ECLI:NL:RBDHA:2023:6880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
NL22.23053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster, die in vreemdelingenrechtelijke problemen verkeert. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V. Senczuk, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin was vastgesteld dat zij geen rechtmatig verblijf had op grond van het Unierecht. Dit besluit was genomen op 2 mei 2022, waarbij de verzoekster was opgedragen Nederland binnen 28 dagen te verlaten. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 13 oktober 2022 ongegrond verklaard, waarna de verzoekster de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 april 2023 behandeld, maar heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL22.23052) die verband hield met het beroep van de verzoekster. Hierdoor was het verzoek om voorlopige voorziening niet meer nodig en werd het afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek van de verzoekster om vrijstelling van griffierecht toegewezen, maar heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 april 2023 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23053
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2022 (primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat verzoekster geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. Ook heeft verweerder verzoekster opgedragen om Nederland binnen 28 dagen te verlaten.
Bij besluit van 13 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Verweerder heeft verzoekster opgedragen Nederland binnen een maand te verlaten.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL22.23052, op
6 april 2023 op zitting behandeld. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot betaling van griffierecht. De voorzieningenrechter ziet op basis van de door verzoekster verstrekte gegevens aanleiding om dit verzoek toe te wijzen.
2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.23052, heeft de rechtbank uitspraak gedaanop het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.