1.1Eiser heeft op 24 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat er een oorlog was tussen de Soedanese overheid en de volksbeweging waardoor hij een aantal keer moest verhuizen. In 2015 werd een belangrijk persoon uit het dorp vermoord en de overheid en de volksbeweging gaven elkaar de schuld. Door die onrust heeft eiser het land verlaten. Verder had eiser geen inkomsten aangezien de boer waarbij hij werkte geen subsidie meer kreeg omdat hij behoorde tot een Afrikaanse stam. Ook kon eisers vader hierdoor geen land meer huren. Bovendien vreest eiser als landverrader gezien te worden omdat hij het land illegaal heeft verlaten. Hij vreest dat hij daarom in militaire dienst moet of de doodstraf krijgt. Daarnaast is hij tussen 2009 en 2015 meerdere keren opgepakt vanwege het drinken van alcohol waarvoor hij boetes, zweepslagen en gevangenisstraffen kreeg. In september 2015 is hij hiervoor door de politie vastgehouden, mishandeld en vernederd. Nadat eiser geld had betaald kreeg hij 40 zweepslagen. Ook dit was voor hem aanleiding om het land te verlaten.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vwen overweegt hiertoe als volgt.
Verweerder heeft de volgende relevante elementen vastgesteld:
Identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit;
Problemen met werk;
Problemen naar aanleiding van het drinken van alcohol.
Het eerste en het derde relevante element heeft verweerder geloofwaardig geacht. Het tweede relevante element vindt verweerder niet geloofwaardig, omdat eiser hierover tegenstrijdig heeft verklaard. Ook blijkt niet uit landeninformatie dat boeren van niet-Arabische stammen geen leningen kunnen krijgen en niet als boer kunnen werken in de Blauwe Nijl.
Verder overweegt verweerder over de geloofwaardig geachte elementen dat eiser bij terugkeer niet te vrezen heeft vanwege zijn nationaliteit of herkomst. Wat betreft zijn etniciteit (Bargo) overweegt verweerder dat hetgeen eiser heeft meegemaakt niet voldoende is om te kunnen spreken van discriminatie in de zin van paragraaf C2/3.2 van de Vc. Eiser werd immers niet zodanig in zijn bestaansmogelijkheden beperkt, dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. Daarnaast zijn de problemen naar aanleiding van het drinken van alcohol niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag.
Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft zijn straffen voor het alcohol drinken namelijk uitgezeten en tussen september 2015 en juni 2016 geen problemen meer gehad. Verder is alcohol drinken geen wezenlijk onderdeel van de persoonlijke identiteit van eiser en weet eiser dat alcohol drinken verboden is in Soedan. Van hem mag daarom terughoudendheid worden verwacht wat betreft het drinken van alcohol. Ook blijkt uit het landenbeleid van Soedan dat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, in Soedan of in bepaalde delen van Soedan. Ook is niet gebleken dat eiser persoonlijk te vrezen heeft voor terugkeer naar Soedan vanwege de algemene veiligheidssituatie. Dat eiser problemen zal krijgen met de autoriteiten omdat hij het land illegaal verlaten heeft, volgt verweerder niet. Eiser heeft dit niet aannemelijk gemaakt en het volgt ook niet uit landeninformatie. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gezien als een spion of een verrader bij terugkeer naar Soedan.
Is in Soedan sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn?
3. Voor zover eiser aanvoert dat hij niet kan terugkeren naar Soedan vanwege de veiligheidssituatie, overweegt de rechtbank als volgt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit landeninformatie en rapporten blijkt dat de algemene veiligheidssituatie in Soedan nog steeds (zeer) zorgelijk is. Er is echter geen reden om aan te nemen dat in Soedan, en Blauwe Nijl in het bijzonder, sprake is van een geweldssituatie in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict die dusdanig is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Soedan, en Blauwe Nijl in het bijzonder, alleen al door zijn aanwezigheid risico loopt slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Uit de door verweerder overgelegde nota van 10 februari 2023en Kamerbrief van 22 februari 2023inzake het landenbeleid voor Soedan blijkt dat er sinds de zomer van 2022 een piek is in geweld en dat het aantal burgerdoden is toegenomen. De cijfers, afgezet tegen het inwoneraantal van Soedan, duiden echter niet op een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Bovendien is er inzet van de lokale en centrale overheid om de veiligheid te herstellen. Er zijn raamovereenkomsten en verzoeningsovereenkomsten getekend met het verstevigen van de veiligheid als doel. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit een ander beeld naar voren komt.
Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat er geen sprake is van dusdanig wijdverspreid geweld dat eiser alleen al door zijn aanwezigheid daar risico loopt op ernstige schade.
Loopt eiser bij terugkeer naar Soedan risico op een schending van artikel 3 van het EVRMvanwege zijn etniciteit?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eisers etniciteit niet maakt dat hij behoort tot een risicogroep. Uit het landenbeleid voor Soedanblijkt dat vreemdelingen die behoren tot een niet-Arabische bevolkingsgroep afkomstig uit Darfur of Zuid-Kordofan en die hier voorafgaande aan het vertrek uit Soedan hun normale woon- of verblijfplaats hadden, tot een risicogroep behoren. Hoewel eiser behoort tot een niet-Arabische stam, heeft hij voor zijn vertrek niet in Darfur of Zuid-Kordofan gewoond. Eiser verklaart namelijk dat hij uit Blauwe Nijl komt. Gelet hierop heeft verweerder eiser niet hoeven aanmerken als lid van een risicogroep.