ECLI:NL:RBDHA:2023:6810

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
NL 22.9492
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na niet aanwenden rechtsmiddelen

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, geboren op een onbekende datum en van Kameroense nationaliteit, had een aanvraag ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 23 mei 2022 buiten behandeling werd gesteld. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt en op 24 mei 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. De Staatssecretaris heeft op 6 december 2022 op het bezwaar beslist, maar verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, aangezien verzoekster geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de beslissing van 6 december 2022, de vereiste connexiteit aan het verzoek om voorlopige voorziening is komen te ontvallen. Hierdoor is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9492

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] verzoekster,

geboren op [geboortedatum],
van Kameroense nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) buiten behandeling gesteld.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft bij brief van 24 mei 2022 verzocht een voorlopige voorziening te treffen hangende het bezwaar tegen verweerders besluit van 23 mei 2022.
Verweerder heeft op 6 december 2022 beslist op het bezwaarschrift van verzoekster.
Verzoekster heeft geen beroep ingediend tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Op grond van artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Aangezien verweerder bij besluit van 6 december 2022 op het bezwaar van verzoekster heeft beslist, waartegen verzoekster vervolgens geen rechtsmiddelen heeft aangewend, is, gelet op artikel 8:81, tweede lid, Awb de vereiste connexiteit aan het verzoek komen te ontvallen.
Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van B. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.