ECLI:NL:RBDHA:2023:6856

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
C/09/645715 / JE RK 23-707
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in verband met ernstige zorgen over veiligheid en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 12 april 2023 is ingediend. De kinderrechter heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en een verweerschrift van de ouders. Tijdens de zitting op 25 april 2023 is [minderjarige01] in de raadkamer gehoord.

De feiten van de zaak tonen aan dat [minderjarige01] in een onveilige thuissituatie verkeert, met ernstige zorgen over haar welzijn. Er zijn meldingen van huiselijk geweld en een incident waarbij [minderjarige01] verwondingen heeft opgelopen. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn grote zorgen over de opvoedingssituatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er noodzaak is voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing om [minderjarige01] te beschermen en haar de benodigde hulpverlening te bieden.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aanwezig zijn, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De beslissing houdt in dat [minderjarige01] van 25 april 2023 tot 25 april 2024 onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en dat deze stichting de machtiging krijgt om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 oktober 2023. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/645715 / JE RK 23-707
Datum uitspraak: 25 april 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 12 april 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw01] ,
hierna te noemen: de moeder,
hierna samen ook gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats01] ,
bijgestaan door advocaat mr. W. Römelingh te Den Haag.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, te weten:
- het verzoekschrift;
- het rapport van de Raad van 18 april 2023;
- het verweerschrift van de ouders van 20 april 2023.
Op 25 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] is in de raadkamer gehoord.

Feiten

- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk op een geheime crisisplek, zijnde een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.16 februari 2023 [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van 17 februari 2023 tot 3 mei 2023, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van zes maanden. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
Er bestaan ernstige zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] in haar thuissituatie. Op 2 februari 2023 heeft zich een incident voorgedaan, te weten een escalatie tussen [minderjarige01] en haar broer. [minderjarige01] voelde zich hierna zo onveilig, dat zij zich genoodzaakt zag de politie te bellen. Zij heeft bij deze escalatie forse verwondingen opgelopen en wilde erna niet meer naar huis. Een politieverhoor heeft plaatsgevonden, waarna de politie is overgegaan tot een onderzoek naar het incident. Dit is niet de eerste keer dat [minderjarige01] zich thuis onveilig heeft gevoeld. Er is sprake van een verstoorde ouder-kindrelatie met terugkerend huiselijk verbaal en fysiek geweld in het gezin (van vader en broer naar [minderjarige01] ). Verder bestaan er grote zorgen over de beïnvloedbaarheid en het lage zelfbeeld van [minderjarige01] en over mogelijk trauma dat zij heeft opgelopen. [minderjarige01] heeft verteld dat zij drugs heeft gebruikt en gedeald en dat ze drugs heeft ingeslikt om deze te verbergen van de politie. Zij heeft ook verteld dat ze bij gangs zat en seksuele handelingen heeft verricht. Volgens de ouders gaat zij om met drillrappgroepen en heeft zij drugsbolletjes geslikt, waarvoor zij vervolgens naar het ziekenhuis moest.
De ondertoezichtstelling is noodzakelijk om [minderjarige01] de hulpverlening te bieden die zij nodig heeft om weerbaarder te worden en om zicht te krijgen op de situatie binnen het gezin. In het vrijwillige kader is dit niet voldoende van de grond gekomen, hoewel er al meerdere instanties betrokken zijn geweest en er al een poging is gedaan tot systeemtherapie.
Verder is de ondertoezichtstelling nodig om het contactherstel tussen [minderjarige01] en haar ouders en haar broer te volgen en te faciliteren, waarbij het tempo door [minderjarige01] bepaald zal moeten worden. Een jeugdbeschermer zal de regie kunnen houden over het proces en kunnen uitzoeken of thuisplaatsing op termijn weer mogelijk is.
De uithuisplaatsing van [minderjarige01] is nu nodig om haar uit haar onveilige thuissituatie te halen en te zorgen dat zij afstand heeft van haar sociale omgeving, waar zij meerdere keren is beïnvloed tot het maken van de verkeerde keuzes. Ingezet moet worden op het hervatten van de schoolgang van [minderjarige01] en op het creëren van een dagbesteding. [minderjarige01] kan mogelijk terug naar haar oude school en er moet voor worden gezorgd dat dit doorgang vindt. De gecertificeerde instelling hoopt op een plaatsing van [minderjarige01] bij [beoogde verblijfplaats01] , maar daarvoor is op dit moment een wachtlijst. Een andere mogelijkheid zou zijn om [minderjarige01] te laten wonen bij haar oom in [land01] . [minderjarige01] kan tot haar overplaatsing bij de crisisplek van Jeugdformaat blijven.
De ouders gaan akkoord met de ondertoezichtstelling en hebben aangegeven de hulpverlening te accepteren en deze eerder zelf ook actief te hebben opgezocht. Er is door en namens de ouders wel verweer gevoerd tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] .
De ouders vinden dat de periode die [minderjarige01] nu uit huis is geweest, voldoende is geweest. Zij missen haar. De ouders willen graag dat [minderjarige01] weer naar school gaat, aangezien zij al geruime tijd niet meer naar school is geweest. De ouders denken dat het goed is voor [minderjarige01] als zij wisselt van school, maar zouden het ook accepteren als ze toch terug moet naar haar oude school.
De advocaat van de ouders heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij door [minderjarige01] is gebeld, en dat zij graag naar huis wil. Er wordt gesproken over een vechtpartij tussen [minderjarige01] en haar broer, maar broers en zussen maken ruzie en het zal niet meer op deze manier gebeuren. [minderjarige01] heeft aangegeven zelf ook schuld te hebben aan het incident. Verder is het belangrijk dat [minderjarige01] weer naar school gaat. Het schoolwerk dat zij nu krijgt, past niet bij haar. Het zou het beste zijn voor [minderjarige01] als zij naar een andere school zou kunnen gaan, maar zij en de ouders accepteren het als ze terug moet naar haar oude school, als dit het mogelijk maakt om weer in een goed dagritme te komen. Het plan om [minderjarige01] te laten verblijven bij familie in [land01] is niet haalbaar, maar het zou wel goed voor haar zijn om er een zomer te zijn. De plaatsing bij [beoogde verblijfplaats01] is ook niet haalbaar. Er is een lange wachtlijst en [beoogde verblijfplaats01] is te ver weg om te werken aan contactherstel tussen [minderjarige01] en haar ouders en haar broer. Het is niet duidelijk welke hulpverlening [minderjarige01] daar zal ontvangen en zij zal daar hoogstwaarschijnlijk niet kunnen aarden. De ouders zijn bereid om hulpverlening in het vrijwillige kader te accepteren. De reden dat dit eerst niet van de grond was gekomen, was dat er werd ontkend dat [minderjarige01] drugs had gebruikt. Daarom wilden ouders eerst dat zij hierop zou worden getest. De vader is verder niet streng, maar competitief, wat soms wat druk kan opleveren voor [minderjarige01] .

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] bestaan uit het hierna volgende.
Er bestaan grote zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] in haar thuissituatie en in haar sociale omgeving. [minderjarige01] is een beïnvloedbaar en kwetsbaar meisje, waardoor zij soms verkeerde keuzes kan maken en zichzelf in onveilige situaties kan brengen. Het is nodig voor [minderjarige01] dat er vanuit het gedwongen kader wordt meegekeken en hulpverlening wordt ingezet om haar te helpen weer op het goede spoor te komen. Verder is het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer meer zicht krijgt op de situatie en de dynamiek binnen het gezin. Uitgezocht moet worden wat [minderjarige01] nodig zal hebben om zich thuis weer veilig te voelen en om te zorgen dat [minderjarige01] niet meer wordt blootgesteld aan verbaal en fysiek geweld. Er zal ook op moeten worden toegezien dat de ouders de hulpverlening accepteren die zij nodig hebben, zodat zij beter kunnen aansluiten bij de opvoedbehoeftes van [minderjarige01] .
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat het voor [minderjarige01] nog niet mogelijk is om nu naar huis te gaan. Het incident dat heeft plaatsgevonden in de thuissituatie van [minderjarige01] , waarbij fysiek geweld is gebruikt door de broer van [minderjarige01] en waar zij forse verwondingen aan heeft overgehouden, is zeer zorgwekkend. Het incident lijkt onderdeel te zijn van een patroon in het gezin waar fysiek en verbaal geweld naar [minderjarige01] wordt gebruikt. De situatie is op dit moment gesust, maar is nog niet effectief veranderd. [minderjarige01] heeft nog geen hulpverlening ontvangen en er is nog geen systeemtherapie voor het gezin van de grond gekomen. Naar het oordeel van de kinderrechter is de uithuisplaatsing van [minderjarige01] nu nodig om haar veiligheid te garanderen. Tijdens de uithuisplaatsing zal vastgesteld moeten worden of thuisplaatsing op termijn weer mogelijk is. Als dit niet mogelijk is, moet er een geschikte vervolgplek gezocht worden. Verder zal er moeten worden ingezet op het weerbaar maken van [minderjarige01] . Zij moet hier intensieve begeleiding voor krijgen, wat moet plaatsvinden buiten haar directe (sociale) omgeving om haar zoveel mogelijk kans te bieden op verbetering van haar situatie. De noodzaak tot het behalen van structurele verbeteringen in de eigen problematiek van [minderjarige01] en in de systeemproblematiek van het gezin, maakt dat de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden passend is om de ernstige ontwikkelingsbedreigingen bij [minderjarige01] weg te nemen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 25 april 2023 tot 25 april 2024 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 25 april 2023 tot
25 oktober 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023 door mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.