In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Eiser, die voor het laatst als verkoper in een viswinkel werkte, had zich op 18 maart 2020 ziekgemeld en ontving vanaf 14 december 2020 een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 17 juli 2021, omdat eiser meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde het besluit na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek.
De rechtbank beoordeelde of het UWV terecht had besloten de ZW-uitkering te beëindigen. Eiser stelde dat zijn psychische klachten hem belemmerden om arbeid te verrichten. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze had vastgesteld en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor verdergaande beperkingen. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was om arbeid te verrichten en dat het UWV terecht had besloten de ZW-uitkering te beëindigen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding voor proceskosten ontving.