ECLI:NL:RBDHA:2023:6834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Indiase vreemdeling wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en de status van India als veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Indiase vreemdeling die asiel had aangevraagd. De vreemdeling, geboren in 1986, stelde dat hij lid was van een politieke organisatie en dat hij problemen had ondervonden vanwege zijn activiteiten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft zijn aanvraag afgewezen, met de motivering dat de verklaringen van de vreemdeling niet geloofwaardig waren. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 mei 2023, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over politieke activiteiten en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder een uitzonderingscategorie viel die hem bescherming zou bieden. De rechtbank bevestigde dat India als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat hij daar een reëel risico op vervolging liep. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet geloofwaardig had verklaard over zijn betrokkenheid bij de organisatie en dat zijn asielrelaas niet voldoende was onderbouwd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

ProcesverloopBij besluit van 24 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (zaak NL23.9902).
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek, op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is R.B. Raj verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1986 en de Indiase nationaliteit te hebben. Hij heeft op 2 maart 2023 asiel gevraagd. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij lid is van [organisatie] ( [organisatie] ) en deelgenomen heeft aan demonstraties in de periode van 2005 tot 2012. Een aantal weken na een demonstratie in juni of juli 2012 zijn de lichamen van twee vrienden van eiser, [vriend 1] en [vriend 2], gevonden. Dit heeft eiser doen besluiten India te verlaten.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Daarentegen heeft verweerder niet geloofwaardig gevonden dat eiser activiteiten voor [organisatie] heeft verricht en hierdoor problemen heeft gehad. Bovendien beschouwt verweerder India als een veilig land van herkomst. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij onder een uitzonderingscategorie valt. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie, India ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat, indien zich problemen voordoen in India, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de Indiase autoriteiten in te roepen.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte en zonder zorgvuldig onderzoek ongeloofwaardig heeft gevonden dat hij activiteiten voor [organisatie] heeft verricht en hierdoor problemen heeft gehad. Meer in het bijzonder geeft eiser aan dat hij nog geen bewijsstukken van zijn politieke activiteiten heeft ontvangen, omdat hij afhankelijk is van derden en in vreemdelingenbewaring de mogelijkheden om in contact te treden met partijgenoten beperkt zijn. Verder voert eiser aan dat hij niet tegenstrijdig of summier heeft verklaard en dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom zijn correcties en aanvullingen op het gehoor niet zijn meegenomen en zijn zienswijze niet gevolgd wordt. [3] Volgens eiser moet verweerder de vragen die hij tijdens zijn gehoor goed heeft beantwoord in zijn voordeel meewegen. Eiser hoopt bevestiging te krijgen over het logo van [organisatie] , de leider van de groep en het incident betreffende het heilige boek, maar heeft hiervoor meer tijd nodig. [4] Gelet op de samenwerkingsplicht ligt het ook op de weg van verweerder om hierover informatie in te winnen. Gelet op het voorgaande, meent eiser dat India voor hem niet als een veilig land van herkomst beschouwd kan worden, omdat hij valt onder een uitzonderingscategorie omdat hij zich als demonstrant kritisch toont over de overheid en het overheidsbeleid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder India als een veilig land van herkomst heeft aangemerkt. Om die reden mag er in zijn algemeenheid van worden uitgegaan dat eiser in India niet te vrezen heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser stelt als demonstrant kritisch te zijn geweest op de overheid (en het overheidsbeleid) en hierdoor bij terugkeer naar India wel te vrezen te hebben. Verweerder heeft echter niet geloofwaardig gevonden dat eiser activiteiten voor [organisatie] heeft verricht en hierdoor problemen heeft ondervonden. Hierna zal de rechtbank beoordelen of verweerder dit ongeloofwaardig heeft kunnen vinden.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het eiser kunnen aanrekenen dat hij geen bewijzen heeft overgelegd van de demonstraties waaraan hij stelt te hebben deelgenomen en van de problemen die hij als gevolg hiervan stelt te hebben ondervonden. Dat eiser afhankelijk is van derden en lastig bewijzen kan verzamelen terwijl hij in detentie verblijft doet er niet aan af dat eiser al langere tijd in Nederland verblijft. Verweerder heeft daarom redelijkerwijs van eiser mogen verwachten dat hij hierover al eerder bewijs had verzameld. Verder is van belang dat het ontbreken van bewijzen niet doorslaggevend is gevonden in de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Verweerder heeft namelijk ook de verklaringen die eiser tijdens zijn gehoor veilig land van herkomst heeft afgelegd, beoordeeld en geconcludeerd dat het relaas van eiser ongeloofwaardig is.
4.2.
De rechtbank oordeelt dat verweerder eiser terecht heeft tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn verblijf in Nederland. Op 6 oktober 2020 heeft eiser tegenover de politie verklaard op dat moment al ongeveer twaalf jaar in Nederland te zijn. Dit zou betekenen dat eiser in 2008 naar Nederland is gekomen. Op 2 maart 2023 heeft eiser bij de oplegging van de maatregel van bewaring tegen de politie gezegd dat hij in 2016 naar Nederland is gekomen en hier sindsdien illegaal verblijft. Tijdens zijn gehoor veilig land van herkomst heeft eiser echter verklaard in 2013 aangekomen te zijn in Nederland. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over zijn vrees. Bij de politie heeft eiser op 2 maart 2023 aangegeven niet te vrezen te hebben voor vervolging en/of onmenselijke behandeling in India, maar liever hier te blijven. In zijn gehoor veilig land van herkomst heeft de gehoormedewerker eiser met deze verklaring geconfronteerd. Daarop heeft eiser verklaard dat hij niet wist dat hij het recht had om asiel te vragen. Dat eiser niet wist van de mogelijkheid om asiel te vragen of dat hij bang was om teruggestuurd te worden, zoals hij in zijn correcties en aanvullingen stelt, doet er niet aan af dat van eiser verwacht mag worden dat hij hierover consequent verklaart ten overstaan van de Nederlandse autoriteiten.
4.3.
De rechtbank oordeelt verder dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier heeft verklaard over zijn motivatie om zich in te zetten voor [organisatie] . Eiser heeft verklaard over de discriminatie van Sikhs, namelijk Sikhs die in de gevangenis zitten, het Sikh massacre in 1984 en een incident waarbij een chauffeur zijn tulband moest afdoen en zijn haren werden geknipt, maar licht niet nader toe op welke wijze Sikhs in India worden gediscrimineerd en welke discriminatie hij persoonlijk ondervonden heeft. De nadere toelichting die eiser in zijn zienswijze geeft, heeft verweerder buiten beschouwing kunnen laten, omdat geen deugdelijke verklaring is gegeven waarom eiser dit niet al tijdens zijn gehoor heeft verklaard. Daarbij is van belang dat eiser hierover meerdere vragen zijn gesteld. Ook heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser summier heeft verklaard over zijn motivatie om na een aantal jaar ook lid te worden van [organisatie] . Dat hij Sikh is, Sikhs in de minderheid zijn en hun rechten niet krijgen en hij in die jaren meer kennis heeft vergaard, heeft verweerder redelijkerwijs onvoldoende kunnen vinden, omdat hieruit niet blijkt waarom hij daadwerkelijk lid wilde worden.
4.4.
Verweerder heeft eiser bovendien terecht aangerekend dat hij in strijd met algemene landeninformatie heeft verklaard over de oprichter van [organisatie] , de leider van de demonstraties, het logo van [organisatie] en het incident betreffende het heilige boek. Wat betreft de oprichter noemt eiser de naam van iemand anders. In de correcties en aanvullingen geeft eiser aan dat hij wel weet wie de oprichters waren maar de vraag niet goed begrepen heeft. Nu uit het verslag van het gehoor niet naar voren komt dat sprake is geweest van een misverstand, heeft verweerder deze correctie niet zonder meer hoeven volgen. Volgens eiser heeft Parang Jith Sang Pamma [organisatie] geleid in de periode dat hij deelnam aan de demonstraties. Uit landeninformatie volgt echter dat deze man al sinds 1994 niet meer in India verblijft, zodat verweerder niet volgt dat hij de demonstraties van 2005/2006 tot 2012 heeft geleid. Hoewel eiser stelt dat er twee mannen zijn met deze naam, onderbouwt hij dit (ook in beroep) niet. De rechtbank ziet niet in dat het aan verweerder is om te onderzoeken hoe dit zit, maar overweegt dat het aan eiser is om te onderbouwen dat hij het over een andere Parang Jith Sang Pamma heeft. Hetzelfde geldt voor de stelling van eiser dat het logo van [organisatie] vroeger geel en blauw was in plaats van geel en zwart en dat in 20210 ook een heiligschennis van het heilige boek heeft plaatsgevonden waarna twee weken lang gedemonstreerd is. De omstandigheid dat eiser een tatoeage op zijn arm heeft, doet er niet aan af dat eiser ook over de kleuren van het logo van [organisatie] consistent met landeninformatie moet kunnen verklaren, gelet op de lange periode dat hij stelt lid te zijn geweest. Verder doet de omstandigheid dat eiser op andere punten wel in overeenstemming met algemene landeninformatie zou hebben verklaard, zoals hij stelt in beroep, er niet aan af dat hij op de bovenstaande punten tegenstrijdig met landeninformatie heeft verklaard en dat verweerder hem dat redelijkerwijs heeft kunnen tegenwerpen.
4.5.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden dat eiser activiteiten voor [organisatie] heeft verricht en hierdoor problemen heeft gehad. Met zijn asielrelaas heeft eiser daarom niet aannemelijk gemaakt dat India ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt of dat er voor hem, indien zich problemen voordoen in India, geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen de bescherming van de Indiase autoriteiten in te roepen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vw 2000.
3.Eiser verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 30 mei 2017, met zaaknummer NL17.1197; paragraaf 3.2.1.1 van Werkinstructie 2014/10; artikel 17 van Richtlijn 2013/32/EU en paragraaf 3.2.6 van het advies ‘De geloofwaardigheid gewogen. Een advies over het onderzoeken, integraal beoordelen en toetsen van verklaringen in de asielprocedure’ van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken van mei 2016.
4.Eiser overlegt een foto van een tatoeage die hij op zijn arm heeft.