ECLI:NL:RBDHA:2023:6893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
NL22.23178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse vreemdeling door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse vreemdeling, had op 14 juli 2022 een asielaanvraag ingediend, die op 7 november 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de problemen met zijn familie na het overlijden van zijn ouders niet geloofwaardig zijn. Eiser had verklaard dat hij door zijn familie was mishandeld en bedreigd, maar de rechtbank vond dat er tegenstrijdigheden in zijn verklaringen zaten. Eiser had ook aangevoerd dat zijn asielaanvraag in de verlengde asielprocedure behandeld had moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende informatie had om binnen de reguliere procedure te beslissen. Eiser had bovendien geen medische onderbouwing voor zijn klachten over epilepsie overgelegd, wat ook een reden was voor de afwijzing. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de aanvraag van eiser te honoreren en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23178
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M.K. van Ruijzendaal ).

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. Op 14 juli 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende – samengevat - ten grondslag gelegd. Eiser heeft zijn land van herkomst verlaten omdat hij sinds het overlijden van zijn ouders problemen heeft met de familie van zijn vaders kant. Zij wilden namelijk eisers ouderlijk huis hebben. Eiser is daarom door hen mishandeld en bedreigd met de dood. Eiser is hiervoor naar de politie gegaan en in 2014/2015 heeft hij rechtszaken tegen hen aangespannen. Sindsdien is de situatie erger geworden, en is eiser meerdere malen door hen met een mes gestoken.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
5. Eiser heeft na het overlijden van zijn ouders problemen gekregen met zijn familie van vaderszijde.
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig worden geacht. Eisers verklaringen over de problemen met zijn familie aan vaderszijde na het overlijden van zijn ouders worden niet geloofwaardig geacht omdat hij tegenstrijdig en/of onduidelijk heeft verklaard omtrent het auto-ongeluk van zijn ouders en broer, en de bedreigingen door de familie. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000.
Oordeel van de rechtbank
Is eisers aanvraag ten onrechte niet in de verlengde asielprocedure behandeld?
4. Eiser stelt in beroep dat zijn asielaanvraag in de verlengde asielprocedure (VA) had moet worden behandeld. Reden daarvoor is dat eiser meerdere malen en snel opvolgend is overgeplaatst naar andere COA-locaties waardoor hij post, waaronder een uitnodiging van zijn gemachtigde voor een nabespreking, niet / niet tijdig heeft ontvangen. Hierdoor heeft er geen nabespreking van het aanmeldgehoor (AG), het nader gehoor (NG), alsmede de zienswijze kunnen plaatsvinden. Volgens eiser kan verweerder niet wijzen op eisers eigen verantwoordelijkheid omdat hij niet kan bewerkstelligen dat poststukken hem bereiken. Ook heeft eiser bij het NG aangegeven overvallen te zijn door de onverwachte start van de procedure, omdat de betreffende correspondentie hem niet bereikt had. Verder heeft eiser onvoldoende uitleg gekregen over de procedure. Ook in het NG niet. Op pag. 21 van het NG is dit slechts summier opgenomen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de aanvraag van eiser in de verlengde asielprocedure te behandelen (VA). Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de algemene asielprocedure (AA) in beginsel - los van mogelijke verlengingen - maximaal 8 dagen in beslag neemt. Indien het door omstandigheden niet mogelijk is om een asielprocedure in deze AA procedure te behandelen, wordt de behandeling vervolgd in de VA. Dit kan aan de orde zijn wanneer verweerder niet voldoende informatie heeft om te beslissen. Volgens verweerder hebben dergelijke omstandigheden zich niet voorgedaan, waardoor het voor verweerder mogelijk was om binnen de termijn van de AA te beslissen. Verweerder heeft in dit kader naar het oordeel van de rechtbank ter zitting voldoende toegelicht dat het de standaard praktijk is dat de dag na het AG en de dag na het NG het overleg tussen de vreemdeling en zijn gemachtigde plaatsvindt, en dat het uitgangspunt daarbij is dat het overleg bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op kantoor is. Eiser krijgt geen aparte uitnodiging voor deze nabesprekingen omdat het moment van deze nabespreking volgt uit de systematiek zoals hiervoor beschreven. Eiser is over deze systematiek geïnformeerd tijdens het AG en het NG. Dit blijkt uit pag. 11 van het AG en pag. 21 van het NG. Wanneer de nabespreking volgens de gemachtigde van eiser op een andere locatie is, is het aan hen om dit onderling af te stemmen. De uitnodigingen voor de gehoren (AG en NG) zijn naar zowel de gemachtigde, als naar eiser gestuurd. Eiser was bij die gehoren gewoon aanwezig. Zekerheidshalve heeft verweerder desalniettemin om eventuele misverstanden omtrent het voorgaande te ondervangen, in overleg met de gemachtigde van eiser de behandeling van de zaak van eiser met veertien dagen verlengd. Dit blijkt uit de brief van 24 oktober 2022 van
verweerder aan de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft eiser daarmee de mogelijkheid gegeven om alsnog de nabespreking van de beide gehoren te doen en een aanvullende zienswijze in te dienen. Eiser heeft echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Van de door hem gestelde reacties op het verslag AG en NG is niet gebleken. De stelling van eiser dat hij opnieuw niet op de afspraak met zijn gemachtigde kon verschijnen vanwege een overplaatsing naar [verblijfplaats] , doet aan het voorgaande niet aan af. De verlengingsafspraak is in overleg tot stand gekomen en was dus bij eiser en zijn gemachtigde bekend. Dat zich geen omstandigheden hebben voorgedaan waarom de VA
procedure ingezet had moeten worden, blijkt verder ook uit de inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiser in overweging 6 tot en met 11. Gezien dit alles heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien de behandeling van de aanvraag van eiser verder via de VA te laten plaatsvinden.
Heeft verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig mogen vinden?
6. Verder voert eiser aan dat zijn asielrelaas ten onrecht niet geloofwaardig is bevonden. Verweerder had eiser gezien het gestelde in punt 4 in de gelegenheid moeten stellen zijn problemen nader te onderbouwen. Verweerder had eiser bovendien aanvullend moeten horen en hem aanvullende vraagstelling voor te leggen over zijn broers, het overlijden van zijn ouders, de wijze waarop hun huwelijk is geëindigd en tenslotte de adressen waar hij voorafgaand aan zijn vertrek heeft verbleven. Daarbij komt dat eiser weldegelijk heeft verklaard dat ook zijn broer werd geslagen/mishandeld. Zie pag. 7 NG. Tijdens het NG heeft eiser het over de problemen met de familieleden van vaderskant zodat duidelijk is dat eiser ook binnen deze context verklaart dat ook zijn broer in zijn aanwezigheid is geslagen. Wanneer het voor verweerder niet duidelijk was waarom eisers broer werd mishandeld, had het op de weg van verweerder gelegen om hier nadere vragen over te stellen.
7. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat hij wel heeft verklaard dat zijn broer mishandeld werd en dat duidelijk is dat dit in dezelfde context heeft plaatsgevonden als de verklaring van eiser over zijn eigen mishandeling. Dit blijkt uit pag. 7 NG. De door verweerder aangehaalde verklaring op pag. 16 NG dat de broer van eiser problemen had met de familie vanwege eiser, maakt dat niet anders. Eiser verklaarde dit naar aanleiding van de vraag van verweerder of de broer problemen ondervond vanwege de stappen die eiser jegens zijn familie had genomen.
8. Dit betekent echter naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder ten onrechte eisers asielrelaas ongeloofwaardig heeft geacht. Eisers stelling over de mishandeling van zijn broer is de enige inhoudelijke beroepsgrond van eiser die zich richt op het asielrelaas. Niet gesteld of gebleken is dat de overige punten uit de besluitvorming van verweerder niet juist zijn.
9. Verweerder heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank kunnen tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de dood van zijn broer. Eiser heeft in het NG enerzijds verklaard dat hij na de door van zijn ouders door een ongeluk met zijn beide broers heeft samengewoond, en anderzijds dat een van deze beide broers bij hetzelfde ongeluk om het leven is gekomen. Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser tijdens het AG niet ter sprake brengt dat zijn ouders overleden zijn, maar wel tot twee keer toe ongevraagd heeft aangegeven dat zij gescheiden zijn. Tevens heeft verweerder kunnen meewegen dat eiser eerst verklaard heeft tot 2019 in Khemis Miliana te hebben gewoond en vervolgens
verklaard heeft in 2016 al verhuisd te zijn naar Beshar. Verder heeft verweerder kunnen meewegen dat eiser niet duidelijk heeft verklaard over de vraag waarom hij door de familie mishandeld werd. Hij heeft enkel verklaard dat zij zijn ouderlijk huis voor zichzelf hebben, maar de oma van eiser (en niet eiser zelf) was de eigenaar van het huis. Hierbij komt dat de rechtbank eiser weliswaar in zijn stelling over de mishandeling van zijn broer volgt, maar dat verweerder ter zitting erop heeft gewezen dat de verklaring van eiser over de mishandeling van zijn broer, niet in verhouding staat tot de zware mishandeling die eiser zou hebben ondergaan. Tot slot heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser tussen de laatste gestelde problemen in 2015 en zijn vertrek in 2019 geen problemen heeft ondervonden van de zijde van zijn familie. Gezien dit alles is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is.
11. De rechtbank is dit te meer van oordeel nu eiser voldoende in staat is gesteld om zijn asielrelaas met stukken te onderbouwen. Tijdens het AG en NG is eiser op het belang van het geven van een onderbouwing gewezen en het is ook het uitgangspunt dat het aan de eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Daarbij komt dat, zoals in het voorgaande is overwogen, verweerder de termijn met veertien dagen heeft verlengd en eiser daarvan geen gebruik heeft gemaakt .
Heeft eiser ten onrechte geen verblijfsvergunning regulier gekregen?
12. Eiser voert ook als beroepsgrond aan dat hem ten onrechte een reguliere vergunning voor bepaalde tijd1 is onthouden. Hij heeft namelijk niet uitsluitend gesteld dat hij in Nederland wil leven en op zoek is naar vrede. Hij heeft dit verklaard binnen de context van de in Algerije ondervonden problemen en die problemen zijn voldoende bijzonder zijn om hem vanwege schrijnende, onvoorziene en individuele omstandigheden in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verband houdende met humanitaire gronden.
13. Verweerder kan, in het kader van de ambtshalve toets van reguliere verblijfsaanspraken van de asielaanvraag, aan een vreemdeling een verblijfsvergunning regulier verstrekken op humanitaire gronden.2 Verweerder maakt hier echter slechts terughoudend gebruik van. In het toepasselijke beleid hierover is bepaald dat verweerder alleen gebruik maakt van deze bevoegdheid indien sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich in Nederland voordoen.3
14. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat hetgeen eiser aandraagt gerelateerd is aan zijn asielrelaas en geen bijzondere omstandigheden zijn die zich in Nederland voordoen, waardoor er geen sprake is van een schrijnende situatie.
Had verweerder uitstel van vertrek moeten verlenen?
15. Tot slot voert eiser aan dat de beoordeling in het kader van artikel 64 van de Vw 2000 onzorgvuldig is verlopen. Eiser heeft epilepsie, daar heeft hij uit eigen beweging over
1. Als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 is onthouden, in samenhang bezien met artikel 3.6a, eerste lid of artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
2 Artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vb.
3 Het toepasselijke beleid voor deze ambtshalve toets aan artikel 3.6ba van het Vb 2000 is neergelegd in paragraaf B11/2.5 Vreemdelingencircula ire 2000.
verklaard. Daarvoor krijgt hij medicatie en in verband met epileptische aanvallen is hij tweemaal naar ziekenhuis vervoerd. Hij heeft dus serieuze medische problemen. Eiser had moeten worden verwezen naar de verlengde procedure en heeft onvoldoende de gelegenheid gehad om zijn medische situatie te onderbouwen.
16. Op grond van artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het, gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling, niet verantwoord is om te reizen. Op grond van paragraaf A3/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 kan verweerder uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000 als de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of als er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM om medische redenen.
17. De rechtbank stelt voorop dat eiser de gestelde medische klachten met geen enkel (medisch) stuk heeft onderbouwd. Dit mag echter wel van eiser worden verwacht. De stelling van eiser dat hij onvoldoende de gelegenheid heeft gehad om zijn medische situatie te onderbouwen, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser met de verlenging van de Algemene Asielprocedure veertien dagen extra de tijd heeft gekregen om stukken te overleggen en eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt. Gezien het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een medisch advies aan Bureau Medische Advisering te vragen.4 Verweerder heeft gelet hierop terecht geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 64 van de Vw 2000.
Conclusie
18. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 of een reguliere vergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als ongegrond.
19. Gezien het voorgaande is het beroep ongegrond.
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
4 vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3818, r.o. 6.1.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.