ECLI:NL:RBDHA:2023:6860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
NL23.6104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Soedanese eiser op basis van veiligheidssituatie en etniciteit

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij het oordeel is gebaseerd op de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat er in Soedan geen sprake is van een situatie die valt onder artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de algemene veiligheidssituatie in Soedan zorgelijk is, maar niet zodanig dat de eiser bij terugkeer in gevaar zou komen door willekeurig geweld.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de etniciteit van de eiser geen risicofactor vormt, aangezien hij niet behoort tot een risicogroep zoals gedefinieerd in het landenbeleid voor Soedan. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser over zijn verleden met de autoriteiten en de gevolgen van zijn illegale uitreis niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Soedan een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM, noch vanwege zijn etniciteit, noch vanwege zijn verleden met alcoholgebruik.

De rechtbank heeft de asielaanvraag van de eiser afgewezen en een terugkeerbesluit opgelegd, waarbij het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6104

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [#] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Hogendoorn-Matthijssen).

Procesverloop

In het besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1989 en heeft de Soedanese nationaliteit.
1.1
Eiser heeft op 24 oktober 2021 asiel aangevraagd in Nederland. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat er een oorlog was tussen de Soedanese overheid en de volksbeweging waardoor hij een aantal keer moest verhuizen. In 2015 werd een belangrijk persoon uit het dorp vermoord en de overheid en de volksbeweging gaven elkaar de schuld. Door die onrust heeft eiser het land verlaten. Verder had eiser geen inkomsten aangezien de boer waarbij hij werkte geen subsidie meer kreeg omdat hij behoorde tot een Afrikaanse stam. Ook kon eisers vader hierdoor geen land meer huren. Bovendien vreest eiser als landverrader gezien te worden omdat hij het land illegaal heeft verlaten. Hij vreest dat hij daarom in militaire dienst moet of de doodstraf krijgt. Daarnaast is hij tussen 2009 en 2015 meerdere keren opgepakt vanwege het drinken van alcohol waarvoor hij boetes, zweepslagen en gevangenisstraffen kreeg. In september 2015 is hij hiervoor door de politie vastgehouden, mishandeld en vernederd. Nadat eiser geld had betaald kreeg hij 40 zweepslagen. Ook dit was voor hem aanleiding om het land te verlaten.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw [1] en overweegt hiertoe als volgt.
Verweerder heeft de volgende relevante elementen vastgesteld:
Identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit;
Problemen met werk;
Problemen naar aanleiding van het drinken van alcohol.
Het eerste en het derde relevante element heeft verweerder geloofwaardig geacht. Het tweede relevante element vindt verweerder niet geloofwaardig, omdat eiser hierover tegenstrijdig heeft verklaard. Ook blijkt niet uit landeninformatie dat boeren van niet-Arabische stammen geen leningen kunnen krijgen en niet als boer kunnen werken in de Blauwe Nijl.
Verder overweegt verweerder over de geloofwaardig geachte elementen dat eiser bij terugkeer niet te vrezen heeft vanwege zijn nationaliteit of herkomst. Wat betreft zijn etniciteit (Bargo) overweegt verweerder dat hetgeen eiser heeft meegemaakt niet voldoende is om te kunnen spreken van discriminatie in de zin van paragraaf C2/3.2 van de Vc [2] . Eiser werd immers niet zodanig in zijn bestaansmogelijkheden beperkt, dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. Daarnaast zijn de problemen naar aanleiding van het drinken van alcohol niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag.
Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft zijn straffen voor het alcohol drinken namelijk uitgezeten en tussen september 2015 en juni 2016 geen problemen meer gehad. Verder is alcohol drinken geen wezenlijk onderdeel van de persoonlijke identiteit van eiser en weet eiser dat alcohol drinken verboden is in Soedan. Van hem mag daarom terughoudendheid worden verwacht wat betreft het drinken van alcohol. Ook blijkt uit het landenbeleid van Soedan dat geen sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn [3] , in Soedan of in bepaalde delen van Soedan. Ook is niet gebleken dat eiser persoonlijk te vrezen heeft voor terugkeer naar Soedan vanwege de algemene veiligheidssituatie. Dat eiser problemen zal krijgen met de autoriteiten omdat hij het land illegaal verlaten heeft, volgt verweerder niet. Eiser heeft dit niet aannemelijk gemaakt en het volgt ook niet uit landeninformatie. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij wordt gezien als een spion of een verrader bij terugkeer naar Soedan.
Is in Soedan sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn?
3. Voor zover eiser aanvoert dat hij niet kan terugkeren naar Soedan vanwege de veiligheidssituatie, overweegt de rechtbank als volgt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit landeninformatie en rapporten blijkt dat de algemene veiligheidssituatie in Soedan nog steeds (zeer) zorgelijk is. Er is echter geen reden om aan te nemen dat in Soedan, en Blauwe Nijl in het bijzonder, sprake is van een geweldssituatie in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict die dusdanig is dat zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Soedan, en Blauwe Nijl in het bijzonder, alleen al door zijn aanwezigheid risico loopt slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Uit de door verweerder overgelegde nota van 10 februari 2023 [4] en Kamerbrief van 22 februari 2023 [5] inzake het landenbeleid voor Soedan blijkt dat er sinds de zomer van 2022 een piek is in geweld en dat het aantal burgerdoden is toegenomen. De cijfers, afgezet tegen het inwoneraantal van Soedan, duiden echter niet op een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. Bovendien is er inzet van de lokale en centrale overheid om de veiligheid te herstellen. Er zijn raamovereenkomsten en verzoeningsovereenkomsten getekend met het verstevigen van de veiligheid als doel. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit een ander beeld naar voren komt.
Verweerder mocht zich daarom op het standpunt stellen dat er geen sprake is van dusdanig wijdverspreid geweld dat eiser alleen al door zijn aanwezigheid daar risico loopt op ernstige schade.
Loopt eiser bij terugkeer naar Soedan risico op een schending van artikel 3 van het EVRM [6] vanwege zijn etniciteit?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eisers etniciteit niet maakt dat hij behoort tot een risicogroep. Uit het landenbeleid voor Soedan [7] blijkt dat vreemdelingen die behoren tot een niet-Arabische bevolkingsgroep afkomstig uit Darfur of Zuid-Kordofan en die hier voorafgaande aan het vertrek uit Soedan hun normale woon- of verblijfplaats hadden, tot een risicogroep behoren. Hoewel eiser behoort tot een niet-Arabische stam, heeft hij voor zijn vertrek niet in Darfur of Zuid-Kordofan gewoond. Eiser verklaart namelijk dat hij uit Blauwe Nijl komt. Gelet hierop heeft verweerder eiser niet hoeven aanmerken als lid van een risicogroep.
4.1
Voor zover eiser stelt dat hij vanwege zijn etniciteit wordt gediscrimineerd en zich daarom niet kan handhaven, heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat geen sprake is van discriminatie in de zin van paragraaf C2/3.2 van de Vc. Eiser werd immers niet zodanig in zijn bestaansmogelijkheden beperkt, dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. Hierbij is van belang dat eiser kon werken op de boerderij en dat hij onderwijs kreeg op de basisschool.
Loopt eiser bij terugkeer risico op een schending van artikel 3 van het EVRM door het drinken van alcohol?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser bij terugkeer geen risico zal lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM door het drinken van alcohol. Hierbij mocht verweerder betrekken dat eiser zijn straffen heeft uitgezeten en dat het daarom niet aannemelijk is dat hij vanwege het drinken van alcohol nog altijd in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten. Daarnaast volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat van eiser kan worden verwacht dat hij zich terughoudend opstelt wat betreft het drinken van alcohol. Gesteld noch gebleken is dat het drinken van alcohol een wezenlijk onderdeel is van eisers persoonlijke identiteit of dat zijn persoonlijke integriteit zou worden aangetast als hij geen alcohol meer zou drinken in Soedan.
Loopt eiser bij terugkeer een risico op een schending van artikel 3 van het EVRM vanwege zijn illegale uitreis?
6. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser bij terugkeer geen risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRM vanwege zijn illegale uitreis. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat uit openbare bronnen niet is gebleken dat er een straf staat op illegaal uitreizen of dat Soedanezen die illegaal zijn uitgereisd bij terugkeer problemen ondervinden. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers stelling dat hij bij terugkeer risico loopt vanwege zijn illegale uitreis is gebaseerd op vermoedens en niet is onderbouwd.
Mocht verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opleggen?
7. Gelet op het voorgaande mocht verweerder de asielaanvraag van eiser afwijzen als ongegrond. Verweerder mocht daarom een terugkeerbesluit opleggen, zo blijkt uit artikel 45, eerste lid, van de Vw. Eiser heeft niet aangevoerd waarom verweerder daar in dit geval van had moeten afzien.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Moes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.2011/95/EU.
4.Kenmerk 4147398.
5.Kenmerk 4147399.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Paragraaf C7/32.3.2 van de Vc.