ECLI:NL:RBDHA:2023:6808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
10152238/22-16698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een onredelijk bezwarend boetebeding in algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Staat der Nederlanden, ministerie van Financiën, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders, vorderde een schadevergoeding van € 250,00 op basis van een boetebeding in de algemene voorwaarden. Dit boetebeding werd door de eisende partij als onredelijk bezwarend en oneerlijk bestempeld, en de kantonrechter heeft dit beding vernietigd.

De procedure begon met een tussenvonnis op 15 december 2022, waarin verstek werd verleend tegen de gedaagde partij. De eisende partij kreeg de gelegenheid om een toelichting te geven op de bedingen in de algemene voorwaarden. In de daaropvolgende akte heeft de eisende partij gesteld dat per abuis een oude versie van de algemene voorwaarden was meegestuurd. De kantonrechter heeft de argumenten van de eisende partij beoordeeld en geconcludeerd dat het boetebeding niet gerechtvaardigd was.

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had onderbouwd waarom het boetebeding redelijk was in verhouding tot de schade die zij zou lijden bij een tekortkoming van de gedaagde partij. De rechter heeft vastgesteld dat het beding als onredelijk bezwarend en oneerlijk moet worden vernietigd, waardoor de vordering van de eisende partij werd afgewezen. Tevens werd de eisende partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ʹs-Gravenhage
esm/a
Rolnr.: 10152238/2216698
Datum: 11 mei 2023
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de Staat der Nederlanden, ministerie van Financiën, meer in het bijzonder Directie Roerende Zaken,
zetelend te Apeldoorn,
eisende partij,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde01] ,wonende/briefadres hebbende te [naam01] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 15 december 2022 waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is verstek verleend tegen gedaagde partij en is eisende partij in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op de bedingen in de algemene voorwaarden.
1.2.
Eisende partij heeft op de rol van 23 februari 2023 een akte met producties genomen.
1.3.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Eisende partij heeft zich bij akte uitgelaten over het beding in de algemene voorwaarden. Eisende partij heeft aangevoerd dat per abuis de verkeerde versie - een oude versie - van de algemene voorwaarden zijn meegestuurd met de dagvaarding.
2.2.
In de van toepassing zijnde algemene voorwaarden luidt artikel 13 lid 3 als volgt:
‘Domeinen Roerende Zaken kan bij enigerlei tekortkoming in de nakoming door de koper van een op hem rustende, uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting aan de koper, bij het uitblijven van de nakoming binnen de genoemde termijn op eerste aanschrijving van de verkopend ambtenaar, een schadevergoeding van € 250,00 opleggen onverminderd het recht op ontbinding en/of aanvullende schadevergoeding’.
Eisende partij heeft aangevoerd dat gedaagde partij op 12 juli 2021 is aangeschreven over de afhaaltermijn, het overschrijden daarvan en over de ontbinding van de koop. Daarnaast is de schadevergoeding aangezegd. Gedaagde partij is dus vroegtijdig op de hoogte gebracht van de gevolgen van zijn handelswijze. Eisende partij is en blijft van mening dat gedaagde partij de schadevergoeding van € 250,00 aan haar verschuldigd is.
2.3.
Eisende partij vordert in de inleidende dagvaarding een bedrag van € 250,00 aan schadevergoeding op grond van artikel 13 van de algemene voorwaarden. Ook de nieuwe versie van dit beding, zoals nader toegelicht door eisende partij in haar akte en als weergegeven onder 2.1., is naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de richtlijn 93/13 EG en een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.4.
In het algemeen heeft de consument geen belang bij het opnemen van een boetebeding omdat dit hem nadeel kan opleveren. De gebruiker van dit beding moet dus een voldoende zwaarwegend belang kunnen aanwijzen om dat beding toch op te nemen. Op basis van de ‘wederzijds kenbare belangen’ kan een boetebeding gerechtvaardigd zijn als het aan de volgende voorwaarden voldoet: 1. de gedraging waarop een boete is gesteld is (in alle gevallen) een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming door de consument om een boete (in plaats van het wettelijk handhavingsmechanisme) te rechtvaardigen, 2. de gestelde boete staat in een redelijke verhouding tot de voor de gebruiker te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld, of: de gestelde boete staat in een redelijke verhouding tot het belang voor de gebruiker van de verplichting waarop de boete is gesteld als prikkel tot nakoming.
2.5.
Over het overwogene onder 2.4. heeft eisende partij niets, danwel bijna niets gesteld. Eisende partij heeft niet uitgelegd waarom het bedrag van € 250,00 aan schadevergoeding redelijk is bij enigerlei tekortkoming, maar ook niet in dit geval. Zo is niet duidelijk gemaakt - in de dagvaarding maar ook niet in de nadere akte - of eisende partij schade lijdt als gevolg van enigerlei tekortkoming van een koper en of het in dit geval de gevorderde boete redelijk is ten opzichte van de tekortkoming. Evenmin is gesteld dat de boete dient als prikkel ter nakoming. Pas bij de nadere akte heeft eisende partij een creditfactuur overgelegd waaruit volgt dat de oorspronkelijke koopovereenkomst ziet op een bedrag van € 2.530,00. Dat een boete van bijna 10% ten opzichte van de oorspronkelijke koopsom redelijk is, heeft eisende partij evenmin onderbouwd.
2.6.
Het beding wordt daarom als onredelijk bezwaren en oneerlijk vernietigd. Daarmee valt de grondslag van de vordering weg en wordt de vordering afgewezen.
2.7.
Eisende partij wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze worden aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.

3.Beslissing

De kantonrechter:
1. wijst de vordering af;
2. veroordeelt eisende partij in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van gedaagde partij vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. B.C. Vink en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2023.
de griffier, de kantonrechter,