In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, geboren in 1976 en van Egyptische nationaliteit, had op 13 december 2022 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij in Egypte gediscrimineerd werd vanwege zijn orthodox christelijke geloofsovertuiging. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter kennelijk ongegrond verklaard, omdat eiser zich niet onverwijld bij de Nederlandse autoriteiten had gemeld en geen verschoonbare reden had opgegeven voor deze vertraging.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 25 april 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar dat het steekincident dat eiser heeft beschreven ongeloofwaardig is. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om het causale verband tussen het steekincident en zijn geloofsovertuiging aan te tonen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen, omdat hij pas maanden na zijn binnenkomst in Nederland een asielaanvraag indiende.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier C.M. van den Berg.