ECLI:NL:RBDHA:2023:6914

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/4083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die voorheen als vleesverwerker werkte, had zich ziekgemeld op 15 oktober 2019 en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het UWV heeft zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 21,94% werd vastgesteld. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV handhaafde zijn besluit.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 1 mei 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn zoon als tolk en zijn gemachtigde. Eiser betwistte de medische beoordeling van het UWV en stelde dat zijn klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser op 12 oktober 2021 voor 21,94% arbeidsongeschikt was en dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze had gemotiveerd.

De rechtbank wees het beroep van eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4083

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P.C.M. van Es),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Coenen).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 21,94%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 8 juni 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn zoon als tolk, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als vleesverwerker voor 36,25 uur per week. Terwijl eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft hij zich op 15 oktober 2019 eiser ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 12 oktober 2021 21,94% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 18 mei 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 oktober 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 30 mei 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser meent dat hij met ingang van datum einde wachttijd volledig en duurzaam, althans naar een hoger percentage arbeidsongeschikt is dan door het UWV is vastgesteld. Eiser stelt dat het onderzoek naar de beperkingen en mogelijkheden van eiser door de verzekeringsartsen niet met de vereiste mate van zorgvuldigheid tot stand is gekomen en dat in onvoldoende mate rekening is gehouden met de aard en de ernst van de klachten van eiser en de daaruit volgende beperkingen. De verzekeringsarts B&B heeft eiser niet zelf onderzocht of gesproken. Gelet op de medische informatie van de behandelend sector zijn de bevindingen van de verzekeringsarts volgens eiser niet te volgen. Voorts meent eiser dat een urenbeperking aan de orde is. Hij onderbouwt zijn beroepschrift met informatie van de anesthesioloog-pijnspecialist. Aanvullend heeft eiser medische informatie ingediend van de neurochirurg en de anesthesioloog.
7. Verder betwist eiser dat in voldoende mate is gemotiveerd dat de voorgehouden functies passend zijn te achten. Eiser betwist dat hij in staat moet worden geacht om de voorgehouden functies te kunnen verrichten. Bij alle functies zijn er overschrijdingen van de belastbaarheid ten aan zien van de aspecten van persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen.
8. Nu er gerede twijfel bestaat aan het oordeel van de verzekeringsartsen verzoekt eiser de rechtbank om een deskundige te benoemen om een volledig(er) beeld te kunnen verkrijgen van de aard van de aandoeningen bij eiser c.q. de beperkingen voor het verrichten van werk. Ook verzoekt eiser vergoeding van de wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 12 oktober 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 12 oktober 2021 voor 21,94% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Eiser stelt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel nu bij de voorbereiding van het bestreden besluit niet alle van belang zijnde feiten c.q. omstandigheden genoegzaam in ogenschouw zijn genomen. Daarbij stelt eiser dat de verzekeringsarts B&B eiser niet zelf heeft onderzocht of gesproken en enkel op grond van de informatie uit het dossier en het bezwaarschrift heeft gerapporteerd. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is een spreekuurcontact in de bezwaarfase niet vereist als in de primaire fase een spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met een verzekeringsarts. Eiser is in de primaire fase op spreekuur geweest bij een verzekeringsarts, waarbij ook lichamelijk onderzoek is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 12 oktober 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
13. Eiser meent dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Hij is van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met de aard van zijn klachten. Eiser heeft verschillende klachtenpatronen. Hij heeft lage rugklachten met uitstraling naar het linkerbeen, schouderklachten, knieklachten, handklachten, artrose aan de hand, slapeloosheid en vergeetachtigheid. Door de rugklachten slaapt eiser slecht, waardoor hij ook last heeft van vermoeidheidsklachten. Deze klachten volgen ook uit de medische informatie. Deze medische informatie is volgens eiser onvoldoende meegenomen. Het UWV kijkt volgens eiser slechts naar de datum in geding. Maar de radiculaire klachten die eiser ervaart komen niet uit de lucht vallen. Gelet op de problematiek is het aannemelijk dat de radiculaire klachten zich ook al voordeden ten tijde van de datum in geding. Eiser stelt dat het voor hem vanwege zijn klachten en beperkingen niet mogelijk om langdurig te zitten of te staan of te lopen/traplopen, te klimmen en te klauteren, te knielen, te reiken, te buigen, boven schouderhoogte te werken, geknield of gehurkt actief zijn, voorwerpen van enig gewicht te duwen, te tillen of dragen, te duwen of trekken. Voorts zijn er naar mening van eiser ten onrechte te weinig beperkingen aangenomen ten aanzien van aspecten van psychisch en sociaal functioneren, in het bijzonder ten aanzien van aspecten als concentratie/ vasthouden van aandacht en herinneren in het dagelijks functioneren, handelingstempo, werken onder druk, aangewezen zijn op een voorspelbare werksituatie, deadlines en productie pieken/ handelingstempo, samenwerken, conflicthantering en conflicterende functie eisen. Gelet op de medische informatie van de behandeld sector zijn de bevindingen van de verzekeringsarts dat enkel sprake is van rugpijn aspecifiek chronisch en overige atropathieën volgens eiser niet te volgen. Ook is het volgens eiser onduidelijk waarop de verwachting van de verzekeringsarts is gebaseerd dat binnen een termijn van 6 tot 12 maanden de medische situatie van betrokkene aanzienlijk zal verbeteren. Ter zitting heeft eiser gesteld dat de klachten juist verergerd zijn. Verder is volgens eiser een urenbeperking vereist vanwege verminderde mogelijkheid van recuperatie.
14. De verzekeringsarts B&B stelt dat hij in het dossier en de gegevens uit de bezwaarprocedure geen aanleiding ziet om het verzekeringsgeneeskundig onderzoek dat door de verzekeringsarts is verricht voor onzorgvuldig te houden. Conform de richtlijnen uit de standaard ‘Onderzoeksmethoden’ van oktober 2000 heeft de verzekeringsarts het dossier bestudeerd en hij heeft een spreekuurcontact gehouden waarbij een op de stoornissen gericht medisch onderzoek werd verricht. Tevens is informatie van de behandelaars kenbaar in de beoordeling meegewogen. De verzekeringsarts B&B stelt dat de verzekeringsarts op basis van de beschikbare verzekeringsgeneeskundige gegevens tot een oordeel heeft kunnen komen. Ook is er volgens hem geen innerlijke tegenspraak in de rapportage van de verzekeringsarts.
15. Verder stelt de verzekeringsarts B&B dat de primaire verzekeringsarts terecht benutbare mogelijkheden heeft aangenomen. Hij stelt dat uit het onderzoek niet blijkt dat eiser voldoet aan een van de criteria van ‘geen benutbare mogelijkheden’, namelijk: opname, bedlegerigheid, ADL-afhankelijk, sterk wisselende omstandigheden, of op basis van een ernstige psychische stoornis sterk beperkt zijn in persoonlijk en/of sociaal functioneren, zich uitend in de rolvervulling op drie niveaus. De verzekeringsarts B&B stelt dat uit de medische informatie uit de bezwaarprocedure geen nieuwe medische feiten naar voren zijn gekomen die het oordeel over de medische toestand op datum in geding doen wijzigen. Ook ziet hij in de ingebrachte informatie geen aanleiding om de door de verzekeringsarts aangegeven stoornissen en klachtencomplexen voor onjuist te houden. Uit de medische informatie blijkt in maart 2022 een acute toename van de klachten die door de waarnemend huisarts werd beoordeeld en nadien door de neuroloog. Hierop volgde ook een verwijzing naar de neurochirurg. Deze toename vond echter plaats na de datum in geding, wat volgens de verzekeringsarts B&B betekent dat de toename buiten beschouwing moet worden gelaten in deze beoordeling. Verder merkt de verzekeringsarts B&B op dat de gegevens van de MRI bekend waren bij de verzekeringsarts, en als zodanig geen nieuwe medische feiten zijn. De verzekeringsarts B&B voegt hier nog aan toe dat vooropgesteld wordt dat de taak van de verzekeringsarts niet is om de ervaren belemmeringen in kaart te brengen, maar om te beoordelen wat een verzekerde medische gezien in arbeid kan verrichten zonder dat gezondheidsschade optreedt bij de uitvoering van werkzaamheden. Beperkingen worden slechts geduid als deze geobjectiveerd kunnen worden, aan de klachtbeleving wordt geen doorslaggevende rol toegekend. De eigen waardering van de door eiser ervaren (arbeids)beperkingen als gevolg van de klachten en aandoeningen wijkt af van de op basis van objectieve medische gegevens door de verzekeringsarts reëel geachte arbeidsbeperkingen. Dit is volgens de verzekeringsarts B&B op zich onvoldoende redenen om verdergaande beperkingen aan te nemen. Voor de urenbeperking toetst de verzekeringsarts B&B aan de standaard Duurbelasting in Arbeid. Hij toetst aan de indicaties voor een urenbeperking, namelijk een tekort aan energie, een te groot energieverbruik, verminderde mogelijkheden tot recuperatie, verminderde beschikbaarheid en preventief. De verzekeringsarts B&B stelt dat er geen sprake is van in de standaard genoemde stoornissen en dat eiser niet verminderd beschikbaar is vanwege behandeling, zelfzorg en/of reistijd. De rechtbank is dan mening dat de verzekeringsarts B&B duidelijk heeft onderbouwd waarom er niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen.
16. De rechtbank is van oordeel dat verzekeringsarts B&B in de rapporten van 11 oktober 2022 en 24 april 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. In het rapport van 11 oktober 2022 stelt de verzekeringsarts dat de ingebrachte medische informatie ruim na de datum in geding is opgesteld en dat de brief een onvoldoende nauwkeurig beeld geeft ten aanzien van de situatie op datum in geding. Verder stelt hij in reactie op de beroepsgronden van eiser dat hij bijkomende beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren niet aan de orde acht omdat er geen neurologische of psychische stoornis aanwezig is. Eiser kwam in 2021 wel ongeveer één keer per maand bij de poh-ggz. De poh-ggz is er voor begeleiding van mensen met lichte klachten zonder dat sprake is van ziekte of van ziekte met relatief lichte impact. Gezien de contactfrequentie met de poh-ggz dermate laag is kan dit geen rechtte behandeling voor een stoornis zijn geweest, daarvoor is intensiever contact nodig voor ventileren, handvaten bieden en evalueren. Ook waren er bij het primaire onderzoek geen psychische afwijkingen waarneembaar en blijkt het anamnestisch met name te gaan om reactieve klachten in kader van het omgaan met de chronische pijn. In het rapport van 24 april 2023 reageert de verzekeringsarts B&B op de ingediende brieven van de neurochirurg en de anesthesioloog. Hij stelt dat deze medische stukken geen nieuw licht werpen op de eerder ingeschatte aard of ernst van de medische problematiek en de daaruit voortkomende beperkingen. Hij stelt dat de brieven niet zien op de datum in geding. Volgens de verzekeringsarts B&B is er na het primaire toetsingsmoment gradueel langzaam een toename van klachten geweest en in maart 2022 een acute toename van klachten. De toename is volgens hem zeer waarschijnlijk te verklaren door de op MRI vastgestelde hernia. Dit was volgens de verzekeringsarts B&B niet aan de orde ten tijde van het primaire beoordelingsmoment. Hij verwijst hierbij naar de brief van de SEH arts, de neuroloog en de neurochirurg. Ook stelt de verzekeringsarts B&B dat eisers klachten ten tijde van de primaire beoordeling anders waren, deze klachten waren niet passend bij en wezen niet op het bestaan van een hernia met zenuwwortelbeknelling. De rechtbank kan deze motivering volgen.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 12 oktober 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 18 oktober 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als vleesverwerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft geoordeeld dat eiser in theorie de volgende functies nog wel kan uitvoeren
Het gaat om:
- ( SBC-code 111190) Inpakker (handmatig);
- ( SBC-code 111220) Lader, losser;
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
En om de reservefuncties (SBC-code 111171) Productiemedewerker metaal en elektro-industrie en (SBC-code 111010) Medewerker tuinbouw (planten bloemen en vruchten).
19. Eiser betwist dat hij in staat moet worden geacht om de voorgehouden functies te kunnen verrichten. Bij alle functies zijn er overschrijdingen van zijn belastbaarheid. Voor de functie Inpakker is er een aanzienlijke belastingen ten aan zien van reiken, buigen en boven schouder actief zijn en langere tijd achter elkaar zitten en staan. Voor de functie Lader, losser geldt er een bijzondere belastingen ten aanzien van duwen, trekken, tillen en dragen van voorwerpen en regelmatig knielen waaraan eiser niet kan voldoen. Verder zijn er overschrijdingen van de periode die eiser echter elkaar kan staan, lopen en zitten. Voor de functie Productiemedewerker industrie is er een aanzienlijke belastingen ten aanzien van het aantal malen dat betrokkene moet reiken, de frequentie van gebogen actief zijn alsook ten aanzien van duwen, trekken en tillen van voorwerpen. Ook moet bij deze functie vrijwel de gehele dag worden gezeten, en worden bijzondere eisen aan visus, terwijl eiser als gevolg van zijn aandoening slecht ziet. Verder stelt eiser dat voor de functie Inpakker de kwalificaties ontbreken. Voor de functies is een opleiding of cursus vereist, eiser beheerst echter de Engelse en Nederlandse taal niet. Ook beschikt eiser niet over computervaardigheden.
20. Eiser heeft ook gronden ingediend tegen de reservefuncties en tegen de functie (SBC-code 267053) Wikkelaar. Deze functies zijn echter niet voor de schatting gebruikt. De rechtbank zal alleen de gronden bespreken die gericht zijn tegen de functies die voor de schatting zijn gebruikt.
21. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. In het arbeidsdeskundige rapport in beroep stelt de arbeidsdeskundige B&B ook dat op de naar voren gebrachte punten geen signaleringen zijn in de functies, het zijn matchende punten, daarom is er geen overschrijding van de belastbaarheid op deze punten. Verder stelt de arbeidsdeskundige B&B dat enkele jaren basisonderwijs de vereiste opleiding is voor het vervullen van de functie Inpakker. Ook het niveau van beheersing Nederlandse taal is daaraan gekoppeld. De opleiding wordt intern gevolg met begeleiding via de PC. Dit gebeurt met begeleiding, de functionaris hoeft dus niet te beschikken over uitgebreide PC vaardigheden. Verder verwijst de arbeidsdeskundige B&B naar de analist. De analist stelt dat aan het niveau van computergebruik wordt iedereen geacht te kunnen voldoen of zich in elk geval binnen zes maanden te kunnen eigen maken volgens het Schattingsbesluit. De teksten worden in zowel Nederlands als Engels gegeven met plaatjes op zeer eenvoudig niveau of laag niveau met een begeleider die er naast zit. Volgens de arbeidsdeskundige B&B is het aannemelijk dat eiser deze “opleiding” ook bij zijn eerdere werkgevers heeft gevolgd. Het is een praktische uitleg van de hygiëne maatregelen die elk jaar wordt herhaald en verplicht is binnen de voedingsindustrie. Verder stelt de arbeidsdeskundige B&B dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige blijkt dat de beheersing van de Nederlandse taal van eiser matig is. Hij kan Nederlands verstaan, maar hij heeft moeite met spreken. Volgens de arbeidsdeskundige B&B is verstaan voldoende voor het volgen van de uitleg en het uitvoeren van de functie. De mate van beheersing van de Engelse taal is niet van belang. De arbeidsdeskundige B&B vindt daarom alle functies geschikt voor eiser. De rechtbank kan dit volgen en vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 18 oktober 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 78,06% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 21,94% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

23. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 12 oktober 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per die datum voor 21,94% arbeidsongeschikt is.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af en worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het beroep ongegrond, en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding, in de vorm van wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 mei 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.