ECLI:NL:RBDHA:2023:6849

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de gronden voor de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, een Poolse nationaliteit hebbende, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 20 april 2023 de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser betwist de gronden voor de bewaring en stelt dat hij niet zelfstandig kan terugkeren naar Polen omdat zijn paspoort is ingenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden 3b en 3h feitelijk juist zijn, waarbij eiser ongewenst is verklaard bij besluit van 5 augustus 2022. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure, aangezien er meerdere stappen zijn ondernomen om de uitzetting van eiser te realiseren. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is en dat het beroep van eiser ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen.

De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12474

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.M. Proszkowski. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Poolse nationaliteit te hebben.
Gronden van de maatregel
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [1] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
en als lichte gronden [2] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Verweerder heeft ter zitting meegedeeld de zware grond 3a te laten vallen.
4. Eiser betwist de zware gronden en lichte gronden 4a en 4c. Eiser is een EU-burger en kan daarom vrij reizen door Europa. Er is geen sprake van een onttrekking aan het toezicht, omdat eiser niet zelfstandig terug kan keren naar Polen. Zijn paspoort is namelijk ingenomen en niet aan hem teruggegeven. Zonder paspoort is het ook niet mogelijk om zich te laten inschrijven in het Brp. [3]
5. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden 3b en 3h feitelijk juist zijn. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat eiser ongewenst is verklaard bij besluit van 5 augustus 2022. Verweerder heeft in de aanbiedingsbrief van 2 mei 2023 overwogen dat het paspoort van eiser voortdurend in het bezit is geweest van de AVIM [4] en dat het eiser vrij stond om zijn paspoort daar op te vragen. Niet is gebleken dat eiser hiertoe een poging heeft gedaan of dat dit niet mogelijk voor hem was. Eiser wordt daarom niet gevolgd in zijn stelling dat hij niet kon vertrekken uit Nederland. De zware gronden 3b en 3h zijn al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De overige gronden behoeven dan geen bespreking meer, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
Voortvarend handelen
6. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, omdat eiser nog niet is uitgezet terwijl er vanuit Nederland meerdere vluchten naar Poznan gaan.
7. Uit de aanbiedingsbrief van verweerder van 2 mei 2023 blijkt dat op 24 april en 2 mei 2023 vertrekgesprekken met eiser zijn gevoerd, dat op 26 april 2023 is gevraagd het paspoort van eiser naar ‘boekingen’ te sturen, dat op 1 mei 2023 een vlucht is aangevraagd en dat er een vlucht is gepland op 5 mei 2023. Verweerder handelt gelet daarop voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser.
Ambtshalve toets
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.Basisregistratie personen.
4.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.