Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
“Als ik dat gevoel heb, dan ga ik die man contacten. Zodat we gewoon vrienden kunnen zijn.”. De hoormedewerker vraagt hoe dat gevoel voelt, waarop eiser zegt:
“Ik kan het niet in woorden beschrijven. Maar als ik het gevoel heb, dan wil ik contact maken met deze man.”. Nadat de vraag herhaald wordt, antwoordt eiser
“Als ik die man zie wil ik die persoon benaderen omdat ik gevoelens heb voor die persoon. Mijn hart vertelt mij dan om die persoon te benaderen.”. De hoormedewerker vraagt wat eiser merkt als hij die gevoelens heeft, waarop eiser verklaart:
“Ik ben blij, ik voel mij goed om iemand te benaderen. Alleen als die persoon nee zegt voel ik me daar niet goed over. Maar voor de rest voel ik mij heel blij en ben ik in een goede stemming.”. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze verklaringen als ontwijkend en vaag kunnen worden beschouwd in het licht van het referentiekader van eiser. Dat verweerder in het voornemen heeft gesteld dat hij rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van eiser, maar dat wel van hem verwacht wordt dat hij meer inzicht zou kunnen geven over de persoonlijke beleving van de ontdekking van zijn seksuele geaardheid, acht de rechtbank onvoldoende. Verweerder maakt immers niet duidelijk met welk referentiekader hij rekening houdt en ook niet waarom toch meer van eiser wordt verwacht. Dat het referentiekader van eiser zou zijn betrokken, maakt verder nog niet dat verweerder duidelijk heeft gemaakt met welke persoonlijke achtergrond, zoals eisers leeftijd, opleidingsniveau en persoonlijke (medische) omstandigheden, hij rekening heeft gehouden en waarom verweerder dan meer van eiser verlangt.