ECLI:NL:RBDHA:2023:6845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
NL23.12527
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlenging van de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 11 oktober 2022 opgelegd en op 7 april 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze verlenging, waarbij hij schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 mei 2023, maar eiser is niet verschenen, ondanks dat hij was opgeroepen. De rechtbank heeft de zaak op basis van de stukken afgedaan.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat eiser niet meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, wat noodzakelijk is voor zijn verwijdering. Eiser heeft meerdere keren geweigerd om aan een presentatie in persoon mee te werken, wat door de rechtbank als voldoende reden wordt gezien om de verlenging van de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de redenen van verweerder om de maatregel te verlengen, zoals het ontbreken van documentatie en de niet-meewerkende houding van eiser, terecht zijn.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens wordt er geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.12527
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 7 april 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel en tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 1 mei 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen en heeft de rechtbank verzocht om de zaak op de stukken af te doen. Voorafgaande aan de zitting is de rechtbank vanuit het detentiecentrum meegedeeld dat eiser, hoewel opgeroepen, ervan heeft afgezien om ter zitting te verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij
betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. Via artikel 94, zevende lid, eerste volzin, van die wet geldt hetzelfde voor het verlengingsbesluit. Voor de verlenging van de maatregel van bewaring geldt verder op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw dat deze maatregel na afloop van zes maanden met maximaal nog eens twaalf maanden kan worden verlengd indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn verwijdering of de daarvoor benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 januari 2023 (in de zaak NL23.765) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert specifiek tegen het verlengingsbesluit aan dat dit onvoldoende is gemotiveerd, omdat hij voldoende heeft meegewerkt en er geen aanwijzing is dat er op korte termijn documentatie door Marokko zal worden verstrekt. Het is uit het dossier ook niet duidelijk wat er na 20 maart 2023 is gebeurd. Bovendien zijn de belangen van eiser gepasseerd. Ten slotte stelt eiser dat het verlengingsbesluit niet aan de formele vereisten voldoet omdat in het besluit geen termijn is genoemd waarbinnen een beroep en een verzoek om voorlopige voorziening moet worden ingediend.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verwijdering meer tijd vergt, omdat eiser niet meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit en dus aan de verwijdering en omdat, alle redelijke inspanningen ten spijt, de benodigde documentatie nog ontbreekt. Meer specifiek noemt hij in dit verband dat eiser niet meewerkt aan een presentatie in persoon.
6. De redenen die verweerder noemt komen overeen met de feiten die staan vermeld in de voortgangsrapportage van 25 april 2023. Na de vaststelling van de nationaliteit hebben de Marokkaanse autoriteiten gevraagd om een presentatie in persoon en heeft eiser hieraan niet meegewerkt. Zo heeft hij tot driemaal toe geweigerd om aan een presentatie in persoon mee te werken. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat eiser niet meewerkt aan zijn verwijdering. Voorts heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen vaststellen dat de voor de verwijdering van eiser benodigde documentatie nog ontbreekt, terwijl verweerder voldoende inspanningen verricht om deze te verkrijgen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Voor zover eiser betoogt dat verweerder had dienen te volstaan met de oplegging van een lichter middel overweegt de rechtbank dat verweerder op grond van het bovenstaande heeft mogen concluderen dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast.
8. Anders dan eiser betoogt, is het indienen van een beroep tegen een (verlenging van een) maatregel van bewaring niet aan enige termijn gebonden.i Naar het oordeel van de rechtbank heeft het ontbreken van een termijn voor het indienen van beroep tegen het
bestreden besluit dan ook geen gevolgen voor de rechtmatigheid ervan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
10. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder de bewaring met ten hoogste twaalf maanden mocht verlengen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
11. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
08 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
i ABRvS, 26 november 2012, ECLI:NL:RVS:2021:BY4691