeft werknemer zich op 29 juli 2020 ziek gemeld.
4.6.
Met Allseas is de kantonrechter van oordeel dat werknemer in ruime mate de gelegenheid is geboden te re-integreren. Lange tijd heeft werknemer niet meer dan 2 x 2 uur per week aangepast werk verricht. Daarbij is ook nog een mediation traject doorlopen, waarvan het resultaat was dat partijen nog met elkaar zouden doorgaan. Nog in maart 2022, bijna twee jaar na de eerste ziekmelding, bestond de re-integratie van werknemer uit niet meer dan 4 x 6 uur per week
aangepastwerk (bij een dienstverband van 36 of 40 uur per week).
4.7.
Waar Allseas onder deze omstandigheden geen verwijt van kan worden gemaakt is dat zij een traject voor de aanvraag van een WIA-uitkering in gang wilde zetten. Bij werknemer leidde dat kennelijk tot zekere weerstand. Hoe dan ook, per 12 mei 2022 meldde werknemer zich volledig arbeidsgeschikt, welke melding overigens werd gedekt door de bedrijfsarts, die op 25 mei 2022 constateerde dat er geen sprake meer was van medische beperkingen en dat de factoren die tot uitval hadden geleid niet meer aanwezig waren.
4.8.
Ondanks zijn hersteld melding (en de bevestiging daarvan door de bedrijfsarts) is werknemer daarna nooit meer volledig in zijn eigen functie werkzaam geweest. Zonder meer zal de aankondiging van Allseas dat hij in augustus 2022 enkele weken offshore zou moeten werken daarbij een rol hebben gespeeld, maar het mag bij hem geen verbazing hebben kunnen wekken, dat Allseas deze werkzaamheden van hem verlangde, meer dan drie maanden na de hersteld melding, terwijl onbetwist vaststaat dat enkele weken per jaar offshore werken tot de normale werkzaamheden van werknemer behoorden. Toen hij zich op 12 mei 2022 hersteld meldde, had hij zich kunnen realiseren dat Allseas ook die werkzaamheden van hem zou kunnen verlangen en als hij zich daartoe toen niet in staat achtte, had hij zich niet volledig arbeidsgeschikt moeten melden. Daar komt nog bij dat werknemer per e-mail van 15 juni 2022 aan Allseas laat weten dat hij de offshore trip met zijn behandelaars wilde bespreken en er daarna bij Allseas op terug zou komen. Overigens is niet gebleken wat de terugkoppeling van de behandelaars was, maar het feit dat hij nog onder behandeling stond van behandelaars staat op gespannen voet met zijn hersteld melding en de bevestiging van de bedrijfsarts van 30 juni 2022, die zegt dat werknemer
nietmeer onder behandeling stond. Ook staat een en ander op gespannen voet met zijn eigen e-mail van 5 juli 2022, waarin hij stelt dat hij eigenlijk
langzaamaanin zijn eigen werk had willen re-integreren.
4.9.
Wat hier ook van zij, werknemer is vervolgens in feite niet meer volledig in zijn eigen functie werkzaam geweest. In september 2022 is nog een tweede mediationtraject doorlopen (overigens zonder resultaat) en de periode tussen oktober 2022 en februari 2023 kenmerkt zich door een afwisseling van discussies over doorbetaling van salaris, gesprekken over een beëindigingsovereenkomst, vergoeding van advocatenkosten, maar vooral ook door een afwisseling van rapportages van de bedrijfsarts dat werknemer weer aan het werk kan en zal gaan en ziekmeldingen door werknemer, die uiteindelijk hebben geleid tot een loonstop op1 februari 2023.
4.10.
In lijn met de eerder genoemde uitspraak van de Hoge Raad van 27 juni 2008 komt de kantonrechter tot het oordeel dat de opeenvolgende bevindingen van de bedrijfsartsen geen melding maken van psychische klachten als gevolg van een arbeidsconflict, maar slechts dat partijen in onderling overleg een uitweg uit de ontstane situatie dienen te vinden. Sterker nog, de rapportage van de bedrijfsarts van 24 januari 2023 stelt juist dat
geensprake is van psychische beperkingen, want:
op dit moment is er geen sprake van specifiek gerichte behandeling tegen de beperkingen, dit is in het verleden al doorlopen en betrokkene heeft voldoende handvatten om hier mee om te gaan.Op grond hiervan komt de kantonrechter tot het oordeel dat in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad van 27 juni 2008 het ontslagverbod tijdens ziekte in dit geval niet van toepassing is.
4.11.
Voor zover werknemer zich nog heeft beroepen op het deskundigenoordeel van het UWV van 3 april 2023 kan hem dat niet baten. Dat oordeel geeft immers alleen een oordeel over de vraag of sprake was van passende arbeid. Een dergelijk oordeel is alleen van belang in het geval van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst als gevolg van het niet-nakomen van de re-integratieverplichtingen (artikel 7:671b lid 5 onder b. BW), maar van een dergelijke ontslaggrond is in deze procedure geen sprake. Daarenboven acht de kantonrechter dit oordeel onvoldoende onderbouwd als het gaat om het oordeel van de deskundige dat werknemer niet in staat was passend werk te verrichten op grond van zijn medische beperkingen. De arbeidsdeskundige zelf is geen arts en enige rapportage van de in het oordeel genoemde verzekeringsarts ontbreekt.
4.12.
Het voorgaande houdt in dat de kantonrechter thans kan gaan beoordelen of sprake is van een voldragen ontslaggrond (of een combinatie daarvan).
4.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit specifieke geval sprake van een combinatie van twee ontslaggronden in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder i BW. Zoals hiervoor reeds is besproken ligt de oorsprong van het geschil in het feit dat Allseas in juni 2020 te kennen had gegeven dat het verbetertraject van werknemer onvoldoende vruchten had afgeworpen als gevolg waarvan zij tot een beëindiging van het dienstverband wilde komen. Die mededeling heeft werknemer toen kennelijk, en daar kan ook best begrip voor bestaan, zodanig aangegrepen dat hij zich ziek heeft gemeld. Maar dat neemt niet weg, dat, zoals ook reeds in rechtsoverweging 4.4 is besproken, de mening van een werkgever over het functioneren van een werknemer het nodige gewicht in de schaal legt. Daarvan uitgaande is het onvoldoende functioneren van werknemer in ieder geval een factor van belang, maar gelet op het tijdsverloop tussen juli 2020 en heden wellicht onvoldoende om op dit moment te kunnen spreken van een volledig voldragen ontslaggrond.
4.14.
Maar sinds juli 2020 is de verhouding tussen partijen zienderogen verslechterd. Daarbij kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat ten opzichte van de inspanningen, die Allseas zich heeft getroost om werknemer ter wille te zijn om hem in een situatie van arbeidsongeschiktheid geduld met hem te betrachten, werknemer telkens weer argumenten opbrengt om niet zijn werkzaamheden te hervatten, ook niet als de bedrijfsarts hem daartoe tenminste gedeeltelijk in staat acht. Uiteindelijk heeft dat zelfs geleid tot een loonstop. Gelet op het tijdsverloop sinds juli 2020 en wijze waarop de verhouding tussen partijen zich heeft ontwikkeld, is naar het oordeel van de kantonrechter nu ook sprake van een zekere verstoring van de arbeidsverhouding, die zich maar lastig zal laten repareren en die beide partijen veel energie zal gaan kosten. Oftewel, herstel van de arbeidsrelatie zal van beide partijen enorme inspanningen vragen, zonder garantie op succes.
4.15.
Waar de beide aangevoerde ontslaggronden wellicht individueel onvoldoende voldragen zijn, zijn de beide ontslaggronden in combinatie dat wel, zodat de kantonrechter met inachtneming van artikel 7:669 lid 3 onder i BW de arbeidsovereenkomst tussen partijen kan en zal ontbinden. In die zin zal het verzoek van Allseas dus worden toegewezen.
4.16.
Dat betekent enerzijds dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden per 28 mei 2023, als de datum die nog resteert met inachtneming van de termijn van een maand uit artikel 7:671b lid 9 onder a. BW. Anderzijds betekent dat dat werknemer recht heeft op een transitievergoeding. Op grond van artikel 7:671b lid 8 BW kan de kantonrechter in het geval de arbeidsovereenkomst ontbonden wordt op grond van de combinatiegrond een extra vergoeding toekennen van ten hoogste de helft van de (wettelijke) transitievergoeding. In dit geval ziet de kantonrechter aanleiding om werknemer de volle extra vergoeding van 50% toe te kennen.
4.17.
Omdat het verzoek van Allseas in feite volledig wordt toegewezen dient de kantonrechter nog te oordelen of bovenop de transitievergoeding werknemer nog een billijke vergoeding of een schadevergoeding toekomt. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet het geval is. Voor toekenning van een billijke vergoeding is vereist dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Allseas en uit hetgeen hiervoor reeds besproken is, volgt dat van verwijtbaar handelen, laat staan van
ernstigverwijtbaar handelen van Allseas geen sprake is. Voor toekenning van een schadevergoeding is eveneens geen plaats, al was het maar omdat werknemer zijn schade, indien er al sprake zou zijn van schending door Allseas van haar verplichtingen als goed werkgever, onvoldoende onderbouwd heeft.
4.18.
Voor zover werknemer nog een loonvordering (plus wettelijke) verhoging op Allseas meent te hebben, heeft Allseas daartegen naar het oordeel van de kantonrechter voldoende verweer gevoerd in de zin dat de loonstop, voor zover doorgevoerd, terecht is opgelegd. Overigens is gebleken dat de loonstop intussen is opgeheven.
4.19.
Op zich is het juist dat werknemer een deskundigenoordeel (second opinion) bij het UWV heeft aangevraagd en gekregen. Daaraan zijn kosten verbonden, maar die kosten houden verband met het recht dat een werknemer heeft om zo’n second opinion aan te vragen. Werknemer heeft niet verduidelijkt op welke grondslag hij recht zou hebben op vergoeding van de kosten van Allseas, zodat zijn verzoek tot vergoeding dient te worden afgewezen.
4.20.
Uiteindelijk is werknemer de in het ongelijk gestelde partij in deze procedure, zodat de proceskosten van Allseas voor zijn rekening zouden kunnen komen. De kantonrechter ziet echter aanleiding de proceskosten zodanig tussen partijen te verdelen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- ontbindt de tussen Allseas en werknemer bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 28 mei 2023 onder toekenning aan werkgever van de wettelijke transitievergoeding en een vergoeding op de voet van artikel 7:671b lid 8 BW van de helft van de transitievergoeding;
- wijst de (tegen)verzoeken van werknemer af;
- verklaart deze beschikking wat betreft de verschuldigdheid van de transitievergoeding en de vergoeding op de voet van artikel 7:671b lid 8 BW uitvoerbaar bij voorraad;
- verdeelt de proceskosten zodanig tussen partijen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en is op 28 april 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.