Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
25 januari 2023.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor het aannemelijk maken van een reëel risico op indirect refoulement bij de vreemdeling ligt. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Duitsland is uitgeprocedeerd en dat hij bij terugkeer naar Marokko een ernstig risico loopt op onmenselijke behandeling, omdat hij afvallig is van de Islam. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht aan Duitsland een risico loopt op (indirect) refoulement. Ook heeft hij geen concrete aanknopingspunten aangedragen dat de Duitse rechter hem niet zal beschermen tegen refoulement.
Wat betreft de medische zorg heeft de rechtbank geoordeeld dat het aan eiser is om aan te tonen dat zijn overdracht naar Duitsland een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn medische of psychische situatie met zich meebrengt. Eiser heeft echter geen relevante stukken ingediend die deze claim onderbouwen. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat verweerder de behandeling van de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Het beroep van eiser is kennelijk ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.