ECLI:NL:RBDHA:2023:6913

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4429
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van compensatie na lichte toets in de kinderopvangtoeslagenaffaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een moeder uit [woonplaats], en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had verzocht om een forfaitaire compensatie van € 30.000 in het kader van de toeslagenaffaire, maar de Belastingdienst weigerde deze compensatie na een lichte toets. Eiseres had in 2014 kinderopvangtoeslag ontvangen, maar stelde dat zij in dat jaar wel degelijk gebruik had gemaakt van kinderopvang. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij recht had op de compensatie, omdat zij zelf op een formulier had ingevuld dat zij geen gebruik had gemaakt van kinderopvang. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de Belastingdienst en dat de terugvordering van de kinderopvangtoeslag terecht was. Eiseres had geen bewijsstukken overgelegd die haar stellingen ondersteunden, en de rechtbank vond dat de Belastingdienst op basis van de lichte toets geen reden had om de compensatie toe te kennen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding en terugbetaling van griffierecht af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4429

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigden: mr. A. Alam-Khan en mr. H. Mermer),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat de uitkomst van de lichte toets geen reden geeft om het bedrag van
€ 30.000 aan eiseres uit te betalen.
Bij beslissing op bezwaar van 1 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, voor zover sprake is van een motiveringsgebrek in het primaire besluit, en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. H. Mermer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. [naam 1] en mr. [naam 2].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft voor het jaar 2014 een voorschot kinderopvangtoeslag ontvangen. Om te kunnen vaststellen op welk bedrag eiseres daadwerkelijk recht had, heeft verweerder haar in 2015 een antwoordformulier gestuurd en verzocht om een overzicht te verstrekken van de daadwerkelijk afgenomen opvanguren en gemaakte kinderopvangkosten over het jaar 2014. Eiseres heeft op dit formulier ingevuld dat zij in 2014 geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang en het formulier teruggestuurd. Verweerder heeft vervolgens de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 definitief vastgesteld op nihil en het voorschot kinderopvangtoeslag 2014 van eiseres teruggevorderd.
2. In de uitvoering van de kinderopvangtoeslag in voorgaande jaren zijn fouten gemaakt waarvan ouders de dupe zijn geworden. De toeslagenaffaire heeft geleid tot verschillende maatregelen om burgers te compenseren voor deze fouten. Eén van die maatregelen betreft het toekennen van een forfaitair bedrag aan compensatie van € 30.000 aan alle erkend gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire. Dit is het minimumbedrag waarop een gedupeerde van de toeslagenaffaire aanspraak heeft en wordt uitgekeerd aan ouders die in één of meerdere jaren in aanmerking komen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen. Om ouders snel recht te kunnen doen, is deze regeling destijds vastgelegd in een beleidsbesluit. [1]
3. Eiseres heeft zich op 29 januari 2021 bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag over de jaren 2011 tot en met 2015. Iedereen die zich aanmeldt voor een herbeoordeling krijgt eerst een zogeheten lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen en als tijdens de integrale beoordeling blijkt dat de ouder wel een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, zal – indien hiertoe eerder geen aanleiding is gezien – alsnog het forfaitaire compensatiebedrag van € 30.000 worden toegekend. Volgens verweerder is uit de lichte toets niet gebleken dat in het geval van eiseres sprake is geweest van vooringenomen handelen, van bijzondere hardheid of van een onterechte opzet/grove schuld kwalificatie. Omdat verweerder in deze fase van de beoordeling geen aanknopingspunten heeft gevonden om aan te nemen dat eiseres een gedupeerde is van de toeslagenaffaire, heeft hij vooralsnog geweigerd om het forfaitaire compensatiebedrag van € 30.000 aan eiseres uit te betalen.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en vindt dat zij een gedupeerde is van de toeslagenaffaire. Volgens haar heeft verweerder bij de beoordeling van haar aanspraak op kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 vooringenomen gehandeld. Haar zoon is in dat jaar namelijk wel degelijk naar de kinderopvang geweest. De opvang vond plaats in een kinderdagverblijf van kinderopvangorganisatie [bedrijfsnaam]. Deze organisatie is echter halverwege 2014 failliet gegaan waardoor eiseres geen facturen kon overleggen. Ter zitting heeft eiseres in dit verband toegelicht dat zij om die reden destijds telefonisch contact heeft opgenomen met verweerder met de vraag wat zij dan op het antwoordformulier moest invullen. Eiseres stelt dat zij op advies van verweerder op het antwoordformulier heeft ingevuld dat in 2014 geen gebruik is gemaakt van kinderopvang. Door vervolgens de kinderopvangtoeslag terug te vorderen, heeft verweerder volgens eiseres vooringenomen gehandeld. Eiseres is door de terugvordering in problemen gekomen en heeft schulden opgebouwd. Daarnaast stelt eiseres dat zij in het verleden door verweerder als fraudeur is aangemerkt. Eiseres stelt verder dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder stelt dat er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat eiseres over het jaar 2014 vooringenomen is behandeld. De definitieve berekening (op nihil) van de kinderopvangtoeslag en de terugvordering over het jaar 2014 zijn gebaseerd op het antwoordformulier waarop eiseres heeft ingevuld dat zij in dat jaar geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Als er geen opvang is genoten, bestaat er evident geen recht op kinderopvangtoeslag en dus ook geen recht op compensatie. Artikel 2.1, tweede lid, van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) bepaalt immers dat compensatie niet wordt toegekend als sprake is van schade die te wijten is aan ernstige onregelmatigheden die aan de aanvrager van kinderopvangtoeslag toerekenbaar zijn, aldus verweerder.
Nader stuk
6. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank op 5 april 2023 een emailbericht van de gemachtigde van eiseres ontvangen. De rechtbank heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. Bij de beoordeling van het geschil is dit stuk dan ook buiten beschouwing gelaten.
Omvang van het geschil
7. In de onderhavige zaak gaat het uitsluitend om een beslissing op het bezwaar van eiseres tegen het vooralsnog niet toekennen van het forfaitaire compensatiebedrag van
€ 30.000. Wat door eiseres is aangevoerd met betrekking tot de vraag of de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 destijds al dan niet terecht is teruggevorderd, ligt niet in deze procedure voor. De rechtbank zal daarover daarom geen oordeel geven.
Wat is het toetsingskader?
8. De verschillende herstelregelingen zijn met ingang van 5 november 2022 ondergebracht in de Wht. Op grond van het overgangsrecht [2] , worden beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
9. Artikel 2.7, eerste lid, van de Wht, bepaalt dat aan een aanvrager van kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, de Belastingdienst/Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toekent van € 30.000, met dien verstande dat dit bedrag wordt verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de bedragen die de aanvrager op het moment van toekenning van het forfaitaire bedrag al op grond van een herstelmaatregel heeft ontvangen. Bij vermindering tot nihil vindt geen toekenning plaats.
10. In artikel 2.7, vierde lid, van de Wht, is opgenomen wat een herstelmaatregel is:
a. toekenning van een hardheidstegemoetkoming als bedoeld in artikel 49 van de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals dat luidde op 25 januari 2021;
b. toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 49b van de Awir, zoals dat luidde op
25 januari 2021, of als bedoeld in artikel 2.1;
c. toekenning van een opzet/grove schuld-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 49c van de
Awir, zoals dat luidde ten tijde van de aanvraag van de opzet/grove schuld-
tegemoetkoming, of als bedoeld in artikel 2.6;
d. het verlagen of op nihil vaststellen van een terug te vorderen bedrag kinderopvangtoeslag
in bijzondere omstandigheden vanwege de onevenredigheid van de nadelige gevolgen van
een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering kinderopvangtoeslag in verhouding
tot de met die beschikking te dienen doelen;
e. het vaststellen van het recht op kinderopvangtoeslag naar rato van het bedrag van de
kosten van kinderopvang waarvan aannemelijk is dat het tijdig is betaald;
f. herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot
terugvordering kinderopvangtoeslag, in bijzondere omstandigheden vanwege de
onevenredigheid van de nadelige gevolgen van deze beschikking in verhouding tot de met
de beschikking te dienen doelen; of
g. herziening van een op 23 oktober 2019 onherroepelijk vaststaande beschikking tot
toekenning kinderopvangtoeslag waarbij het recht op kinderopvangtoeslag wordt
vastgesteld naar rato van het bedrag van de kosten van kinderopvang waarvan
aannemelijk is dat het tijdig is betaald.
11. In het vijfde lid van artikel 2.7 van de Wht is bepaald dat geen sprake is van een
herstelmaatregel indien:
a. een toekenning, verlaging of vaststelling op nihil, naar rato vaststelling of herziening als
bedoeld in het vierde lid, onderdelen c tot en met g, betrekking heeft op een
berekeningsjaar waarover minder dan € 1.500 aan kinderopvangtoeslag is teruggevorderd
of het recht op kinderopvangtoeslag met minder dan € 1.500 is verlaagd; of
b. een verlaging, vaststelling op nihil of naar rato vaststelling als bedoeld in het vierde lid,
onderdelen d en e, van toepassing is op een beschikking met een oorspronkelijke
dagtekening van na 22 oktober 2019.
De lichte toets
12. Voor het beoordelen van de vraag of eiseres in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000, moet zij dus gerekend kunnen worden tot de doelgroep van een van de bovenstaande herstelmaatregelen. Om dit te kunnen bepalen wordt in eerste instantie een lichte toets uitgevoerd. In dat kader wordt bekeken of iemand ten onrechte kinderopvangtoeslag moest terugbetalen dan wel of de kinderopvangtoeslag in het verleden ten onrechte is stopgezet. Deze lichte toets is bedoeld om ouders snel duidelijkheid te geven en is daarmee beperkter dan de integrale beoordeling. [3] Bij de integrale beoordeling wordt uiteindelijk definitief beoordeeld of een ouder in aanmerking komt voor een (hogere) compensatie of tegemoetkoming.
13. De staatssecretaris van Financiën heeft in haar brief van 25 maart 2021 [4] het proces van de lichte toets uiteengezet. Eerst wordt met behulp van data-analyse bekeken of er aanwijzingen zijn te vinden voor herstel. De data-analyse laat bijvoorbeeld zien of de aanmelder kinderen heeft en kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd en dit heeft moeten terugbetalen, of de aanmelder betrokken is geweest bij een met CAF-11 vergelijkbaar onderzoek en of sprake is geweest van een onterechte opzet/grove schuld kwalificatie. In dit stadium is nog niet duidelijk of en waarom er in het verleden een neerwaartse correctie van de kinderopvangtoeslag heeft plaatsgevonden. Als de data-analyse niet voldoende is om meteen te bepalen of de aanmelder in aanmerking komt voor herstel, vindt aansluitend een handmatige toets plaats waarbij in enkele uren naar specifieke informatie in het dossier wordt gezocht. [5] In dit stadium wordt uitsluitend gekeken naar de feiten die volgen uit de verschillende digitale systemen van verweerder. De uiteindelijke uitkomst van de handmatige toets wordt vervolgens aan de hand van het zes ogen-principe gecontroleerd.
Sommige zaken zijn echter te complex om behandeld te worden bij de lichte toets. [6] In die gevallen is uitgebreider onderzoek in het kader van de integrale beoordeling aangewezen op basis van zowel het dossier van de ouder als het verhaal van de ouder. Pas bij de integrale beoordeling kan namelijk een volledige gezamenlijke reconstructie worden gemaakt en gekeken worden naar de aannemelijkheid van het verhaal van de ouder. [7]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
14. De rechtbank stelt vast dat uit de stukken blijkt dat eiseres op het antwoordformulier aan verweerder heeft ingevuld dat zij in 2014 geen gebruik heeft gemaakt van kinderopvang. Nu eiseres zelf heeft verklaard geen opvang te hebben genoten, is het logische gevolg daarvan dat zij voor dat jaar geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, heeft de terugvordering van de kinderopvangtoeslag over het jaar 2014 dus plaatsgevonden naar aanleiding van door eiseres opgestuurde informatie. Dat eiseres het antwoordformulier op advies van verweerder op deze wijze zou hebben ingevuld, is niet aannemelijk gemaakt en blijkt ook verder nergens uit. De rechtbank begrijpt uit het dossier dat eiseres destijds geen bezwaar heeft gemaakt tegen de terugvordering van de kinderopvangtoeslag, zodat zij ook geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in bezwaar haar verhaal over het faillissement van de kinderopvangorganisatie en het antwoordformulier toe te lichten. Uit de handelwijze van verweerder kan de rechtbank dan ook geen vooringenomenheid aan de zijde van verweerder opmaken. Een terugvordering als hier aan de orde is immers inherent aan het systeem van de kinderopvangtoeslag en is daarom geen onderdeel van de hersteloperatie. De stelling van eiseres dat door het nazorgteam van verweerder aan haar zou zijn medegedeeld dat zij vanwege haar inkomen niet in aanmerking komt voor het forfaitaire compensatiebedrag, laat de rechtbank onbesproken omdat in de bezwaarfase duidelijk is geworden op welke grondslag het forfaitaire compensatiebedrag is afgewezen en eiseres niet heeft betwist dat het antwoordformulier van haar afkomstig is. Ook overigens heeft de rechtbank in het beschikbare dossier geen aanwijzingen gevonden voor het oordeel dat verweerder over het jaar 2014 vooringenomen zou hebben gehandeld dan wel eiseres als fraudeur zou hebben aangemerkt. Eiseres heeft ook geen aanknopingspunten gegeven om te oordelen dat zij daarvan het slachtoffer is geworden.
15. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij geheel het jaar 2014 kinderopvang heeft afgenomen. Tot halverwege 2014 heeft de opvang plaatsgevonden bij kinderopvangorganisatie [bedrijfsnaam]. Halverwege 2014 ging kinderopvangorganisatie [bedrijfsnaam] failliet en de opvang heeft sindsdien plaatsgevonden bij kinderopvangorganisatie BAM. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om deze stellingen aannemelijk te maken. Dit betekent dat eiseres meer moet doen dan alleen zeggen dat zij in het jaar 2014 wel degelijk kinderopvang heeft afgenomen. Aannemelijk maken betekent dat eiseres aan de hand van verklaringen en stukken duidelijk moet maken dat haar stellingen juist zijn.
16. Eiseres heeft ter ondersteuning van deze stellingen echter geen stukken overgelegd. De door haar overgelegde stukken zien op de kinderopvang afgenomen in de jaren 2015 tot en met 2018. Het had op de weg van eiseres dan wel haar gemachtigde gelegen om de curator van de gefailleerde kinderopvangorganisatie [bedrijfsnaam] te benaderen voor bewijsstukken die haar stellingen over het jaar 2014 onderbouwen. Dat een faillissement van kinderopvangorganisatie [bedrijfsnaam] ertoe heeft geleid dat geen jaaropgave over het jaar 2014 kon worden verstrekt, verklaart bovendien niet waarom eiseres geen stukken van kinderopvangorganisatie BAM heeft overgelegd. Daar komt bij dat ter zitting door eiseres is verklaard dat haar ex-partner in het jaar 2014 de kinderopvangkosten via zijn bankrekening betaalde en dat hij alle facturen van de kinderopvang op zijn e-mailadres ontving. In dit verband had het op de weg van eiseres gelegen om haar ex-partner te benaderen voor bewijsstukken. Nu de rechtbank over geen enkel aanknopingspunt beschikt om eiseres in haar verhaal te kunnen volgen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres in aanmerking zou moeten komen voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 van de Wht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder na het uitvoeren van de lichte toets dan ook mogen oordelen dat hij vooralsnog geen reden ziet om tot uitkering van het forfaitaire compensatiebedrag van € 30.000 aan eiseres over te gaan. Onder verwijzing naar het hiervoor uiteengezette beoordelingsproces van de lichte toets, merkt de rechtbank nog op dat de aannemelijkheid van het verhaal van eiseres door verweerder in het kader van de integrale beoordeling nader zal worden onderzocht.
Schending beginselen
17. Van strijd met het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel is niet gebleken. In de enkele stellingen van eiseres dat verweerder niet de menselijke maat heeft toegepast en haar niet heeft gehoord, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur.
Wat is de conclusie?
18. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten. Ook krijgt zij het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzitter, en
mr. E. Kouwenhoven en mr. D. Biever, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Voetnoten

1.Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Stcrt. 2021, 14691).
2.Artikel 8.6 van de Wht.
3.Kamerstukken II, 2021/22, 36 151, nr. 3, blz. 80.
4.Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 878.
5.Het uitvoeren van de handmatige toets vindt plaats aan de hand van een stappenplan. Dit
6.Bijvoorbeeld als mogelijk sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan compensatie in de weg
7.Voortgangsrapportage hersteloperatie toeslagen 4e kwartaal 2022, blz. 7.