ECLI:NL:RBDHA:2023:6835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9745 en NL23.9746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ongegrondheid en geloofwaardigheid van steekincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, geboren in 1976 en van Egyptische nationaliteit, had op 13 december 2022 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij in Egypte gediscrimineerd werd vanwege zijn orthodox christelijke geloofsovertuiging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter kennelijk ongegrond verklaard, omdat eiser zich niet onverwijld bij de Nederlandse autoriteiten had gemeld en geen verschoonbare reden had opgegeven voor deze vertraging.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 25 april 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat het steekincident dat eiser heeft beschreven ongeloofwaardig is. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om het causale verband tussen het steekincident en zijn geloofsovertuiging aan te tonen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen, omdat hij pas maanden na zijn binnenkomst in Nederland een asielaanvraag indiende.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier C.M. van den Berg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.9745 en NL23.9746

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser / verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 29 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure kennelijk ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande mededeling, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1976 en heeft de Egyptische nationaliteit. Eiser heeft op 13 december 2022 een asielaanvraag ingediend. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Egypte gediscrimineerd werd vanwege zijn orthodox christelijke geloofsovertuiging. Deze discriminaties waren hoofdzakelijk verbaal, maar er heeft ook een steekincident plaatsgevonden en hij is tijdens zijn dienstperiode geslagen met een ijzeren pijp.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • persoonlijke aanvallen en discriminatie door islamitische groeperingen wegens christelijke geloofsovertuiging.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De persoonlijke aanvallen en discriminatie door islamitische groeperingen wegens eisers christelijke geloofsovertuiging, heeft verweerder deels geloofwaardig geacht. Het steekincident heeft verweerder namelijk ongeloofwaardig gevonden. Eiser heeft hier volgens verweerder summier en oppervlakkig over verklaard. Daarnaast ontbreekt het causale verband tussen het steekincident en de christelijke geloofsovertuiging van eiser. Verder heeft eiser zijn verklaringen niet ondersteund met documenten. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser op 13 maart 2022 Nederland is ingereisd en pas op 13 december 2022 een asielaanvraag heeft ingediend. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser meent dat zijn aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond is afgedaan. Hij had een verschoonbare reden om zich niet onverwijld te melden bij de Nederlandse autoriteiten. Verder had het feit dat eiser niet heeft kunnen verklaren wie hem met een mes heeft gestoken, niet mogen leiden tot verweerders oordeel dat het steekincident ongeloofwaardig is. Daarnaast heeft eiser een brief van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) overgelegd waaruit blijkt dat hij zijn geloof in Egypte niet zonder gevaar kan belijden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt eerst ambtshalve of het beroep van eiser ontvankelijk is. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Te laat indienen beroepsgronden
4.1
Op 30 maart 2023 heeft eiser beroep ingesteld. Het beroepschrift bevatte niet de gronden van beroep. Bij bericht van 3 april 2023 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op dit verzuim gewezen en verzocht dit uiterlijk binnen vijf werkdagen, dus uiterlijk op 10 april 2023, te herstellen. In dit bericht staat dat de rechtbank het beroepschrift niet-ontvankelijk kan verklaren als dit niet, of niet op tijd, gebeurt. [2] De gegeven termijn is verstreken zonder dat de gronden van beroep zijn ingediend. Pas op 11 april 2023 heeft eiser zijn beroepsgronden ingediend. Omdat 10 april 2023 een algemeen erkende feestdag was, namelijk tweede Paasdag, had de gegeven termijn moeten eindigen op 11 april 2023. [3] De rechtbank is daarom van oordeel dat de beroepsgronden niet te laat zijn ingediend en het beroep ontvankelijk is.
Kennelijk ongegrond
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond heeft mogen afdoen. De rechtbank volgt dat eiser Nederland is binnengekomen in een grotere groep vluchtelingen uit Oekraïne en hij hierdoor in eerste instantie niet wist dat hij bij verweerder een asielaanvraag in moest dienen. In juli 2022 zijn echter brieven vanuit de gemeente Utrecht aan hem verstuurd waarin stond dat hij zich in moest schrijven in de BRP. [4] Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij deze brieven pas op 12 december 2022 heeft ontvangen. Hoewel de naam op de brief niet volledig overeenkomt met de naam van eiser, gaat het om minimale verschillen. Daarnaast heeft verweerder mogen overwegen dat vanaf 19 juli 2022 begonnen is met het verstrekken van tijdelijke verblijfsvergunningen aan Oekraïners, en dat niet valt in te zien dat eiser er pas vier en een halve maand later achter kwam dat Oekraïners in zijn omgeving een verblijfsvergunning kregen.
Geloofwaardigheid steekincident
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het steekincident ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Verweerder heeft hiertoe immers niet alleen overwogen dat eiser niet heeft kunnen verklaren wie hem met een mes heeft gestoken. Verweerder heeft ook overwogen dat eiser het causale verband tussen het steekincident en zijn christelijke geloofsovertuiging niet aannemelijk heeft gemaakt en dat hij zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met documenten. Deze overwegingen zijn in de beroepsgronden niet bestreden.
Brief van VWN
7. De brief van VWN waar eiser zich op beroept om te ondersteunen dat hij als christen in Egypte zijn geloof niet zonder gevaar kan belijden, kan niet tot deze conclusie leiden. De brief gaat immers over de positie van afvalligen van de islam en bekeerlingen van de islam tot het christendom in Egypte. Eiser is echter zijn hele leven al christen, [5] waardoor de informatie in deze brief geen betrekking heeft op zijn persoonlijke situatie.
Wat is de conclusie?
8. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Dit is neergelegd in artikel 6:6, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie artikel 1, eerste lid, in samenhang met artikel 3, eerste lid, van de Algemene termijnenwet (Atw).
4.Basisregistratie Personen.
5.Zie het rapport van het aanmeldgehoor, pagina 3.