ECLI:NL:RBDHA:2023:6879
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geen rechtmatig verblijf op grond van Unierecht; Griekenland; Verwijderingsmaatregel; Beroep ongegrond
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de rechtmatigheid van het verblijf van eiseres, een Griekse nationaliteit, in Nederland. Eiseres had eerder in Nederland gewerkt, maar was op 25 januari 2021 uit Nederland verwijderd. Na haar terugkeer in Nederland is zij opnieuw in aanraking gekomen met de politie. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft bij besluit van 2 mei 2022 vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht en haar opgedragen Nederland binnen 28 dagen te verlaten. Dit besluit werd in een later bestreden besluit van 13 oktober 2022 bevestigd, waarbij het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard.
Tijdens de zitting op 6 april 2023 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres betwistte niet langer dat zij onrechtmatig in Nederland verblijft, maar voerde aan dat de belangenafweging in het kader van de verwijderingsmaatregel ten onrechte in haar nadeel was uitgevallen. Eiseres vreest voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis in Griekenland en wil in Nederland blijven.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris de belangen van eiseres in de belangenafweging heeft betrokken. De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiseres om in Nederland te blijven niet opwegen tegen de belangen van de Staat bij haar verwijdering. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 april 2023.